dinsdag 16 april 2019

Executieve functies

Executieve functies horen bij de hogere denkprocessen die nodig zijn om activiteiten te plannen en aan te sturen. Je kunt de executieve functies zien als een dirigent. Ze helpen bij alle soorten taken. Executieve vaardigheden heb je niet alleen nodig voor schooltaken, maar ook in het dagelijks leven. 

Executieve vaardigheden liggen dus ten grondslag aan studievaardigheden. Zwakke executieve vaardigheden zijn vaak de verborgen oorzaken van studieproblemen.


De onderzoekers Peg Dawson en Richard Guare noemen elf executieve vaardigheden die er samen voor zorgen dat je in staat bent om aan taken te beginnen, ze vol te houden, ze af te maken en er op te reflecteren. 

De executieve functies zijn onder te verdelen in:
1 - respons inhibitie
2 - werkgeheugen
3 - emotie regulatie
4 - volgehouden aandacht
5 - taak initiatie
6 - planning/priorisering
7 - organisatie
8 - timemanagement
9 - doelgericht gedrag
10 - flexibiliteit
11 - metacognitie  


Respons inhibitie

Respons inhibitie is het vermogen om na te denken voor we iets doen, waardoor we de tijd krijgen om een situatie te beoordelen en na te gaan hoe ons gedrag deze beïnvloedt.

Vragen over respons inhibitie:
- Kan de leerling een confrontatie met leeftijdgenoot uit de weg gaan.
- Kan de leerling nee zeggen tegen iets leuks als er al andere plannen zijn gemaakt.
- Kan de leerling zich in het gezelschap van vrienden onthouden van kwetsende opmerkingen.

Werkgeheugen
Werkvermogen is het vermogen om informatie tijdelijk in de hersenen op te slaan voor een korte periode en te bewerken.

Vragen over het werkgeheugen:
- Kan de leerling de opdrachten en regels van verschillende leraren bijhouden.
- Onthoudt de leerling gebeurtenissen of verantwoordelijkheden die van de norm afwijken.
- Onthoudt de leerling instructies bestaande uit verschillende stappen, mits hij of zij voldoende tijd en oefening krijgt.

Emotie regulatie
Het vermogen om emoties te reguleren, om doelen te realiseren,
taken te voltooien of gedrag te controleren en te sturen.

Vragen over de emotie regulatie:
- Kan de leerling de reacties van vrienden ‘lezen’en zijn/haar gedrag zo nodig aanpassen.
- Kan het accepteren als hij/zij niet krijgt wat hij/zij wil bij groepsactiviteiten.
- Kan assertief zijn (vraagt bijvoorbeeld een leraar om hulp, nodigt iemand ten dans tijdens een schoolfeest).

Volgehouden aandacht
De vaardigheid om aandacht te blijven schenken aan een
situatie of taak ondanks afleiding, vermoeidheid of verveling.

Vragen over het volhouden van de aandacht:
- Kan de leerling 60-90 minuten achtereen bezig zijn met huiswerk (heeft misschien 1 of 2 pauzes nodig).
- Kan familiebijeenkomsten bijwonen zonder over verveling te klagen of problemen te veroorzaken.
- Kan huishoudelijke klussen verrichten die 2 uur vergen (heeft misschien pauze nodig).

Taak initiatie
De vermogen om op tijd en efficiënt aan een taak beginnen (geen uitstelgedrag).

Vragen over de taak initiatie:
- Kan de leerling een huiswerkschema voor de avond opstellen en handhaven, zonder al teveel uitstel.
- Kan de leerling op de afgesproken tijd met huishoudelijke klussen beginnen (bijvoorbeeld meteen na schooltijd; heeft misschien geschreven herinnering nodig).
- Kan de leerling een leuke activiteit uitstellen als hij/zij zich herinnert dat hij/zij heeft beloofd eerst iets anders te doen.

Planning/priorisering
Het vermogen om een plan te bedenken, om een doel te bereiken of een taak te voltooien. Het gaat daarbij ook om het vermogen om
beslissingen te nemen over waar we onze aandacht op moeten
richten.

Vragen over planning/priorisering:
- Kan de leerling op internet informatie zoeken voor een schoolopdracht.
- Kan de leerling plannen maken voor extra curriculaire activiteiten of zomerwerk.
- Kan de leerling zonder hulp van volwassenen een lange termijn project afmaken.

Organisatie
Het vermogen om dingen volgens een bepaald systeem te arrangeren of te ordenen.

Vragen over organisatie:
- Kan de leerling op de vereiste manier aantekeningen bijhouden.
- Raakt de leerling geen sportmateriaal/persoonlijke dingen (mobiele telefoon) kwijt.
- Houdt het bureau waarachter hij/zij het huiswerk maakt redelijk op orde.

Timemanagement
Het vermogen om in te schatten hoeveel tijd we hebben, hoe we die kunnen indelen en hoe we aan tijdslimieten en deadlines kunnen houden. En het besef dat tijd belangrijk is.

Vragen over timemanagement:
- Is de leerling meestal voor het slapen klaar met huiswerk.
- Kan de leerling goed prioriteiten bepalen als de tijd beperkt is (bijv. na school naar huis gaan om een opdracht te maken i.p.v. te spelen met vrienden).
- Kan de leerling een lange termijn project over verschillende dagen uitspreiden.

Doelgericht gedrag
Het vermogen om een doel te formuleren, dat te realiseren en daarbij niet afgeleid of afgeschrikt te worden door andere
behoeften of tegengestelde belangen.

Vragen over doelgericht gedrag:
- Kan de leerling meer inspanning leveren om het resultaat te verbeteren (bijvoorbeeld studiewijze aanpassen om hogere cijfers te halen).
- Is de leerling bereid om moeilijke taken te verrichten om geld te verdienen.
- Is de leerling bereid om zonder aansporing te oefenen om een vaardigheid te verbeteren.

Flexibiliteit
Het vermogen tot aanpassen van je plannen, gedachten en gedrag als de omstandigheden veranderen.

Vragen over flexibiliteit:
- Kan de leerling zich aan verschillende leraren, regels en activiteiten aanpassen.
- Kan de leerling zich aanpassen als een leeftijdsgenoot zich weinig flexibel opstelt.
- Kan de leerling zich aanpassen aan de wensen van een jonger broertje/zusje (bijvoorbeeld iemand anders een film laten kiezen).

Metacognitie  
Het vermogen om een stapje terug te doen om jezelf en de situatie te overzien, om te bekijken hoe je een probleem aanpakt (zelfmonitoring & zelfevaluatie).

Vragen over metacognitie:
- Kan de leerling zijn/haar eigen prestaties goed evalueren (bijvoorbeeld bij sportwedstrijden of schoolopdrachten).
- Kan de leerling de gevolgen van het eigen gedrag voor leeftijdsgenoten inschatten en dat zo nodig aanpassen (bijvoorbeeld om zich aan een groep aan te passen om pesterijen te voorkomen).
- Kan de leerling taken uitvoeren waarvoor abstract redeneren nodig is.


De executieve functies worden ook wel de uitvoerende aandacht genoemd en zijn onder te verdelen in vier soorten:

- Impulsbeheersing.
- Concentratie.
- Flexibiliteit.
- Prioriteiten stellen.