De Duits-Amerikaanse psycholoog Erikson is een van de
grondleggers van het psychosociaal onderzoek naar identiteit. 
Kenmerkend voor de theorie van Erikson is het bereiken van een eigen identiteit. Dit is reikt als een samenhangende persoon is ontstaan, van waaruit iemand zichzelf en de omringende wereld bekijkt. Daarvoor is wel nodig dat je jezelf accepteert zoals je werkelijk bent. Daarnaast is eveneens nodig dat je je leert identificeren met de cultuur waarin je leeft. De kern van zijn theorie is dat mensen zich ontwikkelen door het doorleven van identiteitscrisissen.
Kenmerkend voor de theorie van Erikson is het bereiken van een eigen identiteit. Dit is reikt als een samenhangende persoon is ontstaan, van waaruit iemand zichzelf en de omringende wereld bekijkt. Daarvoor is wel nodig dat je jezelf accepteert zoals je werkelijk bent. Daarnaast is eveneens nodig dat je je leert identificeren met de cultuur waarin je leeft. De kern van zijn theorie is dat mensen zich ontwikkelen door het doorleven van identiteitscrisissen.
Erikson verdeelt de
identiteitsontwikkeling in acht fasen van een mens als de belangrijke taak voor
het volwassen worden. De belangrijkste vooronderstellingen van zijn theorie komen
uit de psychoanalytische leer. Hierbij gaat het om het ‘eigen ik’ ontwikkelen,
en ook om de ontwikkeling van de sociale identiteit. De context speelt een
belangrijke rol. Dus het lichaam, de geest en de omgeving hebben invloed op de
identiteitsontwikkeling van een jong mens.
Erikson start met acht
fasen in de ontwikkeling. Hij gaat ervan uit dat iedereen dezelfde fasen doorloopt.
Dus iedereen ontwikkelt zich langs dezelfde weg, maar in elke fase zit een vorm
van conflict dat persoonlijk opgelost moet worden. De mate van oplossing van
het conflict maakt dat levens anders verlopen. De omgeving speelt een rol bij
het oplossen van conflicten. Het gaat om het geven van veiligheid en vertrouwen
in het eigen kunnen. Het leren van sociale vaardigheden en daarmee het
ontwikkelen van de sociale identiteit maakt dat de volgende activiteit
inclusief conflict in de volgende leeftijdsfase ondernomen kan worden. Het verbindingen
leggen en commitments willen aangaan is belangrijk voor de identiteitsvorming.
Alle fasen inclusief crisissen of conflicten worden doorlopen.
FASE 
 | 
  
LEVENSTAAK 
 | 
  
LEEFTIJD 
 | 
  
WAARDE 
 | 
 |
1 
 | 
  
Zuigeling 
oraal-sensorisch stadium 
 | 
  
fundamenteel
  vertrouwen versus fundamenteel wantrouwen 
 | 
  
0-1 jaar 
 | 
  
Hoop 
 | 
 
Belangrijkste
  relatie: Moeder 
Psychosociaal
  leergebied: krijgen, geven, terugkrijgen 
 | 
 ||||
In de eerste fase
  ontstaat het vertrouwen dat de verzorger er altijd is, zodat het kind
  vertrouwen in de omgeving en de wereld om hem heen verkrijgt. Uit diverse
  onderzoeken is gebleken dat het belangrijk is dat verzorgers het kind een
  veilige basis bieden en het kind van daaruit aanmoedigen op onderzoek uit te
  gaan. Voor het verschaffen van een veilige basis is een invoelend begrip en
  sensitiviteit voor het gehechtheidsgedrag van het kind nodig en de bereidheid
  en de wil hieraan tegemoet te komen. Vervolgens de erkenning dat boosheid van
  kinderen vooral voortkomt uit frustraties van hun behoefte naar liefde,
  affectie en zorg. Sensitieve verzorgers ontwikkelen een veilige en stabiele
  band met hun kinderen, omdat ze adequaat op de wensen en behoeften van hun
  kinderen reageren. Lees ook dit artikel over hechting. 
 | 
 ||||
FASE 
 | 
  
LEVENSTAAK 
 | 
  
LEEFTIJD 
 | 
  
WAARDE 
 | 
 |
2 
 | 
  
Peuter, anaal-musculair  
 | 
  
autonomie versus
  twijfel en schaamte 
 | 
  
1-3 jaar 
 | 
  
Wil 
 | 
 
Belangrijkste
  relatie: Ouders 
Psychosociaal
  leergebied: vasthouden, laten gaan 
 | 
 ||||
De omgeving moedigt
  onafhankelijkheid en exploratief gedrag aan van het kind. De ouders kunnen
  verstikkend en overbeschermend zijn of ze laten het kind juist aan hun lot
  over. In beide gevallen wordt de exploratiedrang van het kind geremd en loopt
  zijn ontwikkeling schade op. 
 | 
 ||||
FASE 
 | 
  
LEVENSTAAK 
 | 
  
LEEFTIJD 
 | 
  
WAARDE 
 | 
 |
3 
 | 
  
Kleuter,  
locomotorisch stadium 
 | 
  
initiatief versus
  schuld 
 | 
  
3-6 jaar 
 | 
  
Doelgerichtheid 
 | 
 
Belangrijkste
  relatie: Gezin, relaties 
Psychosociaal
  leergebied: er achter aan gaan, spelen 
 | 
 ||||
Het kind leert zelf
  activiteiten ondernemen en taakjes verrichten, zoals het aan- en uitkleden.
  In deze fase zal hij allerlei activiteiten ondernemen en ondernemingszin aan
  de dag leggen. Het kind heeft plezier met wat hij doet en tot stand brengt.
  Het kind kan ook onvoldoende ruimte krijgen zijn ondernemingszin uit te
  leven, of hij krijgt te weinig veiligheid en structuur aangeboden. In deze
  gevallen zal het kind zich schuldig gaan voelen in plaats van te genieten van
  wat het bereikt. 
 | 
 ||||
FASE 
 | 
  
LEVENSTAAK 
 | 
  
LEEFTIJD 
 | 
  
WAARDE 
 | 
 |
4 
 | 
  
Schoolkind, latentie 
 | 
  
vlijt versus
  minderwaardigheid 
 | 
  
6-12 jaar 
 | 
  
Competentie 
 | 
 
Belangrijkste
  relatie: buurt en school 
Psychosociaal
  leergebied: iets afmaken, samen ergens aan werken 
 | 
 ||||
Het kind leert in
  deze fase lezen, schrijven, rekenen, handenarbeid, muziek instrument
  bespelen, sporten, enz. Het kind ontwikkelt zich volop. Vertrouwen in het
  eigen kunnen is belangrijk (zelfvertrouwen). Dat ontstaat als het kind
  aangemoedigd en positief bekrachtigd wordt. Het kind zal dan een positief
  zelfbeeld ontwikkelen, het gevoel dat hij er mag zijn en de moeite waard is.
  Bij onvoldoende positieve bekrachtiging of voortdurende negatieve bejegening,
  dreigt het gevaar dat er een gevoel van tekortschieten ontstaat en een gevoel
  van minderwaardigheid. Het kind voelt zich minderwaardig en ontwikkeld een
  laag zelfbeeld. 
 | 
 ||||
FASE 
 | 
  
LEVENSTAAK 
 | 
  
LEEFTIJD 
 | 
  
WAARDE 
 | 
 |
5 
 | 
  
Adolescentie 
 | 
  
identiteit versus
  rolverwarring 
 | 
  
12-20 jaar 
 | 
  
Trouw 
 | 
 
Belangrijkste
  relatie: Leeftijdsgenoten, rolmodellen 
Psychosociaal
  leergebied: jezelf zijn, jezelf delen 
 | 
 ||||
De seksuele rijping
  wordt ingezet, de kindertijd loopt ten einde. Het lichaam groeit snel en de
  geslachtelijke rijping vindt plaats. Het leven lijkt soms op de kop te staan,
  het is zoeken naar een juist evenwicht. De puber / adolescent ontwikkelt een
  eigen identiteit. Er kan ook rolverwarring plaatsvinden, bij voorbeeld op
  basis van twijfels aangaande de eigen seksuele identiteit. 
 | 
 ||||
FASE 
 | 
  
LEVENSTAAK 
 | 
  
LEEFTIJD 
 | 
  
WAARDE 
 | 
 |
6 
 | 
  
Vroege volwassenheid 
 | 
  
Aansluiting bij
  anderen versus isolement 
 | 
  
begin twintig tot
  midden dertig 
 | 
  
Liefde 
 | 
 
Belangrijkste
  relatie: partners, vrienden 
Psychosociaal
  leergebied: verliezen en jezelf in een ander vinden 
 | 
 ||||
In deze fase staat
  de mens voor de ontwikkelingstaak een wederkerige en intieme relatie op te
  bouwen. 
 | 
 ||||
FASE 
 | 
  
LEVENSTAAK 
 | 
  
LEEFTIJD 
 | 
  
WAARDE 
 | 
 |
7 
 | 
  
Middelbare volwassenheid 
 | 
  
Openstaan voor
  verandering versus stagnatie (voortplanting tegenover alleen blijven) 
 | 
  
midden dertig tot
  midden vijftig - midden zestig 
 | 
  
Zorg 
 | 
 
Belangrijkste
  relatie: kinderen, collega’s, deskundigheid 
Psychosociaal
  leergebied: scheppen, zorgen 
 | 
 ||||
Het doorgeven aan de
  volgende generatie van wat men belangrijk en waardevol vindt aan waarden,
  normen, geloof, ontwikkeling, staat centraal. Men ontwikkelt zich vaak ook in
  creativiteit en op geestelijk gebied. In het voortbrengen van kinderen ziet Erikson
  het vermogen om afstand te doen van eigen belangen en de aandacht te
  concentreren op het belang van kinderen.  
 | 
 ||||
FASE 
 | 
  
LEVENSTAAK 
 | 
  
LEEFTIJD 
 | 
  
WAARDE 
 | 
 |
8 
 | 
  
Late volwassenheid,
  ouderdom 
 | 
  
zelfvertrouwen
  versus wanhoop 
 | 
  
vanaf midden vijftig
  tot de dood 
 | 
  
Wijsheid 
 | 
 
Belangrijkste
  relatie: Mensheid of het nageslacht 
Psychosociaal
  leergebied: zijn, door geweest zijn, oog in oog met dood 
 | 
 ||||
Terugkijkend op zijn
  leven zou de ouder wordende mens zich af kunnen vragen of zijn/haar leven wel
  of geen zin heeft gehad.  Kernbegrippen
  in deze fase zijn ontwikkeling, verantwoording en aanvaarding. 
 | 
 ||||