De achtbaan is een model voor cyclische
beleidsontwikkeling. De vier fasen van de cyclische beleidsontwikkeling worden
voorgesteld als stations waarlangs de verschillende beleidsmakers in de school
hun rondjes trekken. Na elke fase worden aanwijzingen gegeven voor de
oplevering van producten ter afsluiting van een fase.
In zes hoofdstukken wordt ingegaan op:
- wat is beleid,
- waarom maak je beleid,
- hoe maak je beleid,
- wie maakt beleid,
- wanneer wordt beleid gemaakt,
- en wat levert beleid op.
Vier fases
Volgens dit model doorloopt het beleidsvormingsproces de volgende
vier fases:
VASTSTELLEN
(de goede dingen doen)
|
Beleidsvaststelling. Bij het vaststellen van het beleid
geeft de directie onder meer aan welke doelstellingen er zijn en waar de
prioriteiten liggen.
Doen we de
dingen goed?
·
Wat zijn onze sterke en zwakke punten?
·
Hoe staan we ervoor?
·
Wat zijn de plannen voor de toekomst?
·
Wat zijn de prioriteiten?
·
Wat zijn de doelen?
|
UITVOEREN
(de dingen goed doen)
|
Beleidsuitvoering. Deze ideeën worden in de tweede fase
vertaald in de daadwerkelijke uitvoering.
Hoe doen we de
dingen goed?
·
Hoe werken we aan de doelen?
·
Wat gaan we komend jaar doen?
·
Hoe informeren we de betrokkenen?
·
Hoe prioriteren we?
·
Hoe gaan we concreet aan de slag?
|
EVALUEREN
(doen we de dingen goed)
|
Beleidsevaluatie. In de derde fase volgt de evaluatie.
Hoe goed doen we
de dingen?
·
Hoe verloopt de uitvoering?
·
Wat gebeurt er in de school?
·
Is er voldoende facilitering?
·
Is er tussentijdse bijstelling nodig?
|
BIJSTELLEN
(doen we de goede dingen)
|
Beleidsbijstelling. De resultaten van leerlingen én
problemen die zich gaandeweg het project voordoen, vormen de basis voor fase
vier, het bijstellen van het beleid.
Hebben we de
dingen goed gedaan?
·
Zijn er wijzigingen in het beleid?
·
Zijn er andere mensen betrokken?
·
Wat kan beter?
·
Wat moet anders?
|
Drie niveaus
Deze cyclus wordt weergegeven als een acht om te
accentueren dat het niet alleen om de vier fases gaat, maar dat er ook
verschillende niveaus in de organisatie bij zijn betrokken.
STRATEGISCH NIVEAU
|
Op strategisch niveau stelt de directie de voornemens
op lange termijn, de visie en de doelstelling vast.
Bieden we onze leerlingen voldoende mogelijkheid tot
optimale ontwikkeling?
Stel mezelf daarbij de volgende vragen: Welke visie
hebben de beleidsmakers op onderwijs? Wie willen we betrekken op de
visieontwikkeling? Welke onderwerpen nemen een prominente plaats in in ons
beleidsplan? Welke middelen stellen we beschikbaar om de diverse
beleidsthema’s te kunnen vormgeven? Welke competenties / eisen hebben we /
moeten we ontwikkelen om ons beleid te kunnen vormgeven en wat is?
Macroniveau. Door bestuur / directie (breed overzicht,
weinig detail).
Keyword: 'voordenken'.
|
TACTISCHE NIVEAU
|
Op het tactische niveau worden deze hoofdlijnen
vertaald naar concrete uitvoeringsplannen en actieplannen.
Welke mogelijkheden bieden we onze leerlingen voor
optimale ontwikkeling?
Stel mezelf daarbij de volgende vragen: Wat moeten
leerlingen kunnen en kennen van onderbouw naar bovenbouw? Welke programma’s
ontwikkel ik voor alle leerlingen / voor excellente leerlingen / voor
achterstandsleerlingen? Welke methodes gebruiken we? Welke scholing heb ik
georganiseerd? Hoe volgen we de voortgang van de leerlingen? Heb ik een
PDCA-cyclus ingebouwd? Analyseer ik de voortgang systematisch?
Mesoniveau. Door sectordirectie / middenmanagement.
|
OPERATIONEEL NIVEAU
|
Op operationeel niveau volgt dan de concrete uitwerking
van de plannen.
Hoe bieden we onze leerlingen de mogelijkheid tot
optimale ontwikkeling?
Stel mezelf daarbij de volgende vragen: Welke methodes
gebruik ik als docent? Ben ik als docent in staat om vorm te geven aan
klassenmanagement? Hoe monitor ik als docent de voortgang op leerlingniveau?
Hoe het gesteld met mijn didactisch repertoire? Ben ik als docent in staat te
differentiëren in mijn les? Hoe ga ik om met de verschillende niveaus die
leerlinge hebben? Hoe signaleer ik als docent achterstanden? Hoe werk ik samen
met collega’s in en buiten school?
Microniveau. Door docenten en OOP (veel detail, beperkt
overzicht).
Keyword: 'nadenken'.
|
De vier fasen van de beleidscyclus (vaststellen,
uitvoering, evaluatie en bijstelling) zijn te vergelijken met een evenzoveel
stations, waarlangs de verschillende beleidsmakers op school hun rondjes
trekken. Elk jaar wordt de Achtbaan één keer doorlopen en krijgt iedereen -
directie, middenmanagement, docenten en OOP - vanuit eigen verantwoordelijkheid
en bevoegdheid de kans om een bijdrage te leveren aan de verbetering van het
primair proces. Zo kan iedere geleding zijn eigen rol spelen in het proces van
beleidsontwikkeling.
Alle schakels in de Achtbaan (de fases en de niveaus)
zijn onmisbaar voor het succesvol uitvoeren van het beleid. Als elk niveau zijn
verantwoordelijkheden neemt en zorg draagt voor de kwaliteit, wordt de
uitvoering van beleid een succes.
Door de Achtbaan te doorlopen wordt het draagvlak
vergroot en worden de deskundigheden die op school aanwezig zijn benut.
Topdown en bottom
up
De beweging in het model loopt zowel topdown – met de
schoolleiding als eindverantwoordelijke voor visie, missie, uitgangspunten en
doelen – als bottom up – met docenten als bron van ervaringen, deskundigheden
en ideeën. Een goede schoolleider distribueert het leiderschap in zijn
organisatie. Hij creëert een podium voor de diversiteit aan kwaliteiten en
ideeën in zijn school, maar is ook helder over de rolverdeling
(verwachtingenmanagement). Zelf blijft hij in principe in zijn helikopter. Maar
hij moet als dat nodig is wel kunnen schakelen tussen het strategische,
tactische en operationele niveau.