dinsdag 25 augustus 2015

Talenten, leermotivatie, onderzoekende houding en zelfbeeld


Talenten (Intelligentie en vaardigheden)

Schema talenten

Intelligenties
Specifieke intelligenties:
-verbaal-linguïstisch
-logisch-mathematisch
-visueel-ruimtelijk
-muzikaal-ritmisch
-lichamelijk-kinesthetisch
-naturalistisch
-interpersoonlijk
-intrapersoonlijk

Algemene intelligentie:
-informatieverwerkingscapaciteit
-vermogen tot abstract denken


Vaardigheden
Hogere-orde denkvaardigheden:
-analyseren
-evalueren
-creëren

Creatieve denkvaardigheden:
-ideeën kunnen genereren
-hoeveelheid verschillende ideeën
-originaliteit van ideeën

Onderzoeksvaardigheden:
-vaardigheden om door stappen van onderzoekscyclus heen te gaan

Metacognitieve vaardigheden en zelfregulatie:
-belang van leren inzien
-weten hoe je effectief kunt leren
-reflecteren op het eigen leren
-eigen leerproces sturen



De grootste voorspeller voor het leveren van prestaties is intelligentie. Een kind met een hoge intelligentie heeft meer potentie om goed te presteren dan een kind met een lage intelligentie. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen specifieke intelligenties en algemene intelligentie. Specifieke intelligentie wil zeggen dat een kind een hoog niveau van kennis en vaardigheden heeft op een bepaald gebied, waarbij in de meervoudige intelligentie theorie (M.I.) onderscheid gemaakt wordt tussen acht verschillende intelligentiegebieden (zie de opsomming in het schema). Algemene intelligentie kenmerkt zich onder andere door de capaciteit om informatie te verwerken en het vermogen tot abstract denken. Waar aangeboren intelligentie op zich niet te beïnvloeden is, is dat wel het geval met de manier waarop kinderen in een rijke leeromgeving omgaan met wat hen wordt aangeboden en met hun capaciteiten. Deze vaardigheden zien wij ook als talenten, die te beïnvloeden zijn. De belangrijkste denkvaardigheden bij talentontwikkeling zijn: in staat zijn tot hogere-orde denken, het hebben van creatieve denkvaardigheden en onderzoekende vaardigheden. Kinderen die goed presteren, verwerken informatie diep, dat wil zeggen dat ze verbanden leggen, in analogieën denken, dat ze voorkennis activeren en dat ze nieuwe informatie integreren met deze voorkennis. Daarnaast zijn ze vaak creatief en flexibel in hun denken. Ze komen met originele oplossingen en wisselen tussen verschillende strategieën. Kinderen die laag presteren verwerken nieuwe informatie vaak oppervlakkig, bijvoorbeeld door dingen uit hun hoofd te leren. Een vierde belangrijk onderdeel van denkvaardigheden zijn de metacognitieve vaardigheden die een kind heeft of kan aanleren. Kinderen met veel metacognitieve vaardigheden zien het belang van leren in, ze weten hoe je effectief kunt leren, ze reflecteren op het eigen leren en ze zijn in staat zichzelf (bij) te sturen in het leerproces.


Leermotivatie

Schema leermotivatie

Intrinsieke motivatie
-eigen plezier in leren
-nieuwe dingen willen leren
-interesse in de taak
-taakrelevantie

Extrinsieke motivatie
-succesvol willen zijn
-behoefte aan erkenning en complimenten
-competitiedrang
-alles goed willen doen / geen fouten willen maken



Na intelligentie en denkvaardigheden, is leermotivatie de meest voorspellende factor voor presteren. Een kind dat niet gemotiveerd is, zal ook niet zijn best doen om te presteren, terwijl een gemotiveerd kind taakgericht aan de slag zal gaan. Daarbij hebben intrinsiek gemotiveerde kinderen vooral plezier in het leren. Ze willen graag nieuwe dingen leren, nieuwe kennis opdoen en nieuwe vaardigheden onder de knie krijgen. Om een intrinsiek gemotiveerd kind te laten presteren, moet het kind geïnteresseerd zijn in de taak. Daarnaast moet het de relevantie van de taak inzien. Als dat het geval is, zal het kind enthousiast zijn, hard werken en zal het de lat hoog leggen voor zichzelf. Extrinsiek gemotiveerde kinderen willen juist graag succesvol zijn. Ze kenmerken zich vooral door behoefte aan erkenning, behoefte aan complimentjes, anderen willen behagen door het goed te doen en daardoor altijd beter willen zijn dan de rest en geen fouten willen maken. Extrinsiek gemotiveerde kinderen doen hun best om te presteren wanneer hen een beloning waar zij belang aan hechten in het vooruitzicht is gesteld. Als dat het geval is, zal het kind hard werken en een groot doorzettingsvermogen laten zien om die beloning te ontvangen. De keerzijde hiervan is dat deze kinderen vaak faalangstig en perfectionistisch zijn, wat ervoor kan zorgen dat deze kinderen alleen aan die taken beginnen waarvan ze weten dat ze die kunnen, waardoor ze zichzelf minder uitdagen om moeilijke taken waar ze veel van leren aan te pakken.


Onderzoekende houding

Schema onderzoekende houding

Verwondering
-bewust opmerken
-bewustwording van de bijzonderheid en complexiteit van alledaagse dingen


Nieuwsgierigheid
-willen weten, dingen afvragen
-open staan voor onbekendheid
-positieve verwachting dat er iets te vinden is


Kritisch zijn
-zaken in twijfel durven trekken
-kritisch en verantwoord bronnen gebruiken
-nauwkeurig en eerlijk willen zijn


Bereid tot perspectiefwisseling
-zaken van verschillende kanten bekijken
-verschillende opvattingen willen kennen



Of je zelf actief kennis wilt vergaren en daar plezier aan beleeft, is een belangrijke factor bij talentontwikkeling. Wanneer deze onderzoekende houding gericht is op de eigen ontwikkeling, kunnen talenten gaan groeien. De nadruk op het belang van een onderzoekende houding is niet nieuw. Socrates hanteerde al een idee over de rol van een onderzoekende houding waarbij het stellen van vragen als middel tot kennis, het gericht zijn op inzicht, en kritisch zijn over bestaande inzichten een rol speelden (Bruggink & Harinck, 2012). Onder onderzoekende houding vallen een aantal belangrijke houdingskenmerken: verwondering, nieuwsgierigheid, kritisch denken en bereid zijn tot perspectief wisselingen, die er voor zorgen dat de kans groter is dat een kind goed presteert dan een kind met een meer passieve houding op deze kenmerken. Daarnaast blijken kinderen die goed presteren vaak onafhankelijk te zijn. Ze stellen hun eigen doelen, kiezen hun eigen weg en maken zichzelf daarmee verantwoordelijk voor hun eigen leren. Ook bij al deze houdingskenmerken gaan wij ervan uit dat ieder kind op deze onderdelen kan groeien.


Zelfbeeld

Schema zelfbeeld

Zelfvertrouwen
-geloof in eigen kunnen
-zelfinzicht in talent

Perceptie over eigen ontwikkelingsmogelijkheden
-fixed mind-set of
-growth mind-set



Naast talenten, houdingen en motivatie bezit het kind bepaalde persoonskenmerken die bepalen hoe een kind in het leven staat en met leersituaties omgaat. Het persoonskenmerk dat het meest voorspellend is voor het presteren van kinderen is het zelfbeeld van het kind. Het zelfbeeld bepaalt hoe een kind tegen zichzelf aankijkt en over zichzelf denkt. Kinderen met een positief zelfbeeld hebben veel zelfvertrouwen, geloven dat ze zelfs moeilijke taken tot een goed einde kunnen brengen en leggen daardoor de lat vaak ook hoog voor zichzelf. Ook hebben kinderen met een positief zelfbeeld een positieve perceptie over hun eigen ontwikkelmogelijkheden, waarbij zij ervan uit gaan dat er altijd sprake kan zijn van groei (growth mind-set), in tegenstelling tot kinderen die denken dat aanleg voor bepaalde zaken nu eenmaal vastligt en dat zij sommige zaken ‘toch niet zullen leren’ (fixed-mind-set).

Ten slotte. De grootste invloed op de talenten, de leermotivatie, de onderzoekende houding en het zelfbeeld heeft de omgeving van het kind.

[bron: http://www.schoolaanzet.nl/uploads/tx_sazcontent/Publicatie_Naar_een_raamwerk_voor_talentontwikkeling.pdf]