Bernard Weiner is an American social psychologist known for developing a form of attribution theory which explains the emotional and motivational entailments of academic success and failure. Bernard Weiner got interested in the field of attribution after first studying achievement motivation.
Bernard Weiner proposed that individuals have initial affective responses to the potential consequences of the intrinsic or extrinsic motives of the actor, which in turn influence future behavior. That is, a person's own perceptions or attributions as to why they succeeded or failed at an activity determine the amount of effort the person will engage in activities in the future.
Weiner suggests that individuals exert their attribution search and cognitively evaluate casual properties on the behaviors they experience. When attributions lead to positive affect and high expectancy of future success, such attributions should result in greater willingness to approach to similar achievement tasks in the future than those attributions that produce negative affect and low expectancy of future success. Eventually, such affective and cognitive assessment influences future behavior when individuals encounter similar situations.
Weiner's
achievement attribution has three categories
|
||
locus
of control
|
internal <------------------> external
|
Locus of
control refers to the extent to which individuals believe they can control
events affecting them.
|
stable
theory
|
stable <-------------------> unstable
|
Stability
influences individuals' expectancy about their future.
|
controllability
|
controllable <----> uncontrollable
|
Control
is related with individuals' persistence on mission; causality influences
emotional responses to the outcome of task.
|
Het attributiemodel onderscheidt negen typen verklaringen:
1. Ability
|
leerling kan het goed of juist niet
|
2. Effort
|
hij of zij doet zijn best
|
3. Task difficulty
|
het is een moeilijk vak
|
4. Psychologische factoren
|
is niet gemotiveerd
|
5. Persoonlijkheidsfactoren
|
wil graag leren
|
6. Hulp thuis
|
wordt geholpen door broer of zus
|
7. Hulp op school
|
krijgt extra aandacht in de les
|
8. Systeem
|
CITO-score is bepalend
|
9. Anders
|
bijvoorbeeld: echtscheiding van ouders
|
Bij de interpretatie van toetsresultaten worden leerkrachten dus niet alleen beïnvloed door de resultaten zelf maar ook door andere factoren, waaronder de herkomst van leerlingen. Dit gebeurt vaak onbewust, maar het gebeurt wél, concluderen De Haan en Wissink. Voor leerkrachten en intern begeleiders is het goed om zich hier bewust van te zijn. Een leerling die steeds het gevoel krijgt dat hij niet beter kan presteren, kan dit zelf gaan geloven en vervolgens ook echt gaan onderpresteren. Om zo´n vicieuze cirkel te doorbreken, is het belangrijk om naast toetsresultaten ook andere factoren mee te nemen bij het beoordelen van iemands niveau. Bijvoorbeeld: spelen wellicht ook persoonlijke kenmerken en omstandigheden een rol? Denk aan de houding van een leerling jegens schoolwerk, sociaal gedrag, motivatie, (on)tevredenheid over de school, de leerkracht en/of diens handelen en de sociaal-economische achtergrond (Berenst, 2008).
[ bron : http://www.forum.nl/Portals/0/pdf/Handreiking%20Toetsen%20en%20onderwijskansen%20DEF.pdf ]