Het ergens wel of niet voor gemotiveerd zijn kunnen we verdelen
op de schaal van:
- totaal niet gemotiveerd (a-motivatie), - via externe motivatie tot
- zeer gemotiveerd en geïnteresseerd (intrinsieke motivatie) (Deci & Ryan, 2002).
De mate waarin iemand het gevoel heeft dat hij zelf kan
bepalen wat hij doet en de mate waarin je dat ook zelf kan reguleren of niet,
spelen hierbij een belangrijke rol. Schematisch ziet dat er als volgt uit:
Externe regulatie
|
De persoon / de leerling doet iets vanwege het krijgen
van beloning of ter voorkoming van straf.
|
Introjected regulatie
|
De persoon / de leerling doet iets om geen schuldgevoel
te hebben of om een soort bevestiging te krijgen.
|
Identified regulatie
|
Er is al sprake van zelf bepalen, zelf richting geven
omdat je er een persoonlijk belang bij hebt, je bewust bent van het doel, nut
van iets.
|
Integrated regulatie
|
Dit komt overeen met persoonlijke doelen, past bij wat
iemand zelf ook belangrijk vindt en heeft veel overeenkomst met intrinsieke
regulatie / motivatie.
|
Intrinsieke regulatie
|
De persoon / de leerling heeft er interesse in, het
past bij persoonlijke doelen en dingen die hij zelf heel belangrijk vindt.
|
Bij de verschillende vormen van motivatie speelt de mate
waarin een persoon / een leerling het gevoel heeft zelf keuzes te kunnen maken
een belangrijk rol. Naarmate de persoon meer het gevoel heeft dat er een
bepaalde ruimte is voor een eigen inbreng, de eigen strategieën of interesses.
Des te meer zal de persoon bereid zijn zich in te zetten.
Bij intrinsieke motivatie is er sprake van een ideale
situatie. Je doet iets omdat het jouw interesse heeft, omdat je je er goed bij
voelt of omdat het iets is wat jij wilt. Het is jouw keuze en je kunt ermee aan
de gang zoals jij dat wilt. Dit is een vorm van motivatie die in het onderwijs
soms moeilijk te bereiken is, maar waar we wel naar streven.
In het onderwijs spelen vooral vormen van externe motivatie
een rol ofwel door de docent. De leerling gaat over tot actie onder invloed van
de (leer/werk) omgeving. Een omgeving die, in het geval van de leerling, wordt
ingericht door de leraar.
Vragen die we ons zelf in dit verband kunnen stellen
zijn:
- Wanneer ben ik zelf gemotiveerd om iets te gaan doen en
wat heb ik zelf eigenlijk nodig om gemotiveerd te raken? - Word ik bijvoorbeeld getriggerd door een ander, of heeft het ook te maken met iets dat ik zelf wil?
- Wat wil ik eigenlijk en welk doel heb ik voor ogen?
- Hoe belangrijk is het voor mij en wat verwacht ik te bereiken?
Om vervolgens deze vragen ook eens vanuit het perspectief
van de andere persoon, de leraar of de leerling te stellen. En als we er vanuit
gaan dat het verkrijgen van intrinsieke motivatie in een schoolse leeromgeving
een illusie is, dan speelt de leraar als degene die de leeromgeving inricht
voor de leerlingen, een cruciale rol voor het verkrijgen van een vorm van
(externe) motivatie bij leerlingen.