zondag 19 januari 2014

Leerstijlen volgens Kolb - werkvormen


De vier verschillende leerstijlen die Kolb onderscheidt zijn:

·        Doener
·        Dromer
·        Denker
·        Beslisser



Volgens Kolb zijn er twee basisdimensies die ten grondslag liggen aan het leren van ervaringen:

  • van concreet naar abstract en 
  • van actief naar reflectief.


Een leerstijl is dan de benaming voor het kwadrant waarin een individu bij voorkeur begint voor een effectieve leerervaring.
  

Actief
Reflectief
Concreet
Doener
Dromer
Abstract
Beslisser
Denker





DOENER – CONCREET ERVAREN

De doener leert door ervaringen. De doener wil vooral ervaringen opdoen en experimenteren. Als hij ergens aan begint, wil hij resultaten zien. De doener wil overal aan meedoen en erbij horen. Hij wordt graag ‘in het diepe gegooid’. 
Een doener werkt graag samen en onderneemt gauw actie. Hij schiet snel in actie en probeert ook anderen mee te trekken. Hij zoekt zelf nieuwe leersituaties op, maar is soms ongeduldig als iets niet gaat zoals verwacht. Een doener kan zich makkelijk aanpassen aan nieuwe situaties en onverwachte omstandigheden. Hij zoekt vaak zelf nieuwe (leer)situaties op, maar neemt soms onnodige risico’s. De doener wil vlug resultaat. Soms is hij ongeduldig en gaat hij over tot actie zonder na te denken. Een doener vindt het soms moeilijk om hoofd en bijzaken van elkaar te onderscheiden en kan soms ‘zonder nadenken iets doen’.




Doeners hebben vooral interesse voor het uitproberen van dingen op intuïtieve basis. Ze hebben een voorkeur voor leren via 'trial and error', niet gehinderd door veel theorie. Doeners verkiezen wisselende leeromstandigheden en hebben een voorkeur voor leren waar ze een actieve rol kunnen spelen in een affectieve omgeving. 


  • Sfeer en menselijk contact zijn belangrijk. Misschien leert hij beter aan de keukentafel? Of in de living? Zoek de beste leeromgeving. Doe af en toe een stukje leerstof samen.
  • Zorg voor veel afwisseling. Laat hem niet aan een stuk door hetzelfde studeren. Plan niet: vandaag aardrijkskunde en morgen Engels. Plan wel: vandaag een half uur aardrijkskunde en een half uur Engels. En morgen weer.
  • Rem een doener op tijd af. Geef snelle feedback als hij zonder nadenken te werk gaat: “Heb je dat wel goed gelezen?”, “Kijk eens goed wat ze vragen?” Geef tips.
  • Help hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Dat kan de doener niet zo goed. Bedenk samen een systeempje met kleurtjes of onderstrepen.
  • Geef de nodige tijd en ruimte om dingen uit te proberen.




Leerstijl

Kernwoorden
Leert het beste van...
Doener

Accomoderen
Wat is er nieuw? Ik ben in voor alles in. ben in voor alles in.
·        Directe ervaring, dingen doen.
·        Nieuwe ervaringen, het oplossen van problemen.
·        In het diepe gegooid worden met een uitdagende taak.


TIPS VOOR DE DOENER

·        Ga voor directe ervaringen
·        Probeer verschillende werkvormen uit
·        Denk na over jouw eigen oplossingsgedrag
·        Zorg dat je mensen om je heen hebt die je indien nodig de theorie kunnen verduidelijken.

De doener wordt blij van:
·        groepswerk, taakjes en projecten.
·        tijd en ruimte om dingen uit te proberen
·        uitdagingen en nieuwe situaties
·        directe ervaring door dingen te doen
·        problemen om op te lossen
·        afwisseling verschillende werkvormen
·        vrijheid m snel te reageren

Sociaal:
·        humor, plezier en ontspanning op de leerplek
·        veel samenwerken:
·        contact met anderen

Heeft hulp nodig bij:
·        voorbereidingen treffen
·        hoofd- en bijzaken onderscheiden.

·        terugkoppeling op eigen acties


VOORBEELD

·        Leren begrijpen door zelf op goed geluk wat proefjes uit te voeren en te kijken wat er gebeurt.
·        Ik doe A en zie wel wat uit B komt.


HOE STIMULEER JE DE DOENER

·        Sfeer en menselijk contact zijn belangrijk, doe veel samen.
·        De doener leert het best via groepswerk, taakjes en projecten.
·        Doeners hebben uitdagingen en spanningsvolle situaties nodig die om snelle keuzes vragen.
·        Doeners gaan soms zonder na te denken aan het werk. Evalueer een taak achteraf en help hoofd- en bijzaken te onderscheiden.
·        Geef een doener de nodige tijd en ruimte om dingen uit te proberen.



DIDACTISCHE WERKVORMEN

Belangrijk binnen de les is een afwisseling in werkvormen: concrete actie, spanning, crisis, competitie en in beweging blijven. Alles draait om nieuwe ervaringen.

·        Doen, experimenteren en uitproberen.
·        Laat ideeën omzetten in actie: direct uitvoeren van plannen.
·        Creëer werksituaties zoals stages, werkbezoeken of praktijkvoorbeelden.
·        Geef opdrachten waarbinnen al doende wordt geleerd.
·        Laat opdrachten maken die gericht zijn op het opdoen van nieuwe ervaringen.
·        Laat dingen maken: collages in beeld en tekst, knipkrant, video’s, Powerpoint of Prezi presentaties, ontwerpen van werkstukken, etc.
·        Doe aan toneel- en rollenspel.
·        Laat leren in spelvorm: quiz met teams tegen elkaar, waardoor ook het competitie-element wordt gevoed.
·        Laat samenwerken met andere leerlingen aan een werkstuk, presentatie, etc.
·        Laat ze risico’s nemen en in beweging blijven.
·        Laat ze informatie verzamelen door in gesprek te zijn met anderen: interviews met medeleerlingen, docenten, experts, ervaringsdeskundigen.
·        Gesprekken voeren en interviews afnemen.
·        Laat speculeren: in de toekomst kijken.


BEGELEIDEND MATERIAAL

·        Laat de leerlingen in het materiaal spelen en speculeren rondom de vraag: “wat zou er gebeuren als?”.
·        Van belang is afwisseling. Het materiaal moet dan ook voorzien zijn van spectaculaire informatie, veel beelden, korte en bondige teksten en directe opdrachten - opdat de leerlingen snel aan de slag gaan.
·        De aangeboden informatie moet essentieel zijn en slaan op de dagelijkse praktijk: levensecht en voor te stellen.
·        Aanbieden van opdrachten zodat het leerproces begint met instructie en doen.
·        Informatie aanbieden via beeld, geluid, film geniet de voorkeur boven tekst.
·        Aanbieden van informatie via een persoon (in gesprek met/luisteren naar): Collega - deelnemer, docent, audio, video of een rondleiding.
·        Aanbieden van nieuwe ervaringen: excursie, interviews, museum met veel activiteiten.
·        De stimulus is levendig, sensationeel, actief en liefst met bewegend beeld.


KARAKTERISTIEKEN VOOR DE LEEROMGEVING

·        Toepassen van kennis
·        Vaardigheden
·        Levensechte cases
·        Leren door doen


  
DROMER- ANALYSEREN EN ABSTRACT DENKEN
De dromer kijkt aandachtig hoe anderen een probleem aanpakken. Eerst goed kijken, dan pas zelf aan de slag gaan. De dromer wil ‘eerst denken, dan doen’. Een dromer leeft het beste als hij de tijd krijgt om na te denken: eerst nadenken, dan pas doen. Sommige dromers twijfelen vaak en komen soms langzaam tot een besluit. Ze zijn voorzichtig en nemen weinig risico’s. De dromer kan zich goed inleven in verschillende situaties en kan een probleem vanuit vele standpunten bekijken. Hij denkt na over verschillende situaties en probeert zich hierin in te leven. Hierdoor ziet hij vaak meerdere (goede) oplossingen, maar twijfelt over een beslissing. Door zijn fantasie en inleving legt de dromer snel verbanden tussen verschillende situaties. Dromers maken en bedenken graag, maar hebben daar tijd en ruimte voor nodig. Een dromer heeft tijd en ruimte nodig om goed te leren.



Dromers hebben vooral interesse voor sociale en culturele probleemsituaties. Ze zijn goed in het brainstormen van ideeën. Dromers stellen echter keuzes gemakkelijk uit en verkiezen reflectieve rollen.


  • Bedenk samen voorbeeldjes bij de leerstof. Zo leert je kind het best.
  • Leg geen limiet of tijdsduur op: dromers hebben er een hekel aan.
  • Moedig dromers aan: dan leren ze beter en liever.
  • Bedenk samen oplossingen. De dromer kan zich goed inleven in verschillende situaties en kan een probleem vanuit vele standpunten bekijken. Geef hem tijd om dat te doen.
  • De dromer kijkt aandachtig hoe anderen een probleem aanpakken. Eerst goed kijken, dan pas zelf aan de slag gaan. Lukt iets niet dadelijk, doe het dan eens voor.



Leerstijl

Kernwoorden
Leert het beste van...
Dromer /
Bezinner

Divergeren
Ik wil hier graag even over nadenken.
·        Activiteiten waar ze de tijd krijgen / gestimuleerd worden.
·        (Achteraf) na te denken over acties.
·        Als de mogelijkheid wordt geboden eerst na te denken en dan pas te doen.
·        Beslissingen nemen zonder limieten en tijdsduur.


TIPS VOOR DE DROMER OF BEZINNER

·        Maar vooraf een plan
·        Neem de tijd voor lastige beslissingen
·        Neem de tijd om jouw ervaringen te overdenken
·        Bekijk een probleem vanuit verschillende invalshoeken

De dromer wordt blij van:
·        visuele presentatie van de leerstof
·        leerstof uitleggen met voorbeelden
·        geen limiet of tijdsduur opleggen; dan blokkeren ze
·        aanmoediging; zo leren ze beter en liever
·        werk volgens een plan
·        laat ze zich veilig voelen
·        confrontatie met verschillende visies
·        ruimte om ervaringen en gevoelens te uiten
·        tijd om de ervaringen te verwerken
·        geef ze uitdaging, ze hebben een veelzijdige belangstelling
·        geef ze de tijd/kans (achteraf) na te denken over acties

Sociaal:
·        geef ze tijd de overige groepsleden te leren kennen
·        geef ze kans gedachten uit te wisselen met de groep

Geef hulp bij:

·        het nemen van besluiten


DROMER - VOORBEELD

·        Leren begrijpen door na te denken over mogelijke oorzaken en verklaringen voor wat er gebeurt.
·        Ik zie/lees A en wil weten/voor mezelf verklaren hoe het komt dat B eruit komt.


HOE STIMULEER JE DE DROMER

·        Zorg voor verschillende meningen over een probleem, dat stimuleert.
·        Geef dromers tijd en ruimte om ervaringen te verwerken en gevoelens te uiten.
·        Dromers leren het best als de docent de leerstof met voorbeelden uitlegt.
·        Leg geen limiet of tijdsduur op: dromers hebben hier een hekel aan.
·        Moedig dromers aan: dan leren ze beter en liever.


DIDACTISCHE WERKVORMEN VOOR DE DROMER

Centraal bij de dromer staat: emotie, verbeelding, voorstellingsvermogen, persoonlijke betekenisgeving, zintuigen, fantasie, observeren en nieuwe ideeën generen.

·        Laat onderzoeken: ‘wat de persoon beweegt’.
·        Een groepsgesprek: gericht op persoonlijke gedachten en gevoelens.
·        Maak gebruik van de zintuigen: voelen, ruiken, proeven, kijken en luisteren.
·        Laat onderzoek doen: gericht op alle deelonderwerpen binnen een thema en het verdiepen in verschillende verhalen.
·        Werk binnen een thema.
·        Laat brainstormen.
·        Laat een mindmap maken.
·        Een rollenspel spelen.
·        Laat een toneelstuk of rollenspel schrijven: gericht op de personages.
·        Stimuleer creatieve werkwijze (zoals ontwerpen en vormgeven)
·        Laat gedichten maken.
·        Collages maken.
·        Reflecteer met elkaar op aangeboden materiaal (film, beeld, tekst, groepsgesprek, etc): waarin de deelnemers hun eigen gedachten en gevoelens onder woorden brengen.


BEGELEIDEND MATERIAAL

·    Materiaal geeft antwoord op de vraag: “Waarom wel of niet?”.
·    Sfeer, vorm en kleur is van belang: het materiaal moet er sfeervol en
·    aantrekkelijk uitzien.
·    Aanbieden van persoonlijke verhalen die de interesse en sensitiviteit ten opzichte van persoonlijke en intermenselijke aspecten voeden.
·    Aanbieden van subjectieve benadering, bijvoorbeeld door persoonlijke verhalen of poëtische en/of fantasierijke teksten.
·    Aanbieden van diverse bronnen: tekst, voorwerpen, foto’s, beeld, film, kranten, dagboekfragmenten, etc.
·    Aanbieden van verschillende invalshoeken: visies en meningen van verschillende mensen.
·    De stimulus is gericht op ervaren: iets bekijken, voelen, horen, etc en is poëtisch en fantasievol van aard.


KARAKTERISTIEKEN VOOR DE LEEROMGEVING

·        Expressie en sfeer
·        Persoonlijke feedback
·        Reflectie op ervaring
·        Leren door inleving




DENKER – WAARNEMEN EN OVERDENKEN

Een denker stelt graag onderzoekende vragen. De dromer kijkt naar wat er gebeurt en probeert algemene regels daarin te ontdekken, die eventueel met elkaar of met andere ervaringen in verband kunnen worden gebracht. Een denker houdt van logica en redeneren. Een denker is goed in logisch denken (logica) en redeneren. Denkers zijn meestal nauwkeurig en werken nauwgezet. Maar ze willen ook ruimte om creatief om te gaan met hun ideeën. Een denker leert het beste in gestructureerde situaties. Ze leren het best uit boeken en voordrachten: die zijn duidelijk en logisch opgebouwd. Ze leggen graag een relatie met de kennis die ze al hebben. Hij kan niet goed tegen wanorde en vraagt niet gauw om hulp. Ze vragen zelden hulp aan anderen. Soms staan ze niet echt met de voeten op de grond en komen ze met ideeën die ze nooit in de praktijk kunnen omzetten. Niet alle ideeën van een denker zijn even praktisch.





Denkers hebben vooral interesse voor ideeën en begrippen, minder voor mensen en emoties. Ze zijn vooral gericht op inductief redeneren en het opstellen van theoretische modellen. Denkers verkiezen symbolische leeromgevingen, waarbij ze via literatuur zelf kaders ontwikkelen en leggen nadruk op logica.  


  • Een denker weet graag waarom hij iets leert. Vertel het.
  • Zorg voor orde en rust in de studeerkamer. Een denker werkt graag alleen.
  • Geef denkers de tijd en de kansen om zelf het hoe, wat en waarom te ontdekken. Laat hem zelf zoeken op internet, bijvoorbeeld.
  • Bemoei je niet te veel. Denkers ervaren dat snel als bemoeienis, een inperking van hun ambities.
  • Een denker heeft uitdagingen (complexe vraagstukken) nodig: altijd dezelfde stof verveelt snel. Help hem ándere, meer uitdagende vraagjes te stellen bij de leerstof



Leerstijl

Kernwoorden
Leert het beste van...

Denker

Assimileren
Hoe is dat met elkaar gerelateerd?
§  gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen
§  (congressen, colleges, boeken)
§  als ze de tijd krijgen om relaties te kunnen leggen met kennis die ze al hebben
§  situaties waar ze intellectueel uitgedaagd worden
§  de kans krijgen vragen te stellen en de basismethodologie, logica etc. te achterhalen
§  theoretische concepten, modellen en systemen


TIPS VOOR DE DENKER

·        Zoek naar goed gestructureerde leermiddelen
·        Zoek verbanden met kennis die je al hebt
·        Zoek intellectuele uitdagingen
·        Bestudeer theoretische concepten, modellen en systemen

Waar wordt een denker blij van?
·        orde en rust in de klas en in de studeerkamer
·        duidelijke doelen en helder programma
·        goed gestructureerde leermiddelen.
·        uitdaging: Complexe vraagstukken
·        gelegenheid om vragen te stellen
·        zelfstandig leerstof doornemen
·        vertel ze waarom ze iets leren
·        zelfstandigheid: Bemoei je niet teveel met een denker
·        geef ze tijd het hoe, wat en waarom te ontdekken

Sociaal:
·        liever geen groepswerk

Hulp nodig bij:
·        het praktisch toepassen van kennis

·        samenwerking



VOORBEELD

·        Leren begrijpen door in boeken te lezen over de processen die optreden.
·        Ik lees A en zie dat B daaruit uit voort komt”.


HOE STIMULEER JE DE DENKER

·        Denkers weten graag waarom ze iets leren. vertel het hem.
·        Een denker heeft orde en rust nodig in de studeerkamer. Maar ook in de klas,      groepswerk is niet echt aan hem besteed.
·        Geef denkers de tijd om zelf het hoe, wat en waarom te ontdekken.
·        Bemoei je niet teveel met een denker. Denkers ervaren dit snel als een inperking van hun ambities.
·        Denkers hebben uitdagingen zoals complexe vraagstukken nodig: altijd dezelfde stof verveelt snel.


DIDACTISCHE WERKVORMEN

Belangrijk is dat de denker intellectueel wordt uitgedaagd. Het analyseren van ingewikkelde situaties en het veralgemeniseren ervan. Feiten, begrippen en informatie zijn daarbij van groot belang.

·        Informatie georiënteerd: verkrijgen van achtergrondinformatie, tekst en uitleg.
·        Laat verschillende visies en meningen vergelijken.
·        Laat theoretische modellen analyseren en de achterliggende logische samenhang ervan achterhalen.
·        Bied de mogelijkheid om vragen te stellen en onderzoek te doen.
·        Laat complexe situaties analyseren en veralgemeniseren.
·        Laat theorieën en concepten bestuderen, onderzoeken en bedenken.
·        Laat onderzoek doen naar onderlinge verbanden, naar wetenschappelijke feiten en abstracte informatie.
·        Een samenvatting maken: laat ze uit een wirwar van feiten de essentie halen.
·        Debatteren: argumenten (zowel voor als tegen) bedenken.
·        Laat een eigen mening vormen.
·        Laat exacte verschijnselen ordenen en integreren.



BEGELEIDEND MATERIAAL

·        Materiaal geeft antwoord op de vraag: “wat is het?”.
·        Structuur en context zijn belangrijk: materiaal moet dan ook een duidelijke opbouw hebben.
·        Aanbieden van informatie, feiten en begrippen waarmee de denker het onderwerp conceptueel kan begrijpen.
·        Bied de informatie aan in een bredere context (plaats, tijd, etc).
·        Aanbieden van een objectieve benadering, zoals onderzoeksgegevens en de visie van een expert.
·        Aanbieden van modellen, concepten, theorieën en/of systemen, dit alles mag abstract en wetenschappelijk van aard zijn.
·        De stimulus zit vooral in overzichtelijk achtergrondinformatie: gestructureerd en in een bredere context geplaatst.


KARAKTERISTIEKEN VOOR DE LEEROMGEVING

·        Informatie verzamelen
·        Observeren en schrijven
·        Mening van de expert
·        Leren door onderzoek
·       





BESLISSER – GESTRUCTUREERD EXPERIMENTEREN

De beslisser hakt graag knopen door. Hij plant een taak en voert die uit. De theorie interesseert hem minder, wel de oplossing voor het probleem. Een beslisser is veeleer gericht op taken dan op mensen. Bij geklets wordt hij ongeduldig. De beslisser wil graag dat theorie aan de praktijk gekoppeld wordt en leert veel van praktijkvoorbeelden. Door zijn gedrevenheid handelt een beslisser soms opdrachten te snel af. Maar soms weet hij niet wat aangevangen als er zich plots een kronkel voordoet. Een beslisser leert het meest als hij de kans krijgt om zaken uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert. Hij plant graag en voert uit. De beslisser voelt zich goed als het stappenplan, de leerroute, mooi uitgetekend voor hem ligt en hij stap na stap tot het resultaat kan komen. Hij is tevreden als het leerproces zich volgens plan voltrekt, zodat hij stap voor stap tot het juiste resultaat kan komen.




Beslissers hebben vooral interesse voor praktisch en rationeel toepassen van kennis en inzicht. Ze zijn vooral gericht op situaties met slechts één oplossingsmogelijkheid. Beslissers verkiezen technische boven sociale probleemstellingen en ze verkiezen leeromgevingen met duidelijke instructies en procedures.  


  • Help je kind de rode draad te vinden in de leerstof.
  • Bedenk vragen en problemen bij de leerstof. Geef je kind de kans om met eigen oplossingen te experimenteren.
  • Laat hem zelfstandig problemen oplossen, maar geef aanwijzingen en raad.
  • Zorg voor voorbeelden uit de praktijk, het leven van elke dag.
  • Maak duidelijk waarom hij dat nu allemaal moet leren. Wat doet hij daarmee in het leven. Nu of later.


Leerstijl

Kernwoorden
Leert het beste van...
Beslisser

Convergeren
Hoe kan ik dit toepassen in de praktijk?
… activiteiten waar:

·    een duidelijk verband is tussen leren en werken
·    ze zich kunnen richten op praktische zaken
·    ze technieken worden getoond met duidelijke praktische voorbeelden
·    ze de kans krijgen dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert


TIPS VOOR DE BESLISSER

·        Zoek naar verbanden tussen de leerstof en het werk
·        Richt je op praktische zaken
·        Laat je de dingen demonstreren
·        Bekijk hoe je de theorie concreet kan toepassen.


Waar wordt een beslisser blij van?
·        deskundige docenten (moeten het zelf ook kunnen)
·        duidelijke rode draad in de stof
·        praktijkvoorbeelden
·        demonstraties
·        gelegenheid om zelf praktische conclusies te trekken;
·        praktijkgerichte leerstof – relatie tussen theorie en praktijk
·        zelfstandigheid: technieken en aanwijzingen om het zelf te doen
·        gelegenheid te experimenteren met zelf bedacht oplossingen
·        gelegenheid zelfstandig praktische conclusies te trekken

Sociaal:
·        is meer gericht op dingen dan mensen

Hulp geven bij:
·        leer hem dat wat hij nu leert later van pas komt.

·        het juiste probleem oplossen


VOORBEELD

·    Leren begrijpen door te kijken naar de manier waarop een leraar een proef uitvoert en het vervolgens op precies dezelfde manier herhalen.
·    Ik heb gezien dat als ik A doe B erop volgt en doe dat precies zo.


HOE STIMULEER JE DE BESLISSER

·    Help de beslisser om een duidelijke rode draad te herkennen in de leerstof
·    Geef de beslisser de kans om met eigen oplossingen te experimenteren.
·    Laat de beslisser zelf een probleem oplossen, geef hem hierbij aanwijzingen en raad.
·    Beslissers leren het best als ze voorbeelden uit de praktijk krijgen.
·    Maak de beslisser duidelijk dat wat hij nu leert, later van pas komt.



DIDACTISCHE WERKVORMEN

Van belang bij de beslisser is dat de opgedane kennis praktisch, geldig en toepasbaar moet zijn. Stimuleer het probleemoplossend denken en uitproberen van een theorie in de praktijk.

·    Werk vanuit een probleemstelling.
·    Actieve activiteiten gericht op: probleemoplossend denken, beslissingen nemen en het genereren van praktische vertalingen van ideeën.
·    Laat methodes uitproberen in de praktijk.
·    Werk met gestructureerde opdrachten (‘ouderwetse’ speurtochten en frontale lessen) die resultaat gericht zijn. Essentieel is ook gestructureerd begeleidend materiaal.
·    Laat een quiz maken om feiten te checken: let wel vragen hebben één juist antwoord/oplossing.
·    Laat zakelijke plannen analyseren en/of opzetten: financiering, planning en bedrijfsmatig.
·    Laat experimenteren, inventariseren en uitproberen.
·    Laat schema’s onderzoeken en zelf maken.
·    Stimuleer een praktisch en improviserend werkwijze.
·    Geef demonstraties van machines en apparaten.
·    Laat keuzes maken en knoppen doorhakken.


BEGELEIDEND MATERIAAL

·    Materiaal geeft antwoord op de vraag: “hoe werkt het?”.
·    Van belang is ordening, efficiëntie en functionaliteit. Het materiaal moet dan ook een degelijke basis bieden. En bestaat uit een stappenplan, plaatjes, schema’s en teksten die direct gebruikt kunnen worden binnen de opdrachten.
·    Aanbieden van schema’s en modellen om de praktische vertaling en bruikbaarheid van de informatie te versterken.
·    Aanbieden van informatie waarin een duidelijke aansluiting is tussen theorie en praktijk.
·    Aangeboden feiten en objectieve informatie (geen meningen) dient zich reeds bewezen te hebben.
·    De stimulus bestaat uit informatie en techniek waarmee de leerling op een praktische en efficiënte wijze aan de slag kan, denk aan afstreeplijsten en checklijsten.


KARAKTERISTIEKEN VOOR DE LEEROMGEVING

·        Basiskennis en modellen
·        Één juist antwoord
·        Docent gestuurd
·        Leren door informatie




In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven welke leerstijl wordt aangesproken door een bepaalde werkvorm:

Werkvorm
Concreet / abstract
Actief / reflectief
Leerstijl
Begeleide discussie
Abstract
Actief
Beslisser
Casus
Concreet/Abstract
Reflectief
Dromer/Denker
Check in duo’s
Abstract
Actief
Beslisser
Demo practicum
Concreet
Reflectief
Dromer
Docent stelt klassikaal vragen
Concreet/Abstract
Reflectief
Dromer/Denker
Excursie
Concreet
Actief
Doener
Frontaal lesgeven
Abstract
Reflectief
Denker
Groepswerk, praktisch
Concreet
Actief
Doener
Groepswerk, theoretisch
Abstract
Actief
Beslisser
Klassikale behandeling van opgaven
Concreet/Abstract
Reflectief
Dromer/Denker
Leerlingen verzinnen een proefje
Abstract
Actief
Beslisser
Leraar beantwoordt vragen
Abstract
Reflectief
Denker
Lezen van leerstof
Abstract
Reflectief
Denker
Onderwijsleergesprek
Abstract
Actief/Reflectief
Beslisser/Denker
Opgaven maken
Abstract
Actief/Reflectief
Beslisser/Denker
Practicum
Concreet
Actief
Doener
Quiz
Concreet
Actief/Reflectief
Doener/Dromer
Spel
Concreet/Abstract
Actief
Doener/Beslisser
Toneelstukje
Concreet
Actief/Reflectief
Doener/Dromer
Veldwerk
Concreet
Actief
Doener
Video bekijken
Concreet/Abstract
Reflectief
Dromer/Denker
Werkstuk, praktisch
Concreet
Actief
Doener
Werkstuk, theoretisch
Abstract
Actief
Beslisser