maandag 27 januari 2014

Motivatie

Wat is motivatie? 

Synoniemen van het woord „gemotiveerd‟ zijn “enthousiast en gedreven.” 
Leerlingen die gemotiveerd zijn, zijn dus enthousiast over de opdracht en ze zijn 
gedreven om een opdracht goed te kunnen maken. 

Welke beweegredenen hebben leerlingen waarom ze gemotiveerd of juist ongemotiveerd zijn. 
Wat zijn de huidige beweegredenen van de leerlingen? Wanneer hieruit blijkt dat deze leerlingen op het moment negatieve motieven hebben voor het gedrag dat ze nu in de praktijk laten zien, zal er gezorgd moeten worden dat deze leerlingen een beweegreden krijgen om gemotiveerd gedrag te kunnen laten zien. 

Motivatie bestaat uit twee soorten: intrinsieke en extrinsieke motivatie. Voor intrinsiek gemotiveerde leerlingen is de activiteit op zichzelf lonend. De beweegredenen zijn dan de behoefte om kennis op te doen, zich efficiënt te voelen bij het oplossen van problemen, zelf te kunnen bepalen wat men doet en welke resultaten men wil behalen en zoveel mogelijk succeservaringen na te streven en falen te vermijden. 

Motivatievariabelen
Categorie
Factor
Intrinsieke motivatievariabelen
- persoonlijke interesse
- persoonlijke kwaliteiten
- opvattingen over relevantie
- capaciteiten van leerling in relatie tot schoolvak
- algemeen zelfbeeld van de leerling
- ideeën over moeilijkheidsgraad van het vak
- tijdsdruk
Extrinsieke motivatievariabelen
- invloed van de docent
- invloed van medescholieren
- eisen vervolgstudie
- behaalde resultaten
- schoolsysteem
Keuzegerichte variabelen
- keuzemogelijkheid


Naast intrinsieke motivatie hebben leerlingen vaak ook een extrinsieke motivatie nodig hebben, omdat de taak op zich niet voldoende motivatie opwekt. Extrinsieke motivatie is een beweegreden die buiten de taak zelf ligt, een materiële of sociale beloning die door ouders of 
leerkrachten beloofd wordt. 

Wanneer dus blijkt dat de leerlingen de taak zelf niet lonend genoeg vinden, dus over te weinig intrinsieke motivatie beschikken, zal de leerkracht moeten zorgen voor een extrinsieke beweegreden. 

Hieronder staan een aantal voorbeelden van hoe motivatieproblemen zich kunnen uiten: 
  • Protestopmerkingen tijdens het geven van instructie en het verwerken van de leerstof. 
  • Lichaamstaal, zoals het onderuitgezakt zitten van een leerling, maar ook de gelaatsuitdrukking tijdens het werken. 
  • Treuzelen en niet onmiddellijk aan het werk gaan na de instructie 
  • Vluchtgedrag zoals het langdurig zoeken naar spullen, vaak door de klas lopen of veelvuldig naar de wc gaan. 
  • Eenzijdige keuze bij vrije activiteiten en gebrek aan eigen initiatieven 
  • Vroegtijdig stoppen met werken door op te geven 
  • Een zeer traag werktempo en dromerigheid 
  • Negatieve reacties bij het evalueren van het gemaakte werk.
[bron: Motivatie, je hebt het zelf in de hand. Over het motiveren van leerlingen door je eigen handelen te veranderen - Anne Lommen]


Tips om de motivatie te vergroten
Wat kunnen docent doen om de motivatie van de leerlingen te vergroten. Hier volgen een aantal tips.

Aansluiten bij persoonlijke interesse

Docenten moeten hun leerlingen constant stimuleren om voor hun persoonlijke interesses te durven uitkomen.
Relevantie

Naast interessante weblinks en videomateriaal, zorgt ook aansluiting op de actualiteit voor een toenemend besef van “het nut” van een vak.
Docent

Wanneer docenten hun eigen enthousiasme als inspiratiebron inzetten, nemen hun leerlingen dit enthousiasme over.
Keuzeaspect

‘Kiezen’ geeft de leerling het gevoel van eigenaarschap. In ieder vak kunnen keuzemogelijkheden ingebouwd worden, zodat er het gevoel van eigenaarschap ontstaat.


Tips voor docenten om de motivatie bij leerlingen te vergroten:

- Toon empathie naar leerlingen toe.
- Laat de leerling reflecteren op hun eigen kunnen.
- Geef goede en duidelijke uitleg.
- Bied leerlingen de mogelijkheid om zelf onderwerpen binnen het vak aan te dragen.
- Bied verrijkingsstof aan voor differentiatie.
- Positieve en duidelijke feedback, hierdoor zal de intrinsieke motivatie stijgen.
Tips voor docenten m.b.t. lesmateriaal en werkvormen:

- Werk met concrete voorbeelden dichtbij de eigen belevingswereld.
- Gebruik verschillende werkvormen en test die uit.
- Gebruik praktijkvoorbeelden om verbanden te leggen tussen het leren nu en het gebruik later.

[Bron: Hoe vergroot je de motivatie van de leerling? IVLOS, 2010]

Hoe haal je het beste uit jezelf

Hoe haal je het beste uit jezelf uit de uitzending van Netwerk (5 februari 2006)




zondag 26 januari 2014

Checkliste Lerntipps

Richtig lernen will gelernt sein. Die folgenden Lerntipps zu Organisation, Arbeitsumfeld und
Methoden lassen Dich einfacher und erfolgreicher lernen.


Lerntipps zur richtigen Organisation

- Verschaffe Dir einen Überblick über den Lernstoff. Erstelle eine Liste mit Themen, die Du bearbeiten musst. Erstelle Zusammenfassungen aller Themen, beispielsweise auf Karteikarten oder großen Plakaten.

- Fertige einen Lernplan an: Teile den Lernstoff in viele kleinere Portionen ein und halte zeitlich fest, wann Du Dich mit welchen Themen beschäftigst.

- Pausen einplanen: Nach maximal 90 Minuten solltest Du etwa 15 bis 20 Minuten Pause machen. Zwischendurch sind auch längere Pausen wichtig.

- Achte auf eine gesunde Ernährung. Greife zu leichter und gesunder Kost und trinke ausreichend.

- Beschäftige Dich nicht den ganzen Tag mit demselben Themengebiet: Wechsle jeweils nach einer Lernpause das Thema.

- Führe Dir Deine persönliche Motivation und Deine Ziele vor Augen.

- Überlege Dir, wie Du Dich belohnen kannst. Belohnungen sollten in Deinen Lernplan fest eingebaut sein.


Lerntipps für das richtige Umfeld

- Achte auf einen sauberen Arbeitsplatz. Du solltest alle Deine Unterlagen und benötigte Hilfsmittel griffbereit haben.

- Ruhe ist sehr wichtig, wenn Du Dich konzentrieren musst. Stelle Fernseher, Radio, Klingel und Telefon aus. Auch Ohrstöpsel können hilfreich sein.

- Licht spielt eine bedeutende Rolle beim Lernen. Tageslicht ist angenehm für die Augen und lässt Dich länger konzentriert arbeiten. Wenn es dunkler ist, sind Tageslichtlampen empfehlenswert.

- Sorge für gute Luft: Fenster öffnen oder im Winter regelmäßig durchlüften. Die Temperatur sollte für Dich angenehm und die Luft nicht stickig sein. 

- Du kannst auch in einer Bibliothek lernen. Dort herrscht ein besonders gutes Lernumfeld und Du wirst seltener abgelenkt.

- Trenne den Arbeitsplatz von Deinen Entspannungs- und Freizeit-Plätzen. Alternativ kannst Du Lernrituale wie ein „Lern-T-Shirt“ einführen.


Lerntipps für die richtigen Methoden

- Finde heraus, welcher Lerntyp Du bist. Folgende Lerntypen gibt es:

1. Der auditive Lerntyp
2. Der visuelle Lerntyp
3. Der kommunikative Lerntyp
4. Der motorische Lerntyp

- Finde Deine persönliche Lernzeit und passe Deinen Lernplan daran an. Versuche, zu dieser Zeit die schwierigen Themen zu behandeln.

- Verbinde unterschiedliche Methoden: Lies Texte laut vor, schreib Dir Wichtiges heraus oder markiere Informationen farbig. Mach Dir Stichpunkte oder fertige Zeichnungen oder Mindmaps an.

- Fertige sorgfältig Karteikarten an. Dadurch lernst Du bereits, während Du die Karten erstellst.

- Versuche, den Stoff zu visualisieren und finde Eselsbrücken.

- Wiederhole das Gelernte. Versuche zunehmend, die Inhalte frei aus dem Kopf zu ergänzen.

- Lass Dich abfragen. So kannst Du prüfen, ob Du die Inhalte verstanden hast und sie spontan verständlich erklären kannst.

- Lerne mit Kommilitonen. Ihr könnt gemeinsam Probleme diskutieren, Lösungen finden und erntipps austauschen. Dies ergänzt Dein eigenständiges Lernen.

- Lies Dir vor dem Schlafengehen den Stoff, den Du tagsüber gelernt hast, noch einmal durch.

- Am Tag vor der Prüfung solltest Du nichts Neues mehr lernen, sondern die Inhalte nur noch wiederholen.



Lerntipps für Kinder


Lerntipps für Kinder: Hausaufgabenkonflikte reduzieren



Lerntipps: Kinder beim Lernen motivieren



Lernen mit Kindern: Konzentration

http://www.youtube.com/watch?v=OK6Q1WXqzAQ


Lerntipps für Kinder: Selbständigkeit fördern

http://www.youtube.com/watch?v=mB2BsFaHjos


Selbstvertrauen: Mit Misserfolgen umgehen

http://www.youtube.com/watch?v=3mrHBAyAhr0

CASSA



CASSA is een letterwoord, bedoeld om de principes van efficiënt geheugengebruik samen te vatten. Het is dus een ezelsbruggetje om te helpen onthouden hoe men beter kan onthouden.


Onthouden gaat beter als er wordt gelet op:

Concentreren: aandachtig waarnemen is voorwaarde om achteraf iets te herinneren. Forceer de aandacht: "dit moet ik mij inprenten"

Associëren: om iets (moeilijks) te onthouden, zoek dan naar associaties (verbanden). Een tekening bij een woord. Een moeilijke datum? Het is misschien de optelling van twee gemakkelijke getallen. Een telefonische mededeling: verbind ze met de spreker, het uur, de plaats, of met iets anders (wat dan ook) wat aanspreekt.

Structureren: breng orde in de veelheid van te onthouden gegevens. Sorteer naar grootte, herkomst, taal, kleur, vorm, of andere kenmerken die opvallen.

Selecteren: probeer niet alles te onthouden. Kies wat er echt moet worden onthouden; zoek naar hoofdzaken en selecteer die.

Aanvaarden: weet dat "alles onthouden" onmogelijk is. Aanvaard die beperking.

zaterdag 25 januari 2014

Volition


Volition ist der Fachbegriff für das aus dem Alltag bekannte Phänomen der Willenskraft.








woensdag 22 januari 2014

10 tips om mensen te motiveren


10 tips om mensen te motiveren:

  • creëer een nood. Mensen worden sneller gedreven vanuit angst of gebrek, dan vanuit een positieve behoefte.
  • spreek hen aan op hun persoonlijke verantwoordelijkheid
  • creëer interesse en houd die levendig
  • pas toe in het leven. Levensechte voorbeelden en toepassingen verhogen de motivatie.
  • geef complimenten en aanmoediging
  • zorg voor gezonde competitie
  • straal zelf enthousiasme uit
  • erken de waarde van interne motieven van deelnemers
  • stimuleer interpersoonlijke relaties
  • geef deelnemers de keuze


Flashcards - Snel en gemakkelijk woordjes leren


Sommige leerlingen vinden het lastig om woordjes te leren, vooral als het er veel tegelijk zijn. Ga dan met “flashcards” te werken. Flashcards zijn (geheugen)kaartjes waarop je aan de ene kant het vreemde woord schrijft en op de andere kant de Nederlandse betekenis.





Stappenplan

  • Knip een aantal A4-vellen in stukken.
  • Noteer op de ene kant van de flashcard het vreemde woord en op de andere kant de Nederlandse betekenis.
  • Tel het aantal kaartjes dat je gemaakt hebt
  • Hussel de kaartjes een aantal keer. 
  • Je kunt dan stapeltjes maken van de woorden die je al kent en van de woorden die je nog niet kent. 
  • Je ziet dan heel snel effect, omdat de stapel met woorden die je kent steeds groter zal worden.


De voordelen van flashcards

  • Het grote voordeel van deze leermethode is dat je jezelf constant kunt overhoren en dat je de woordjes op een andere volgorde leert dan in het boek. 
  • Je kunt de kaartjes overal mee naartoe nemen, waardoor je ook zonder het boek nog even alles kunt doornemen. 
  • Flashcards zijn ook zeer geschikt om andere stof mee te leren zoals begrippen, jaartallen of wiskundige formules. 

zondag 19 januari 2014

Welke leervaardigheden pas ik goed toe?



Afvinklijst - "Welke leervaardigheden pas ik goed toe?"


0. Motivatie

o   is nieuwsgierig naar de mogelijkheden die de opdracht heeft
o   heeft een actieve leerhouding; komt met ideeën en probeert zoveel mogelijk te realiseren
o   ziet feedback als kans om te leren en niet als een bedreiging
o   heeft belangstelling voor actuele ontwikkelingen in het onderwerp van de opdracht
o   neemt uitdagingen aan die buiten eerdere ervaringen liggen
o   doet wat hij zegt: komt beloften en afspraken na; voelt zich verantwoordelijk voor de opdracht


1. Zelfkennis over leren

o   herkent en benoemt zijn sterktes en zwaktes en zet zijn of haar talenten in bij het werken aan de opdracht.
o   communiceert over de voor hem of haar meest geschikte plaats en tijd om te werken en leren


2. Zelfsturing

o   kan zelfstandig werken
o   noteert opdrachten en afspraken en heeft deze bij zich tijdens werkoverleg
o   gebruikt deze informatie om een planning op te stellen.
o   maakt een realistische inschatting van welke middelen/werkwijzen bruikbaar zijn
o   leeft de afspraken na wat betreft vorm/werkwijze en tijdstip.
o   gaat na of de doelen zijn gehaald en de inhouden, middelen en werkmethodiek bruikbaar zijn gebleken;
o   verklaart waarom het resultaat afwijkt van/ voldoet aan het gestelde doel
o   kan het eigen leerproces beoordelen en eventueel verbetervoorstellen doen
o   kan een urenverantwoording bijhouden en overleggen


3. Samenwerken

o   vraagt hulp aan medeleerling of docent bij onduidelijkheden
o   staat open voor feedback van medeleerling 
o   geeft opbouwende feedback aan medeleerling 
o   maakt in onderling overleg een taakverdeling.
o   legt samen afspraken vast rond tijdstip, vorm en werkwijze
o   leeft de afspraken ten aanzien van de eigen bijdrage na.
o   communiceert over zijn frustraties/ervaringen tijdens het groepswerk
o   communiceert over de eigen geleverde bijdrage


4. Analyseren – relateren – structureren

o   onderscheidt de belangrijke zaken van de minder belangrijke.
o   zoekt verbanden tussen onderdelen van de opdracht
o   haalt de essentie uit de opdracht


5. Concretiseren

o   past de verwerkte informatie zinvol toe bij het daadwerkelijk realiseren van de onderdelen van de opdracht
o   bereidt een real-life event voor, voert het enthousiast uit en verantwoordt de resultaten.
o   experimenteert met de mogelijkheden die de opdracht biedt.
o   geeft concrete mogelijkheden waarop de opdracht betrekking heeft
o   past zijn of haar kennis, inzichten en vaardigheden toe in het werken aan de opdracht.


6. Kritische verwerking

o   ontwikkelt een eigen mening ten aanzien van de opdracht.
o   accepteert de informatie niet zonder meer
o   kan zijn mening met duidelijke argumenten onderbouwen en hierover in discussie gaan met anderen en de opdrachtgever
o   denkt kritisch na over eigen producten
o   raadpleegt altijd meerdere bronnen om informatie te verzamelen
o   kan de kennis die gevonden is verwerken in een document en dit geordend presenteren aan anderen.




0. Motivatie

Motivatie loopt als rode draad door deze leervaardigheden:
Motiveren is de wil om te leren en te blijven leren. Motivatie bevordert het leergedrag en leervermogen zoals emoties opwekken: positieve gevoelens zoals zelfvertrouwen, betrokkenheid en enthousiasme opwekken en in stand houden en omgaan met negatieve emoties.

·         heeft juiste succesverwachtingen
·         is bereid om…
·         ziet relevantie van ….
·         heeft vertrouwen in…
·         ziet opbrengsten vanuit

VO: Voortgezet Onderwijs:

ziet feedback als kans om te leren en niet als een bedreiging gaat na wat zijn eigen capaciteiten zijn met betrekking tot de leerstof is gemotiveerd om van zijn eigen ervaringen te leren.
1. Zelfkennis over leren

Kennis over de eigen leerstijl:
over de manier waarop men het leren aanpakt
·         heeft zicht op sterktes en zwaktes in eigen leren
·         kent zijn eigen leerstijl
·         weet in welke situaties hij het beste kan leren.
·         heeft een realistisch zelfbeeld ontwikkeld op basis van betrouwbare gegevens en kan daarover communiceren
·         kan communiceren over eigen interesses, capaciteiten en waarden.

VO:

·         herkent en benoemt zijn sterktes en zwaktes.
·         kent de situatie (tijd/plaats) waarin hij gestimuleerd wordt om te leren.
·         creëert op basis van zijn kennis over de voor hem stimulerende situatie een geschikt leerklimaat.
·         kent verschillende leerstijlen.
·         is bereid zijn leerstijl zo nodig aan te passen met het oog op de te bereiken doelen.
·         communiceert over zijn leerstijl.
2. Zelfsturing

Zijn studie zelf in handen nemen en houden, de organisatie ervan:

oriënteren: kan zelf vaststellen wat hij met de uitvoering van een taak moet bereiken (doel), hoe hij de taak moet aanpakken (welke hulpmiddelen; hoe aansluiten bij voorkennis).

plannen: kan een plan maken over de wijze waarop hij een taak aanpakt, de benodigde tijd inschatten en het resultaat van het werk beschrijven.

bijsturen: een taak verloopt zelden zoals gepland en verwacht. Hij kan een planning bijstellen en alternatieve leeractiviteiten kiezen.

reflecteren: Kan overdenken wat er tijdens het leren is gebeurd en kan nadenken over zijn eigen leerervaring bij samenwerking en taakverdeling.
VO:

kan zelfstandig werken (docent bepaalt wat en hoe geleerd wordt en de doelen);
kan zelfstandig leren (docent bepaalt de inhoud en de doelen, student het hoe);
oriënteren:
·         selecteert en raadpleegt diverse informatiebronnen en kanalen met het oog bruikbaarheid voor de te bereiken doelen.
·         verzamelt al observerend informatie.

een realistische werk- en tijdsplanning maken op korte en lange re termijn.
·         noteert opdrachten/ uurrooster/lesomschrijving/…
·         gebruikt deze informatie om een planning op te stellen.
·         maakt een realistische inschatting van welke middelen/werkwijzen bruikbaar zijn
·         kiest middelen/werkwijze om de planning uit te voeren.
·         leeft de afspraken na wat betreft vorm/werkwijze en tijdstip.

reflecteert over zijn leerproces, beoordeelt de doelmatigheid en stuurt zonodig bij:
·         gaat na of de doelen zijn gehaald en de inhouden, middelen en werkmethodiek bruikbaar zijn gebleken;
·         gaat na of hij zijn afspraken wat betreft vorm, werkwijze en tijdstip gehaald heeft.
·         gaat na of het resultaat overeenkomt met de verwachtingen.
·         verklaart waarom het resultaat afwijkt van/ voldoet aan het gestelde doel
·         past zonodig de middelen/werkwijze/tijdschema aan om het vooropgestelde doel te bereiken
·         trekt toekomstgerichte conclusies uit leerervaringen.
·         communiceert over zijn planning, reflectie en bijsturing.
·         kan communiceren over zijn ervaringen en gevoelens tijdens het leerproces
·         kan het eigen leerproces beoordelen en eventueel verbetervoorstellen doen

3. Samenwerken

Leren van elkaar en met elkaar:
kennis
vaardigheden, ook sociale
houdingen en waarden
Hiermee positief effect op:
Kennisconstructie
Motivatie
Sociale vaardigheden
Leren leren
samenwerken: denkt samen dóór over wat gezegd is, toegepast of beantwoord moet worden en vormt zich daarover een mening. Analyseert samen een complexe situatie, beziet een kwestie van verschillende kanten, krijgt een theorie helder of analyseert een lastig probleem en lost dit op.
Het samenwerken is gericht op het bereiken van gemeenschappelijke doelen en daarom is er tussen de lerenden wederzijdse afhankelijkheid
VO:

elkaar verduidelijking geven:
·         vraagt hulp aan medestudent of docent bij onduidelijkheden
·         beantwoordt vragen van medestudenten

elkaar feedback geven over gemaakte opdrachten:
·         staat open voor feedback van medestudenten
·         geeft opbouwende feedback aan medestudenten

efficiënt samenwerken aan een groepswerk:
·         maakt in onderling overleg een taakverdeling.
·         legt samen afspraken vast rond tijdstip, vorm en werkwijze
·         leeft de afspraken ten aanzien van de eigen bijdrage na.
·         spreekt anderen aan op hun beloofde afspraken.
·         communiceert over zijn frustraties/ervaringen tijdens het groepswerk
·         communiceert over de eigen geleverde bijdrage

4, analyseren – relateren – structureren

De delen zien
Verbanden leggen:
tussen de leerstof en wat je al weet (uit andere vakken, uit eerdere hoofdstukken, uit ervaring)
tussen de details en de grote lijnen van de leerstof
Overzicht hebben
VO:


·         onderscheidt de belangrijke zaken van de minder belangrijke.
·         herhaalt basisideeën van de les.
·         maakt overzicht schema’s van de leerstof.
·         bedenkt voorbeelden bij de leerstof steunende op zijn ervaring.
·         zoekt verbanden tussen onderdelen van de leerinhoud en het grotere geheel
·         haalt de essentie uit de leerstof

5. Concretiseren

concrete situaties aangeven waarop de leerstof betrekking heeft
voorbeelden geven
de leerstof ‘toepassen’, gebruiken in het dagelijks leven en in beroepssituaties
VO

·         past de verwerkte informatie zinvol toe in soortgelijke situaties.
·         bereidt een onderzoek of practicum voor, voert het uit en verantwoordt de resultaten.
·         experimenteert met de leerstof.

6. Kritische verwerking

De leerstof niet zonder meer accepteren
zijn argumenten met die van anderen vergelijken
aangeven van alternatieven, ontwikkelen van een eigen visie
De lerende die de leerstof kritisch verwerkt,
double loop (kritische reflectie, doordenken van beslissingen, leren van fouten)
informatiebronnen kritisch selecteren en verwerken Kennis is informatie waar de lerende een eigen betekenis en een eigen invulling aan heeft gegeven. Kennis is dus informatie die iemand zich "eigen" heeft gemaakt

het vermogen tot kritische reflectie: wat is de waarde van het geleerde voor jezelf?



·         maakt onderscheid tussen feiten en meningen/ standpunten en argumenten.
·         selecteert en brengt bronnen samen op een kritische manier
·         weet de verschillende informatiebronnen op juistheid en berouwbaarheid te schatten
·         ontwikkelt een eigen mening ten aanzien van het behandelde onderwerp.







IQ




Beelddenkers - visual-spatial learners

  
Beelddenker:
[visueel ruimtelijk]
Woorddenker:
[auditief volgorderlijk]
Sterke rechter hersenhelft
Sterke linker hersenhelft
Denkt primair in beelden
Denkt primair in woorden
Is visueel sterk
Is auditief sterk
Kan goed met ruimte omgaan
Kan goed met tijd omgaan
Leert vanuit overzicht
Leert stapje voor stapje
Begrijpt het meteen of (nog) niet
Leert met vallen en opstaan
Begrijpt complexe concepten makkelijk, heeft moeite met eenvoudige taken
Presteert goed als moeilijkheidsgraad geleidelijk wordt verhoogd
Is goed in synthese, samenvoegen, verbanden leggen
Is een analytische denker
Werkt vanuit het grote beeld, kan details over het hoofd zien
Werkt vanuit onderdelen naar het geheel. Schenkt aandacht aan details
Kan goed kaart lezen
Volgt mondelinge instructies goed op
Is beter in wiskundig redeneren dan in cijferen
Kan goed rekenen
Leert hele woorden gemakkelijk
Kan klanken gemakkelijk leren
Moet woorden visualiseren alvorens ze te kunnen spellen
Kan woorden spellend uitspreken
Geeft de voorkeur aan toetsenborden om te schrijven
Kan snel en netjes schrijven
Ordent en organiseert op geheel eigen wijze
Is goed georganiseerd
Vindt intuïtief de juiste oplossing
Kan stappen in het werk makkelijk verduidelijken
Leert het beste door verbanden te zien
Kan goed uit het hoofd leren, stampen
Goed visueel lange termijn geheugen
Goed auditief korte termijn geheugen
Leert concepten voor de eeuwigheid, haakt af bij stampwerk en herhaling
Heeft soms herhaling nodig om het geleerde te blijven onthouden
Ontwikkeld eigen methoden om problemen op te lossen
Leert goed via instructie
Is erg gevoelig voor de houding van de leraar
Leert onafhankelijk van emotionele reacties
Bedenkt bijzondere oplossingen van problemen
Voelt zich goed bij één juist antwoord
Ontwikkelt zich asynchroon (onevenwichtig)
Ontwikkelt zich redelijk evenwichtig
Kan erg onregelmatige cijfers halen
Haalt in de regel hoge cijfers
Geniet van meetkunde en natuurkunde
Geniet van algebra en scheikunde
Leert de talen op locatie door onderdompeling
Leert de talen in de klas/les door onderwijs
Is creatief, ambachtelijk, technologisch emotioneel of spiritueel begaafd
Is academisch getalenteerd
Is een laatbloeier
Is een vroegbloeier



Ways elementary school teachers can help visual-spatial learners:

1. Reading: The lucky ones teach themselves how to read before they go to school. They need meaning, and respond to language experience and whole language approaches. They do not learn by phonics alone, and they cannot divide a word like “bat” into three sounds and then blend the sounds together. They can grasp prefixes, roots and stems early on. They also can learn basic phonics rules.

2. Spelling: Write each spelling word on a sheet of paper using different colours and big letters. The learner looks at the word, closes eyes and visualizes the word, spells it orally backward and forward, then writes it forward.

3. Put spelling words and other assignments on hand-outs. Do not expect them to copy correctly from the chalkboard or take letter-by-letter dictation correctly.

4. Have the learner sit in front of the room to minimize distractions but at least four to six feet from the chalkboard.

5. Give oral tests and untimed tests.

6. Find ways other than writing by hand for the learner to demonstrate competency. Give two grades on papers - one for content and one for mechanics.

7. Pause during verbal presentations so the learner can visualize what was said.

8. Use rhythm and music to enhance learning.

9. Allow the learner to tape lectures and discussions.

10. Inform a parent if assignments are not being turned in or classwork is not being done and see if brainstorming together produces a solution.

11. Relish and reward diversity and divergent thinking.