Complimenteren is hedendaags
vrij populair. Je hoor regelmatig mensen ervoor pleiten om veel te
complimenteren. Maar complimenten zijn niet per definitie goed. In het boek
Improving  Academic Achievement heeft
Carol Dweck een hoofdstuk geschreven met als titel ‘Messages that motivate’. In
dit hoofdstuk legt zij haar theorie over de fixed mindset en de growth mindset
uit. Mensen met een fixed mindset zien intelligentie als een mind of meer
vastliggende eigenschap: je hebt er een bepaalde mate van en er is niet veel
dat je er aan kunt doen om het te veranderen. Mensen met een growth mindset zien
intelligentie als ontwikkelbaar. Ze zien presteren vooral als een kwestie van
inspanning. Carol Dweck heeft overtuigend aangetoond via veel experimenten dat
het veel uitmaakt voor je functioneren en ontwikkeling wat voor mindset je
hebt. De tabel hieronder laat deze verschillen zien.
Fixed
  mindset 
 | 
  
Growth
  mindset 
 | 
 |
Wat wil
  de student bereiken? 
 | 
  
Intelligent
  overkomen zelfs als dat ten koste gaat van leren en het aangaan van
  uitdagingen 
 | 
  
Nieuwe dingen leren
  zelfs als die moeilijk of riskant zijn 
 | 
 
Hoe
  wordt falen gezien? 
 | 
  
Als een indicatie
  van een lage intelligentie 
 | 
  
Als een indicatie
  van geringen inspanning of een slechte strategie 
 | 
 
Hoe
  wordt inspanning gezien? 
 | 
  
Als een indicatie
  van een lage intelligentie 
 | 
  
Inspanning activeert
  en benut intelligentie 
 | 
 
Kenmerken
  reactie na tegenslag of falen 
 | 
  
Minder inspanning 
 | 
  
Meer inspanning 
 | 
 
Zelfondermijnende
  defensiviteit 
 | 
  
Hoog: niet bereid om
  eigen onwetendheid onder ogen te zien en mislukking te riskeren 
 | 
  
Laag: gretig om te
  leren en open voor feedback over fouten 
 | 
 
Presenteren
  na tegenslag 
 | 
  
Verslechterd 
 | 
  
Gelijk of verbeterd 
 | 
 
Het is zichtbaar dat
de growth mindset aantrekkelijker is in veel opzichten. Vervolgens legt Carol Dweck
uit wat voor rol docenten en ouders kunnen spelen bij het aanleren van een growth
mindset bij kinderen. In het bijzonder gaat ze in op de rol van complimenten.
Ze vergelijkt twee vormen van complimenteren: procescomplimenten en
eigenschapcomplimenten. 
Bij procescomplimenten
prijs je het kind voor zijn of haar goed inspanning of effectieve strategie
(“Je moet wel hard gewerkt hebben” of: “Je moet wel een goede aanpak gebruikt
hebben”). 
Bij
eigenschapcomplimenten complimenteer je het kind met een eigenschap, een of
anderen interne en vastliggende kwaliteit (“Je hebt het goed gedaan, je moet
wel erg slim zijn”). De tabel hieronder toont verschillende effecten van deze
twee stijlen van complimenteren.
Complimenteren
  over 
eigenschappen 
 | 
  
Complimenteren
  over 
inspanning
  / strategie 
 | 
 |
Impact
  op hoe het kind de eigenschap ziet 
 | 
  
Als onveranderbaar:
  of je bent ergens goed in of je bent dat niet 
 | 
  
Als ontwikkelbaar:
  presteren is een kwestie van inspanning en/of effectieve strategieën 
 | 
 
Tevredenheid
  na succes 
 | 
  
Hoog 
 | 
  
Hoog 
 | 
 
Reactie
  op uitdagingen 
 | 
  
Vermijding 
 | 
  
Enthousiast 
 | 
 
Tevredenheid
  na moeilijkheden of falen 
 | 
  
Laag 
 | 
  
Hoog 
 | 
 
Volharding
  na moeilijkheden of falen 
 | 
  
Laag 
 | 
  
Hoog 
 | 
 
Defensiviteit
  na moeilijkheden of falen (bijvoorbeeld liegen over de eigen prestaties) 
 | 
  
Hoog 
 | 
  
Laag 
 | 
 
Presteren
  na moeilijkheden of falen 
 | 
  
Verslechterd 
 | 
  
Verbeterd 
 | 
 
In het onderstaande
schema geven we voorbeelden van de effecten op het denken, de gevoelens en op
het gedrag. We gaan daarbij in op het geven van feedback vanuit een growth mindset,
omdat juist op dit punt de kracht van de docent ligt om leerlingen te
motiveren.
Voorbeeld 
 | 
  
“Je bent erg slim” 
 | 
  
“Dat heb je goed
  gedaan” 
 | 
 
Effect op het
  denken. 
 | 
  
Bevordert fixed
  mindset. 
 | 
  
Bevordert growth
  mindset. 
 | 
 
Effect op de
  gevoelens. 
 | 
  
Bevordert gevoel van
  trots en tevredenheid. 
 | 
  
Bevordert gevoel van
  trots en tevredenheid. 
 | 
 
Effect op het
  gedrag. 
 | 
  
Vermijden van
  uitdagingen.  
Minder
  inspanning/inzet.  
Minder
  doorzettingsvermogen. 
Defensieve reactie
  op mislukkingen. 
 | 
  
Uitdagingen
  oppakken. 
Meer
  inspanning/inzet. 
Meer doorzetten. 
Leren van fouten. 
 |