zondag 1 februari 2015

Curriculaire spinnenweb

De kern van een leerplan betreft doorgaans de doelen en inhouden van het leren. Veranderingen in die kern veronderstellen meestal ook wijzigingen in veel andere kwesties met betrekking tot het (plannen van) leren. Een verhelderende manier om een en ander in samenhang te visualiseren is het zogenaamde curriculaire spinnenweb (Van den Akker, 2003).



Figuur: Het curriculaire spinnenweb De kern en de negen draden van het spinnenweb verwijzen naar tien onderdelen van het curriculum die elk een vraag over het (plannen van) leren door leerlingen betreffen (zie de onderstaande tabel).

COMPONENT
KERNVRAAG
Visie
Waartoe leren zij?
Doelen
Waarheen leren zij?
Inhoud
Wat leren zij?
Leeractiviteiten
Hoe leren zij?
Rol leraar
Hoe is rol van leraar bij hun leren?
Materialen en bronnen
Waarmee leren zij?
Groeperingsvorm
Met wie leren zij?
Locatie
Waar leren zij?
Tijd
Wanneer leren zij?
Toetsing
Hoe wordt hun leren getoetst?
Tabel: Curriculumcomponenten in vraagvorm


In het spinnenweb fungeert het onderdeel ‘visie’ als centrale, verbindende schakel; de overige onderdelen zijn verbonden met die visie. Idealiter zijn ze ook met elkaar verbonden, zodat er sprake is van consistentie en samenhang. De metafoor van het spinnenweb onderstreept het kwetsbare karakter van een curriculum. Spinnenwebben zijn weliswaar enigszins flexibel maar dreigen toch te scheuren als er te hard en eenzijdig aan bepaalde draden getrokken wordt zonder dat de andere draden meebewegen. Een bekende zegswijze is ook treffend van toepassing op curricula: elke keten is zo sterk als de zwakste schakel. Daarom hoeft het geen verbazing te wekken dat het zo moeilijk blijkt (duurzaam) succesvolle curriculumvernieuwing te realiseren. Het ontwerpen of vernieuwen van een curriculum kan in principe bij elke component beginnen. Traditioneel kreeg de leerstof (inhoud) vaak de meeste aandacht. De laatste jaren blijken nieuwe inzichten en opvattingen over leren vaak een inspiratiebron voor vernieuwing. Waren lange tijd leerboeken (‘methoden’) een gewichtige component van het leerplan (soms werden ze er zelfs min of meer aan gelijk gesteld), recentelijk bieden de snel toenemende mogelijkheden van ict een impuls voor verandering. Ook de locatie blijkt een veel minder neutrale factor dan dikwijls verondersteld. Leren kan niet alleen op vele plekken (binnen en buiten school) plaatsvinden, ook de inrichting van de leeromgeving krijgt meer belangstelling. De tijdsfactor is een klassiek object van veel curriculumdiscussies: hoe wordt de altijd schaarse hoeveelheid tijd verdeeld over domeinen en leertaken? De relevantie van de tien onderdelen varieert natuurlijk ook voor de vijf eerder genoemde leerplanniveaus. Op macroniveau krijgen bijvoorbeeld ‘wat-vragen’ naar doelen en inhouden doorgaans meer aandacht dan ‘hoe-kwesties’ over didactiek, leermiddelen en leeromgeving. Ook de consistentie tussen doelen en inhouden enerzijds en toetsing en examinering anderzijds is op landelijk niveau van groot belang. Op school- en klasniveau zijn vrijwel alle componenten aan de orde. Algehele consistentie is daar van cruciaal belang voor een succesvolle implementatie van (duurzame) vernieuwingen. Dat is natuurlijk een buitengewoon moeilijke opgave. Veelal is er sprake van een proces van vallen en opstaan, met slechts geleidelijke vooruitgang.

[ bron: http://www.slo.nl/downloads/2009/Leerplan-in-ontwikkeling.pdf/ ]