maandag 29 februari 2016

Beroepenstandaard schoolleiders VO

De VO-raad heeft met OCW afspraken gemaakt over de professionalisering van schoolleiders (Sectorakkoord VO 2014­2017).

Onderdeel van deze afspraken is dat samen met schoolleiders het Schoolleidersregister VO wordt ingericht. De beroepsstandaard vormt het fundament onder het Schoolleidersregister VO. De ontwikkeling van een beroepsstandaard is een logische stap in de professionalisering van het beroep van schoolleider.

Een beroepsstandaard heeft diverse functies. Een standaard vergemakkelijkt de communicatie, maakt het mogelijk om aan professionele ontwikkeling te werken en is een middel om de kwaliteit te bewaken. Leden van de beroepsgroep ontdekken wat van hen wordt verwacht, potentiële leden krijgen inzicht in de kennis en competenties die zij moeten verwerven en cliënten krijgen een beeld van wat zij kunnen verwachten.


De beroepsstandaard beantwoordt vier vragen:

Wie is de schoolleider?

De beroepsgroep bevat de definitie van ‘de schoolleider’ en een eerste afbakening van de functies waarop de beroepsstandaard van toepassing is.

Wat zijn relevante competenties voor een schoolleider?

De competenties beschrijven vermogens die schoolleiders kunnen ontwikkelen om adequaat, doelbewust en gemotiveerd te handelen in hun beroepssituatie. Schoolleiders kunnen hiermee in hun eigen context aan specifieke competentieontwikkeling werken.

Welke concrete kennis en bekwaamheden mogen we van een schoolleider verwachten?

De bekwaamheden zijn een concretisering van de competenties. Ze geven schoolleiders richtlijnen voor de kennis en het zichtbare gedrag dat zij in hun eigen context kunnen invullen.

En welk professioneel gedrag?

De professionele normen bieden schoolleiders een handvat voor het professionele gedrag dat wenselijk is bij het uitoefenen van het beroep




I - Schoolleider 

Wie is schoolleider in het VO? Het lijkt een simpele vraag maar een eenduidig antwoord is moeilijk. Om het beroep van schoolleider te definiëren is enige afbakening van de beroepsgroep noodzakelijk. De invloed die een beroepsgroep dan kan doen gelden is hier bij gebaat. Er zijn veel soorten schoolleidersfuncties. Om tot een juiste afbakening te komen zal zowel de onder- als de bovengrens bepaald moeten worden.

Afbakening van de beroepsgroep
Gelet op de definitie horen de volgende functionarissen zeker tot de beroepsgroep.

1. Rectoren/conrectoren/directeuren/adjunct-directeuren en leden van centrale directies (conform WVO art. 32&34)
2. Schoolleiders met een aanstelling in een directieschaal (meestal salarisschaal 12 t/m 16)

De volgende functionarissen horen niet vanzelfsprekend tot de beroepsgroep. In sommige contexten zijn ze echter wel als schoolleider te typeren.

3. Directeur-bestuurders
4. Docenten met een leidinggevende taak en een aanstelling in bijvoorbeeld een LD-salarisschaal
5. Leidinggevenden verantwoordelijk voor niet aan onderwijs gerelateerde zaken

Definitie schoolleider
‘De schoolleider is een functionaris die een integrale verantwoordelijkheid heeft in een onderwijsorganisatie.’



II - Competenties

Schoolleiders hebben in deze tijd diverse kwaliteiten nodig. De competenties voor
schoolleiders zijn vastgelegd in het ‘Beroepsprofiel Schoolleiders VO’.

Definitie competentie
‘Competenties zijn gericht op bekwaamheidsontwikkeling en zijn op
te vatten als ontwikkelbare vermogens om adequaat, doelbewust en
gemotiveerd te handelen in beroepssituaties.’


Competenties
Omschrijving

1 - Een gezamenlijke visie en richting creëren

De schoolleider kan richting geven aan de toekomst van de organisatie. Hij creëert daarvoor commitment door leiding te geven aan het ontwikkelen, concretiseren en communiceren van een gezamenlijke inspirerende visie op leren en onderwijzen.

2 - Een coherente organisatie voor het primaire proces realiseren

De schoolleider kan in dialoog met medewerkers optimale condities realiseren voor leren en onderwijzen, vanuit kennis van de onderlinge samenhang van organisatiekenmerken. Met organisatiekenmerken wordt bedoeld: structuur, cultuur, onderwijsorganisatie, personeel en faciliteiten.

3 - Samenwerking, leren en onderzoek bevorderen

De schoolleider kan strategieën hanteren die gericht zijn op het stimuleren en organiseren van samenwerking en professionele ontwikkeling van leraren. Hij stimuleert onderzoek op alle niveaus binnen de organisatie om een continu proces van school- en onderwijsontwikkeling te realiseren.

4 - Strategisch omgaan met de omgeving

De schoolleider kan anticiperen op ontwikkelingen in de omgeving. Hij zet de omgeving doelbewust in om onderlinge relaties, onderwijsprocessen en leerresultaten te optimaliseren.

5 - Analyseren en probleem oplossen (hogere-orde denken)

De schoolleider kan problemen creatief oplossen door zaken diepgaand te analyseren. Daartoe verzamelt hij op adequate wijze informatie en gebruikt alternatieve denkmodellen. Hij is in staat om verbanden te leggen met persoonlijke waarden en met alle factoren in de bredere organisatie die een rol spelen bij het leren van leerlingen.




III - De bekwaamheden 

De competenties die zijn vastgesteld, zijn nader uitgewerkt in ontwikkelingsgerichte bekwaamheden. Deze bekwaamheden beschrijven wat schoolleiders moeten kennen en kunnen tegen de achtergrond van hun lokale context.

Definitie van bekwaamheden
‘Bekwaamheden betreffen de, in de context in te bedden, professionele handelingen van schoolleiders in termen van benodigde kennis en zichtbaar gedrag.’

Er zijn 25 bekwaamheden ontwikkeld. Ze zijn zo geformuleerd dat schoolleiders ruimte hebben voor een vertaling naar hun eigen werksituatie.


Bekwaamheden per competentie

Competentie

Bekwaamheid
Een gezamenlijke visie en richting creëren

In staat zijn om…..

- drijfveren en bedoelingen van waaruit mensen het onderwijs vormgeven te verwoorden en dit in verbinding te brengen met de missie en visie van de school;

- samen met andere leidinggevenden een proces van visieontwikkeling in gang te zetten en te volbrengen met inbreng van kennis en ervaring van interne en externe belanghebbenden en wetenschap;

- samen met andere leidinggevenden een visie zo te communiceren dat dit mensen inspireert en motiveert; dat dit betekenis geeft aan professionele ontwikkeling en bijdraagt aan onderlinge afstemming van professioneel handelen;

- ruimte te creëren voor onderwijsprofessionals om de visie te concretiseren tot haalbare doelen voor leren en onderwijzen.

Een coherente organisatie voor het primaire proces realiseren

In staat zijn om…..

- het gesprek over onderwijsdoelen en -vormgeving met leraren zo te voeren dat zij zowel richting als ruimte ervaren voor het dragen van individuele en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van leren en onderwijzen en het curriculum dat daarbij hoort;

- via relevante beleidsterreinen als HRM, financiën, huisvesting en andere aspecten van de bedrijfsvoering de kwaliteit van leren en onderwijzen te borgen en te bevorderen;

- betrokkenen aan te spreken op hun individuele en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het curriculum en het leren en onderwijzen in de school;

- samenwerking met ouders zo te organiseren dat daarmee de leer- en ontwikkelcondities voor leerlingen kunnen verbeteren;

- verantwoording af te leggen over de kwaliteit van het primaire proces in het licht van de visie van de school en de onderwijsdoelen.

Samenwerking, leren en onderzoek bevorderen

In staat zijn om…..

- een professionele dialoog te stimuleren, professionele kwetsbaarheden daarin te (h)erkennen en elkaar te ondersteunen in de reflectie op de doelmatigheid van het professionele handelen;

- nieuwe inzichten en andere uitkomsten van leer- en ontwikkelprocessen op alle niveaus in de school te verwoorden en daarmee bij te dragen aan een gezamenlijke taal over de ontwikkelingen in de school;

- een leer- en werkcultuur op te bouwen waarin een ieder professionele autonomie ervaart en zich intellectueel en creatief uitgedaagd voelt;

- samen met andere leidinggevenden leerprocessen en werkprocessen op individueel, groeps- en organisatieniveau in gang te zetten, op elkaar af te stemmen en te verankeren in de ontwikkelrichting van de school en daarin kennis en ervaring van interne en externe belanghebbenden en wetenschap te benutten;

- oog te hebben voor zowel inhoudelijk als organisatorisch leiderschap bij leraren, zorg te dragen voor ontwikkelkansen, adequate begeleiding en feedback, om hiermee bij te dragen aan het onderwijsleiderschap van de toekomst.

Strategisch omgaan met de omgeving

In staat zijn om…..

- in te spelen op toekomstige ontwikkelingen in de omgeving en de samenleving en om deze te vertalen naar mogelijkheden voor de onderwijs- en schoolontwikkeling;

- ondernemend te zijn binnen financiële en beleidskaders en daarbij productieve en inspirerende relaties met organisaties en instellingen buiten de school te onderhouden;

- samen met leraren ontwikkelingen buiten de school te filteren zodat er een goede balans ontstaat tussen concentreren op hoofdtaken en nieuwe uitdagingen aangaan;

- netwerken met relevante organisaties en overheden op te zetten en te onderhouden en daarmee bij te dragen aan constructieve samenwerking, co­creatie en zinvolle innovatie in de onderwijsketen;

- kennis uit extern onderzoek en informatie uit de omgeving, inclusief beleid en regelgeving, te benutten om organisatiedoelen te bereiken.

Analyseren en probleem oplossen

In staat zijn om…..

- samen met anderen te reflecteren op ontwikkelingen binnen en buiten de eigen schoolorganisatie;

- vanuit een onderzoekende houding meerdere invalshoeken en oplossingsrichtingen te verkennen en de juiste vragen te stellen die beantwoord moeten worden om complexe problemen op te lossen;

- met onvolledige informatie, onzekerheid en zorgen in en om de school om te gaan;

- authenticiteit, persoonlijkheid en moraliteit in te brengen, daar flexibel mee om te gaan of in andere situaties juist duidelijk te zijn over grenzen;

- oog te hebben voor waarden, opvattingen en belangen van diverse partijen om van daaruit een verbindende rol te spelen;

- mede op grond van zelfreflectie en een realistisch zelfbeeld in de samenwerking met andere leidinggevenden elkaars leiderschapskwaliteiten aan te vullen.




IV - De professionele normen 

Het gaat niet alleen om wat een schoolleider doet, maar ook om hoe hij daar als persoon bij betrokken is. Anders gezegd: om de normen die de schoolleider hanteert bij zijn ethisch, professioneel en verantwoord handelen.

Definitie van professionele normen
‘Professionele normen zijn opvattingen over hoe men zich beroepshalve wel of niet moet gedragen in concrete omstandigheden die onderdeel uitmaken van de uitoefening van het beroep.’


Professionele normen

Aspect

Norm
Beroepsethiek en moraliteit

De schoolleider…

- is bereid om zijn eigen professionele waarden en normen te formuleren;

- hanteert succes en welzijn van de leerlingen als fundamentele waarde in alle beslissingen en acties;

- geeft aan hoe hij invulling geeft aan zijn moreel kompas.

Transparantie en verantwoordelijkheid

De schoolleider…

- maakt aan belanghebbenden kenbaar door welke waarden en normen hij zich laat leiden;

- is zichtbaar en aanspreekbaar; is bereid uit te leggen welke beweegredenen tot zijn keuzes hebben geleid en is bereid zich hierover te verantwoorden.

Reflectie als onderdeel van professionaliteit
De schoolleider…

- kent zijn sterktes en zwaktes, zoekt actief feedback, reflecteert op zijn functioneren en stelt zich daarbij kwetsbaar en leerbaar op;

- toetst geregeld zijn ‘innerlijk kompas’ door zijn keuzes en overwegingen voor te leggen aan anderen. Neemt geregeld afstand van de dagelijkse praktijk om te reflecteren op zijn eigen handelen.

Voorbeeldfunctie
De schoolleider…

- is zich bewust van zijn voorbeeldfunctie en laat dit zien in zijn werk;

- is zich ervan bewust dat plezier in zijn werk bijdraagt aan succes, straalt dit uit, en geeft hierin het goede voorbeeld.



[ bron: http://www.vo-academie.nl/files/3514/2736/4803/4_Beroepsstandaard_Web_DEF.pdf ]