De vier verschillende leerstijlen die Kolb onderscheidt
zijn:
·
Doener
·
Dromer
·
Denker
·
Beslisser
Volgens Kolb zijn er
twee basisdimensies die ten grondslag liggen aan het leren van ervaringen:
- van concreet naar abstract en
- van actief naar reflectief.
Een leerstijl is dan de
benaming voor het kwadrant waarin een individu bij voorkeur begint voor een
effectieve leerervaring.
Actief
|
Reflectief
|
|
Concreet
|
Doener
|
Dromer
|
Abstract
|
Beslisser
|
Denker
|
DOENER – CONCREET ERVAREN
De doener leert door ervaringen. De doener wil vooral ervaringen opdoen en experimenteren. Als hij ergens aan begint, wil hij resultaten zien. De doener wil overal aan meedoen en erbij horen. Hij wordt graag ‘in
het diepe gegooid’.
Een doener werkt graag samen en onderneemt gauw actie. Hij schiet snel in actie en probeert ook anderen mee te trekken. Hij zoekt zelf nieuwe leersituaties op, maar is soms ongeduldig als iets niet gaat zoals verwacht. Een doener kan zich makkelijk aanpassen aan nieuwe situaties en onverwachte omstandigheden. Hij zoekt vaak zelf nieuwe (leer)situaties op, maar neemt soms onnodige risico’s. De doener wil vlug resultaat. Soms is hij ongeduldig en gaat hij over tot actie zonder na te denken. Een doener vindt het soms moeilijk om hoofd en bijzaken van elkaar te onderscheiden en kan soms ‘zonder nadenken iets doen’. Doeners hebben vooral interesse voor het uitproberen van dingen op intuïtieve basis. Ze hebben een voorkeur voor leren via 'trial and error', niet gehinderd door veel theorie. Doeners verkiezen wisselende leeromstandigheden en hebben een voorkeur voor leren waar ze een actieve rol kunnen spelen in een affectieve omgeving.
|
||
Leerstijl
|
Kernwoorden
|
Leert het beste van...
|
Doener
Accomoderen |
Wat is er nieuw? Ik ben in voor alles in.
ben in voor alles in.
|
·
Directe ervaring, dingen doen.
·
Nieuwe ervaringen, het oplossen
van problemen.
·
In het diepe gegooid worden met
een uitdagende taak.
|
TIPS VOOR DE DOENER
·
Ga voor directe ervaringen
·
Probeer verschillende werkvormen
uit
·
Denk na over jouw eigen
oplossingsgedrag
·
Zorg dat je mensen om je heen hebt
die je indien nodig de theorie kunnen verduidelijken.
De doener wordt blij van:
·
groepswerk, taakjes en projecten.
·
tijd en ruimte om dingen uit te proberen
·
uitdagingen en nieuwe situaties
·
directe ervaring door dingen te doen
·
problemen om op te lossen
·
afwisseling verschillende werkvormen
·
vrijheid m snel te reageren
Sociaal:
·
humor, plezier en ontspanning op de leerplek
·
veel samenwerken:
·
contact met anderen
Heeft hulp nodig bij:
·
voorbereidingen treffen
·
hoofd- en bijzaken onderscheiden.
·
terugkoppeling op eigen acties
|
||
VOORBEELD
·
Leren begrijpen door zelf op goed
geluk wat proefjes uit te voeren en te kijken wat er gebeurt.
·
Ik doe A en zie wel wat uit B komt.
|
||
HOE STIMULEER JE DE DOENER
·
Sfeer en menselijk contact zijn
belangrijk, doe veel samen.
·
De doener leert het best via
groepswerk, taakjes en projecten.
·
Doeners hebben uitdagingen en
spanningsvolle situaties nodig die om snelle keuzes vragen.
·
Doeners gaan soms zonder na te
denken aan het werk. Evalueer een taak achteraf en help hoofd- en bijzaken te
onderscheiden.
·
Geef een doener de nodige tijd en
ruimte om dingen uit te proberen.
|
||
DIDACTISCHE WERKVORMEN
Belangrijk binnen de les is een afwisseling in
werkvormen: concrete actie, spanning, crisis, competitie en in beweging
blijven. Alles draait om nieuwe ervaringen.
·
Doen, experimenteren en
uitproberen.
·
Laat ideeën omzetten in actie:
direct uitvoeren van plannen.
·
Creëer werksituaties zoals stages,
werkbezoeken of praktijkvoorbeelden.
·
Geef opdrachten waarbinnen al
doende wordt geleerd.
·
Laat opdrachten maken die gericht
zijn op het opdoen van nieuwe ervaringen.
·
Laat dingen maken: collages in
beeld en tekst, knipkrant, video’s, Powerpoint of Prezi presentaties,
ontwerpen van werkstukken, etc.
·
Doe aan toneel- en rollenspel.
·
Laat leren in spelvorm: quiz met
teams tegen elkaar, waardoor ook het competitie-element wordt gevoed.
·
Laat samenwerken met andere
leerlingen aan een werkstuk, presentatie, etc.
·
Laat ze risico’s nemen en in
beweging blijven.
·
Laat ze informatie verzamelen door
in gesprek te zijn met anderen: interviews met medeleerlingen, docenten,
experts, ervaringsdeskundigen.
·
Gesprekken voeren en interviews
afnemen.
·
Laat speculeren: in de toekomst
kijken.
|
||
BEGELEIDEND MATERIAAL
·
Laat de leerlingen in het
materiaal spelen en speculeren rondom de vraag: “wat zou er gebeuren als?”.
·
Van belang is afwisseling. Het
materiaal moet dan ook voorzien zijn van spectaculaire informatie, veel
beelden, korte en bondige teksten en directe opdrachten - opdat de leerlingen
snel aan de slag gaan.
·
De aangeboden informatie moet
essentieel zijn en slaan op de dagelijkse praktijk: levensecht en voor te
stellen.
·
Aanbieden van opdrachten zodat het
leerproces begint met instructie en doen.
·
Informatie aanbieden via beeld,
geluid, film geniet de voorkeur boven tekst.
·
Aanbieden van informatie via een
persoon (in gesprek met/luisteren naar): Collega - deelnemer, docent, audio,
video of een rondleiding.
·
Aanbieden van nieuwe ervaringen: excursie,
interviews, museum met veel activiteiten.
·
De stimulus is levendig,
sensationeel, actief en liefst met bewegend beeld.
|
||
KARAKTERISTIEKEN VOOR DE LEEROMGEVING
·
Toepassen van kennis
·
Vaardigheden
·
Levensechte cases
·
Leren door doen
|
DROMER-
ANALYSEREN EN ABSTRACT DENKEN
De dromer kijkt aandachtig hoe anderen een probleem aanpakken. Eerst goed kijken, dan pas zelf aan de slag gaan. De dromer wil ‘eerst
denken, dan doen’. Een dromer leeft het beste als hij de tijd krijgt om na te denken: eerst nadenken, dan pas doen. Sommige dromers twijfelen vaak en komen soms langzaam tot een besluit. Ze zijn voorzichtig en nemen weinig risico’s. De dromer kan zich goed inleven in verschillende situaties en kan een probleem vanuit vele standpunten bekijken. Hij denkt na over verschillende situaties en probeert zich
hierin in te leven. Hierdoor ziet hij vaak meerdere (goede) oplossingen, maar
twijfelt over een beslissing. Door zijn fantasie en inleving legt de dromer snel verbanden tussen verschillende situaties. Dromers maken en bedenken graag, maar hebben daar tijd en ruimte voor nodig. Een dromer heeft tijd en ruimte nodig om goed
te leren.
Dromers hebben vooral interesse voor sociale en culturele probleemsituaties. Ze zijn goed in het brainstormen van ideeën. Dromers stellen echter keuzes gemakkelijk uit en verkiezen reflectieve rollen.
|
||
Leerstijl
|
Kernwoorden
|
Leert het beste van...
|
Dromer /
Bezinner
Divergeren |
Ik wil hier graag even over nadenken.
|
·
Activiteiten waar ze de tijd krijgen
/ gestimuleerd worden.
·
(Achteraf) na te denken over
acties.
·
Als de mogelijkheid wordt geboden
eerst na te denken en dan pas te doen.
·
Beslissingen nemen zonder limieten
en tijdsduur.
|
TIPS VOOR DE DROMER OF BEZINNER
·
Maar vooraf een plan
·
Neem de
tijd voor lastige beslissingen
·
Neem de
tijd om jouw ervaringen te overdenken
·
Bekijk
een probleem vanuit verschillende invalshoeken
De dromer wordt blij van:
·
visuele presentatie
van de leerstof
·
leerstof uitleggen met
voorbeelden
·
geen limiet of tijdsduur
opleggen; dan blokkeren ze
·
aanmoediging; zo leren ze
beter en liever
·
werk volgens een plan
·
laat ze zich veilig voelen
·
confrontatie met verschillende
visies
·
ruimte om ervaringen en
gevoelens te uiten
·
tijd om de ervaringen te
verwerken
·
geef ze uitdaging, ze hebben
een veelzijdige belangstelling
·
geef ze de tijd/kans (achteraf) na te denken over acties
Sociaal:
·
geef ze tijd de overige
groepsleden te leren kennen
·
geef ze kans gedachten uit te wisselen met de groep
Geef hulp bij:
·
het nemen
van besluiten
|
||
DROMER - VOORBEELD
·
Leren begrijpen door na te denken
over mogelijke oorzaken en verklaringen voor wat er gebeurt.
·
Ik zie/lees A en wil weten/voor
mezelf verklaren hoe het komt dat B eruit komt.
|
||
HOE STIMULEER JE DE DROMER
·
Zorg voor verschillende meningen
over een probleem, dat stimuleert.
·
Geef dromers tijd en ruimte om
ervaringen te verwerken en gevoelens te uiten.
·
Dromers leren het best als de
docent de leerstof met voorbeelden uitlegt.
·
Leg geen limiet of tijdsduur op:
dromers hebben hier een hekel aan.
·
Moedig dromers aan: dan leren ze beter en liever.
|
||
DIDACTISCHE WERKVORMEN VOOR DE DROMER
Centraal bij de dromer staat: emotie, verbeelding,
voorstellingsvermogen, persoonlijke betekenisgeving, zintuigen, fantasie,
observeren en nieuwe ideeën generen.
·
Laat onderzoeken: ‘wat de persoon
beweegt’.
·
Een groepsgesprek: gericht op
persoonlijke gedachten en gevoelens.
·
Maak gebruik van de zintuigen: voelen,
ruiken, proeven, kijken en luisteren.
·
Laat onderzoek doen: gericht op
alle deelonderwerpen binnen een thema en het verdiepen in verschillende
verhalen.
·
Werk binnen een thema.
·
Laat brainstormen.
·
Laat een mindmap maken.
·
Een rollenspel spelen.
·
Laat een toneelstuk of rollenspel
schrijven: gericht op de personages.
·
Stimuleer creatieve werkwijze
(zoals ontwerpen en vormgeven)
·
Laat gedichten maken.
·
Collages maken.
·
Reflecteer met elkaar op
aangeboden materiaal (film, beeld, tekst, groepsgesprek, etc): waarin de
deelnemers hun eigen gedachten en gevoelens onder woorden brengen.
|
||
BEGELEIDEND MATERIAAL
· Materiaal geeft antwoord op de
vraag: “Waarom wel of niet?”.
· Sfeer, vorm en kleur is van
belang: het materiaal moet er sfeervol en
· aantrekkelijk uitzien.
· Aanbieden van persoonlijke verhalen
die de interesse en sensitiviteit ten opzichte van persoonlijke en
intermenselijke aspecten voeden.
· Aanbieden van subjectieve
benadering, bijvoorbeeld door persoonlijke verhalen of poëtische en/of
fantasierijke teksten.
· Aanbieden van diverse bronnen:
tekst, voorwerpen, foto’s, beeld, film, kranten, dagboekfragmenten, etc.
· Aanbieden van verschillende
invalshoeken: visies en meningen van verschillende mensen.
· De stimulus is gericht op ervaren:
iets bekijken, voelen, horen, etc en is poëtisch en fantasievol van aard.
|
||
KARAKTERISTIEKEN VOOR DE LEEROMGEVING
·
Expressie en sfeer
·
Persoonlijke feedback
·
Reflectie op ervaring
·
Leren door inleving
|
DENKER – WAARNEMEN EN OVERDENKEN
Een denker stelt graag onderzoekende vragen. De dromer kijkt naar wat er gebeurt en probeert algemene regels daarin te ontdekken, die eventueel met elkaar of met andere ervaringen in verband kunnen worden gebracht. Een denker houdt van logica en redeneren. Een denker is goed in logisch denken (logica) en redeneren. Denkers zijn meestal nauwkeurig en werken nauwgezet. Maar ze willen ook ruimte om creatief om te gaan met hun ideeën. Een denker leert het beste in gestructureerde situaties. Ze leren het best uit boeken en voordrachten: die zijn duidelijk en logisch opgebouwd. Ze leggen graag een relatie met de kennis die ze al hebben. Hij kan niet goed tegen wanorde en vraagt niet gauw om hulp. Ze vragen zelden hulp aan anderen. Soms staan ze niet echt met de voeten op de grond en komen ze met ideeën die ze nooit in de praktijk kunnen omzetten. Niet alle ideeën van een denker zijn even praktisch. Denkers hebben vooral interesse voor ideeën en begrippen, minder voor mensen en emoties. Ze zijn vooral gericht op inductief redeneren en het opstellen van theoretische modellen. Denkers verkiezen symbolische leeromgevingen, waarbij ze via literatuur zelf kaders ontwikkelen en leggen nadruk op logica.
|
|||
Leerstijl
|
Kernwoorden
|
Leert het beste van...
|
|
Denker
Assimileren |
Hoe is dat met elkaar gerelateerd?
|
§ gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen
§ (congressen, colleges, boeken)
§ als ze de tijd krijgen om relaties te kunnen leggen met
kennis die ze al hebben
§ situaties waar ze intellectueel uitgedaagd worden
§ de kans krijgen vragen te stellen en de
basismethodologie, logica etc. te achterhalen
§ theoretische concepten, modellen en systemen
|
|
TIPS VOOR DE DENKER
·
Zoek naar goed gestructureerde
leermiddelen
·
Zoek verbanden met kennis die je
al hebt
·
Zoek intellectuele uitdagingen
·
Bestudeer theoretische concepten,
modellen en systemen
Waar wordt een denker blij van?
·
orde en rust in de klas en in de studeerkamer
·
duidelijke doelen en helder programma
·
goed gestructureerde leermiddelen.
·
uitdaging: Complexe vraagstukken
·
gelegenheid om vragen te stellen
·
zelfstandig leerstof doornemen
·
vertel ze waarom ze iets leren
·
zelfstandigheid: Bemoei je niet teveel met een denker
·
geef ze tijd het hoe, wat en
waarom te ontdekken
Sociaal:
·
liever geen groepswerk
Hulp nodig bij:
·
het praktisch toepassen van kennis
·
samenwerking
|
|||
VOORBEELD
·
Leren begrijpen door in boeken te
lezen over de processen die optreden.
·
Ik lees A en zie dat B daaruit uit
voort komt”.
|
|||
HOE STIMULEER JE DE DENKER
·
Denkers weten graag waarom ze iets
leren. vertel het hem.
·
Een denker heeft orde en rust
nodig in de studeerkamer. Maar ook in de klas, groepswerk is niet echt aan
hem besteed.
·
Geef denkers de tijd om zelf het
hoe, wat en waarom te ontdekken.
·
Bemoei je niet teveel met een
denker. Denkers ervaren dit snel als een inperking van hun ambities.
·
Denkers hebben uitdagingen zoals
complexe vraagstukken nodig: altijd dezelfde stof verveelt snel.
|
|||
DIDACTISCHE WERKVORMEN
Belangrijk is dat de denker intellectueel wordt uitgedaagd.
Het analyseren van ingewikkelde situaties en het veralgemeniseren ervan. Feiten,
begrippen en informatie zijn daarbij van groot belang.
·
Informatie georiënteerd:
verkrijgen van achtergrondinformatie, tekst en uitleg.
·
Laat verschillende visies en
meningen vergelijken.
·
Laat theoretische modellen
analyseren en de achterliggende logische samenhang ervan achterhalen.
·
Bied de mogelijkheid om vragen te
stellen en onderzoek te doen.
·
Laat complexe situaties analyseren
en veralgemeniseren.
·
Laat theorieën en concepten
bestuderen, onderzoeken en bedenken.
·
Laat onderzoek doen naar
onderlinge verbanden, naar wetenschappelijke feiten en abstracte informatie.
·
Een samenvatting maken: laat ze
uit een wirwar van feiten de essentie halen.
·
Debatteren: argumenten (zowel voor
als tegen) bedenken.
·
Laat een eigen mening vormen.
·
Laat exacte verschijnselen ordenen
en integreren.
|
|||
BEGELEIDEND MATERIAAL
·
Materiaal geeft antwoord op de
vraag: “wat is het?”.
·
Structuur en context zijn
belangrijk: materiaal moet dan ook een duidelijke opbouw hebben.
·
Aanbieden van informatie, feiten
en begrippen waarmee de denker het onderwerp conceptueel kan begrijpen.
·
Bied de informatie aan in een
bredere context (plaats, tijd, etc).
·
Aanbieden van een objectieve
benadering, zoals onderzoeksgegevens en de visie van een expert.
·
Aanbieden van modellen, concepten,
theorieën en/of systemen, dit alles mag abstract en wetenschappelijk van aard
zijn.
·
De stimulus zit vooral in
overzichtelijk achtergrondinformatie: gestructureerd en in een bredere
context geplaatst.
|
|||
KARAKTERISTIEKEN VOOR DE LEEROMGEVING
·
Informatie verzamelen
·
Observeren en schrijven
·
Mening van de expert
·
Leren door onderzoek
·
|
BESLISSER – GESTRUCTUREERD EXPERIMENTEREN
De beslisser hakt graag knopen door. Hij plant een taak en voert die uit. De theorie interesseert hem minder, wel de oplossing voor het probleem. Een beslisser is veeleer gericht op taken dan op mensen. Bij geklets wordt hij ongeduldig. De beslisser wil graag dat theorie aan de praktijk gekoppeld wordt en leert veel van praktijkvoorbeelden. Door zijn gedrevenheid handelt een beslisser soms opdrachten te snel af. Maar soms weet hij niet wat aangevangen als er zich plots een kronkel voordoet. Een beslisser leert het meest als hij de kans krijgt om zaken uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert. Hij plant graag en voert uit. De beslisser voelt zich goed als het stappenplan, de leerroute, mooi uitgetekend voor hem ligt en hij stap na stap tot het resultaat kan komen. Hij is tevreden als het leerproces zich volgens plan voltrekt, zodat hij stap voor stap tot het juiste resultaat kan komen. Beslissers hebben vooral interesse voor praktisch en rationeel toepassen van kennis en inzicht. Ze zijn vooral gericht op situaties met slechts één oplossingsmogelijkheid. Beslissers verkiezen technische boven sociale probleemstellingen en ze verkiezen leeromgevingen met duidelijke instructies en procedures.
|
||
Leerstijl
|
Kernwoorden
|
Leert het beste van...
|
Beslisser
Convergeren |
Hoe kan ik dit toepassen in de praktijk?
|
… activiteiten waar:
· een duidelijk verband is tussen
leren en werken
· ze zich kunnen richten op
praktische zaken
· ze technieken worden getoond met
duidelijke praktische voorbeelden
· ze de
kans krijgen dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een
expert
|
TIPS VOOR DE BESLISSER
·
Zoek naar verbanden tussen de
leerstof en het werk
·
Richt je op praktische zaken
·
Laat je de dingen demonstreren
·
Bekijk hoe je de theorie concreet
kan toepassen.
Waar wordt een beslisser blij van?
·
deskundige docenten (moeten het zelf ook kunnen)
·
duidelijke rode draad in de stof
·
praktijkvoorbeelden
·
demonstraties
·
gelegenheid om zelf praktische conclusies te trekken;
·
praktijkgerichte leerstof – relatie tussen theorie en
praktijk
·
zelfstandigheid: technieken en aanwijzingen om het zelf
te doen
·
gelegenheid te experimenteren met zelf bedacht
oplossingen
·
gelegenheid zelfstandig praktische conclusies te trekken
Sociaal:
·
is meer gericht op dingen dan mensen
Hulp geven bij:
·
leer hem dat wat hij nu leert later van pas komt.
·
het juiste probleem oplossen
|
||
VOORBEELD
· Leren
begrijpen door te kijken naar de manier waarop een leraar een proef uitvoert
en het vervolgens op precies dezelfde manier herhalen.
· Ik heb
gezien dat als ik A doe B erop volgt en doe dat precies zo.
|
||
HOE STIMULEER JE DE BESLISSER
· Help de beslisser om een
duidelijke rode draad te herkennen in de leerstof
· Geef de beslisser de kans om met
eigen oplossingen te experimenteren.
· Laat de beslisser zelf een
probleem oplossen, geef hem hierbij aanwijzingen en raad.
· Beslissers leren het best als ze
voorbeelden uit de praktijk krijgen.
· Maak de beslisser duidelijk dat
wat hij nu leert, later van pas komt.
|
||
DIDACTISCHE WERKVORMEN
Van belang bij de beslisser is dat de opgedane kennis
praktisch, geldig en toepasbaar moet zijn. Stimuleer het probleemoplossend
denken en uitproberen van een theorie in de praktijk.
· Werk vanuit een probleemstelling.
· Actieve activiteiten gericht op:
probleemoplossend denken, beslissingen nemen en het genereren van praktische
vertalingen van ideeën.
· Laat methodes uitproberen in de
praktijk.
· Werk met gestructureerde
opdrachten (‘ouderwetse’ speurtochten en frontale lessen) die resultaat
gericht zijn. Essentieel is ook gestructureerd begeleidend materiaal.
· Laat een quiz maken om feiten te
checken: let wel vragen hebben één juist antwoord/oplossing.
· Laat zakelijke plannen analyseren
en/of opzetten: financiering, planning en bedrijfsmatig.
· Laat experimenteren,
inventariseren en uitproberen.
· Laat schema’s onderzoeken en zelf
maken.
· Stimuleer een praktisch en
improviserend werkwijze.
· Geef demonstraties van machines en
apparaten.
· Laat keuzes maken en knoppen
doorhakken.
|
||
BEGELEIDEND MATERIAAL
· Materiaal geeft antwoord op de
vraag: “hoe werkt het?”.
· Van belang is ordening,
efficiëntie en functionaliteit. Het materiaal moet dan ook een degelijke
basis bieden. En bestaat uit een stappenplan, plaatjes, schema’s en teksten
die direct gebruikt kunnen worden binnen de opdrachten.
· Aanbieden van schema’s en modellen
om de praktische vertaling en bruikbaarheid van de informatie te versterken.
· Aanbieden van informatie waarin
een duidelijke aansluiting is tussen theorie en praktijk.
· Aangeboden feiten en objectieve
informatie (geen meningen) dient zich reeds bewezen te hebben.
· De stimulus bestaat uit informatie
en techniek waarmee de leerling op een praktische en efficiënte wijze aan de
slag kan, denk aan afstreeplijsten en checklijsten.
|
||
KARAKTERISTIEKEN VOOR DE LEEROMGEVING
·
Basiskennis en modellen
·
Één juist antwoord
·
Docent gestuurd
·
Leren door informatie
|
In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven welke leerstijl wordt aangesproken door een bepaalde
werkvorm:
Werkvorm
|
Concreet / abstract
|
Actief / reflectief
|
Leerstijl
|
Begeleide discussie
|
Abstract
|
Actief
|
Beslisser
|
Casus
|
Concreet/Abstract
|
Reflectief
|
Dromer/Denker
|
Check in duo’s
|
Abstract
|
Actief
|
Beslisser
|
Demo practicum
|
Concreet
|
Reflectief
|
Dromer
|
Docent stelt klassikaal vragen
|
Concreet/Abstract
|
Reflectief
|
Dromer/Denker
|
Excursie
|
Concreet
|
Actief
|
Doener
|
Frontaal lesgeven
|
Abstract
|
Reflectief
|
Denker
|
Groepswerk, praktisch
|
Concreet
|
Actief
|
Doener
|
Groepswerk,
theoretisch
|
Abstract
|
Actief
|
Beslisser
|
Klassikale behandeling van opgaven
|
Concreet/Abstract
|
Reflectief
|
Dromer/Denker
|
Leerlingen verzinnen een proefje
|
Abstract
|
Actief
|
Beslisser
|
Leraar beantwoordt vragen
|
Abstract
|
Reflectief
|
Denker
|
Lezen van leerstof
|
Abstract
|
Reflectief
|
Denker
|
Onderwijsleergesprek
|
Abstract
|
Actief/Reflectief
|
Beslisser/Denker
|
Opgaven maken
|
Abstract
|
Actief/Reflectief
|
Beslisser/Denker
|
Practicum
|
Concreet
|
Actief
|
Doener
|
Quiz
|
Concreet
|
Actief/Reflectief
|
Doener/Dromer
|
Spel
|
Concreet/Abstract
|
Actief
|
Doener/Beslisser
|
Toneelstukje
|
Concreet
|
Actief/Reflectief
|
Doener/Dromer
|
Veldwerk
|
Concreet
|
Actief
|
Doener
|
Video bekijken
|
Concreet/Abstract
|
Reflectief
|
Dromer/Denker
|
Werkstuk, praktisch
|
Concreet
|
Actief
|
Doener
|
Werkstuk, theoretisch
|
Abstract
|
Actief
|
Beslisser
|