maandag 10 februari 2020

Hoe kan een docent bijdragen aan de basisbehoeften van de zelfdeterminatietheorie

Het uitgangspunt van zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan is dat leerlingen drie basisbehoeften hebben en dat de intrinsieke motivatie kan worden verhoogd als de docent bij het vorm geven van de leeromgeving aan die drie basisbehoeften tegemoet kan komen.

De drie basisbehoeften zijn:
Autonomie
De vrijheid om een activiteit naar eigen inzicht uit te voeren.
Gevoel van competentie
Het vertrouwen in eigen kunnen.
Sociale verbondenheid
De behoefte om ergens bij te horen en zich gewaardeerd, gerespecteerd en verbonden te voelen, zowel met klasgenoten als met de docent/mentor.



Hoe kan een docent bijdragen aan deze basisbehoeften?
Anje Ros schreef in 2014 een boek over motivatie (‘Gemotiveerd leren en lesgeven: De kracht van intrinsieke motivatie’). Zij beschrijft per basisbehoefte hoe de leraar hieraan kan bijdragen.



De drie basisbehoeften zijn:

Autonomie
Hiermee wordt bedoeld dat de leerling de vrijheid heeft om een activiteit naar eigen inzicht uit te kunnen voeren en invloed heeft op wat hij/zij doet.

Anje Ros beschrijft dat de leraar op de volgende manieren meer autonomie kan bieden:

1. Identificeren van persoonlijke interesses en waarden van de leerlingen
Wat wil de leerling nou echt? Waar liggen de werkelijke leerbehoeften? Wat zijn zijn/haar echte interesses en wat houdt hem/haar bezig/

2. Voeden en ondersteunen van persoonlijke interesses en waarden
De leraar geeft de leerlingen de kans om op hun eigen manier een probleem op te lossen en te experimenteren. De leraar geeft tijd en ruimte voor eigen inbreng van leerlingen. Stelt open vragen en geeft open opdrachten. Biedt meerdere keuzes aan de leerlingen.

3. Opbouwen nieuwe interesses en persoonlijke waarden
De leraar toont empathie voor de leerlingen als ze geen interesse hebben in verplichte leerstof. Geeft goede en heldere uitleg waarom sommige activiteiten toch gedaan moeten en sommige stof toch geleerd moet worden. Ook verbindt de leraar de stof aan de leefwereld van de leerlingen om nieuwe interesses te stimuleren.

Gevoel van competentie
Het vertrouwen dat de leerling moet hebben in eigen kunnen. De leerling moet ervaren dat hij/zij genoeg capaciteiten heeft om de gewenste resultaten te behalen.

Anje Ros beschrijft dat de leraar op de volgende manieren gevoel voor competentie kan bieden:

1. Leerdoelen aangeven
Het doel van de les aangeven. Daarnaast aangeven wat de leerlingen leren van een activiteit.

2. Heldere beoordelingscriteria communiceren
Dit helpt leerlingen om van te voren in te schatten of ze de stof voldoende beheersen. Ook kunnen ze op tijd om hulp vragen als dat nodig is.

3. Verwachtingen duidelijk maken
uitspreken wat er verwacht wordt van de leerlingen. Daarnaast de regels en normen in de les (bijvoorbeeld actieve houding en op tijd komen) duidelijk communiceren.

4. Procedures en afspraken communiceren
Het communiceren van de randvoorwaarden van een activiteit schept duidelijkheid voor de leerlingen. Hoe lang mag de leerling over een opdracht doen, welke materialen mogen worden
gebruikt, wanneer en aan wie kan de leerling om hulp vragen etc.

5. Consequent opvolgen van richtlijnen
De leraar moet consequent optreden en zich zelf ook houden aan de gestelde afspraken.

6. Hulp bieden
De leraar moet beschikbaar zijn voor hulp vragen en de leerling vooral stimuleren om zichzelf te helpen.

7. Stappenplan opstellen
De leraar moet goed weten wat alle stappen zijn in een opdracht en waar de eventuele hobbels liggen voor de leerlingen. Een opdracht kan bijvoorbeeld worden opgeknipt in fasen of deelopdrachten.

8. Positieve feedback geven
Het is belangrijk om te benadrukken wanneer leerlingen het goed doen. De leraar kan momenten inlassen om aan te geven dat de leerlingen op de goede weg zijn.

9. Optimaal uitdagende taken bieden
De opdrachten die de leraar aanbiedt moeten een optimale uitdaging zijn voor de leerlingen en dus aansluiten bij hun niveau en voorkennis, maar ook niet te makkelijk zijn.

10. Betekenis geven aan de leerstof
Leerlingen willen graag weten dat wat ze doen de moeite waard is en waarom het nuttig is om te leren. Leerlingen zijn meer gemotiveerd als ze begrijpen dat de stof zinvol is voor hun persoonlijk functioneren en in hun persoonlijke leefwereld. In het mbo is het voor leerlingen heel belangrijk dat de stof aansluit bij de beroepspraktijk, dan kan meteen de link gelegd worden met het toekomstperspectief dat ze voor ogen hebben. Aan de leraar om de leerstof op een betekenisvolle manier aan te bieden.

Sociale verbondenheid
De verbondenheid met de omgeving, ofwel vertrouwen hebben in anderen. Elke leerling heeft de behoefte om ergens bij te horen en zich gewaardeerd, zich gerespecteerd en verbonden te voelen. Zowel met klasgenoten als met de leraar. Ook een positief klimaat in de klas wordt tot deze basisbehoefte gerekend; leerlingen moeten zich vrij voelen om vragen te stellen en niet bang zijn om fouten te maken.

Anje Ros beschrijft dat de leraar op de volgende manieren een betere goede leraar-leerling relatie kan bieden:

1. Begrip door niet te (ver)oordelen en proberen te begrijpen wat er aan de hand is, zodat de relatie overeind blijft
De leraar neemt verantwoordelijk voor het welbevinden van de leerlingen. De leerlingen mogen zijn wie ze zijn en er heerst een cultuur van vertrouwen in de klas. De leraar gaat hierbij uit van de goedheid van de leerlingen.

2. Begrip voor ontwikkeling
De leraar heeft kennis van de ontwikkeling van zijn leerlingen en weet dat elke leerling uniek is. Hierbij geeft de leraar ruimte voor autonomie van de leerling en zorgt ervoor dat ze zelf verder kunnen.

3. Educatief begrip
De leraar kent de motivatie van de leerling en weet hoe ze tegenover het vak staan. De leraar weet wat elke leerling aan kan en hoe hij/zij hierop aan kan sluiten. Ook is de leraar enthousiast over zijn eigen vak; in de praktijk is gebleken dat leerlingen hierdoor ook gemotiveerd raken.

4. Opvoedkundig begrip
De leraar begrijpt dat hij/zij te maken heeft met adolescenten en heeft begrip voor alle kenmerken die bij deze levensfase horen.