dinsdag 18 februari 2014

Uitstelgedrag


Uitstelgedrag komt veel voor bij leerlingen. Uitstelgedrag is het uitstellen van taken die men eigenlijk wil of moet doen en waarbij men weet dat het uitstel waarschijnlijk niet goed is en tot moeilijkheden of extra stress zal leiden.  


Zoals reeds genoemd komt uitstelgedrag veel voor bij leerlingen. Uitstelgedrag wordt ook wel het studentensyndroom genoemd. Het studentensyndroom refereert aan het feit dat de meeste mensen (en vooral studenten en leerlingen) pas aan een taak beginnen als het opleverpunt van de taak in zicht is. Dit verschijnsel veroorzaakt verspilling van aanwezige tijdsreserves met als gevolg stress en overschrijdingen van de opleverdatum.


In de onderstaande tabel worden voorbeelden van de twee uitersten gegeven.



Uitstellen

Niet uitstellen
Ik ben vaak bezig met dingen die ik al veel eerder had moeten doen.

Ik begin pas op het laatste nippertje voor een toets te werken.

Als ik een brief schrijf, zit er nogal wat tijd tussen het schrijven en het op de bus doen.

Kleine klusjes laat ik dagen liggen.

Ik heb de neiging huiswerk uit te stellen.

Ik moet me gewoonlijk haasten om mijn huiswerk op tijd af te krijgen.

Als ik weg moet, zijn er op het laatste moment nog dingen te doen.

Zelfs als ik dringend iets af moet maken, ben ik nog andere dingen aan het doen.

Verjaardagscadeautjes koop ik op het laatste moment

Zelfs belangrijke dingen koop ik op het laatste moment

Ik merk dat ik dingen tot morgen uitstel.

Als ik een boek van de bibliotheek uit heb, lever ik het meteen in.

Als het 's ochtends tijd is om op te staan, kom ik meteen uit bed.

Als ik iemand moet terugbellen, doe ik dat meteen.

Ik neem mijn beslissingen zo snel mogelijk.

Ik ga het liefst vroeg naar een afspraak.

Als ik een opdracht moet uitvoeren, begin ik er meteen aan.

Ik heb een huiswerkopdracht eerder klaar dan strikt nodig is.

Alle dingen die ik me op een dag voorgenomen heb, doe ik ook

Ik zorg ervoor dat ik alle dingen die ik moet doen overdag klaar heb, zodat ik 's avonds kan uitrusten.



Direct bruikbare tips
De meest voor de hand liggende tips zijn:


  • Start nu en probeer je je patroon van uitstelgedrag te herkennen, door een logboek bij te houden. Richt je volledige aandacht op je handelen. Het is tijd voor actie. Houd jezelf voor: ‘Ik ga nu direct over tot actie, zonder er eerst uitgebreid over na te denken’. Hiermee voorkom je dat je gaat piekeren en allerlei excuses en uitvluchten gaat verzinnen om het nieuwe gedrag niet toe te hoeven passen.
  • Voorkom afleiding. Doe je deur dicht, zet de smartphone uit en zorg voor een opgeruimde werkplek. Dit brengt je genoeg rust om te kunnen focussen.
  • Stel jezelf een realistische deadline en hak je project in stukken om deze deadline ook daadwerkelijk te halen.
  • Neem een korte pauze, om je weer te kunnen focussen en daarmee uitstelgedrag te voorkomen
  • Start met het moeilijkste taak van de dag die je moet volbrengen en volbreng je deze ook. Dan voelt de rest van je taken veel lichter.


In de onderstaande tabel worden voorbeelden van de twee uitersten gegeven.


Doen
Niet doen

1. Maak een duidelijk plan met een overzicht van alle huiswerk activiteiten
2. Bepaal prioriteiten in je studie en andere activiteiten

3. Bepaal de hoeveelheid tijd die je hebt en die je nodig hebt. Maak daarna een realistische tijdsplanning
4. Denk realistisch na over je eigen prestaties: wat werkt?
5. Bouw zelfvertrouwen gebaseerd op feiten op; wees tevreden met successen en bouw erop voort
6. Stel een tijdstip vast en begin met je taak van dat moment
7. Ga aan het werk, hoe je je ook daarbij voelt
8. Zie fouten onder ogen en leer daarvan

9. Doorbreek vermijding en ga aan de slag. Zo leer je dat de spanning afneemt en dat je de studie aan kunt
10. Beloon jezelf als je op de goede weg bent

1. Vage plannen als 'Ik moet mijn huiswerk maken', of 'Ik zie wel hoe het gaat'.
2. Onduidelijke en onhaalbare plannen als 'alleen maar studeren' en 'alles inhalen'

3. Zonder analyse stellen 'Ik heb tijd genoeg' en 'Dat gaat gemakkelijk in deze (korte) tijd'.

4. Prestaties toeschrijven aan geluk, hulp van anderen.
5 Voortdurend twijfelen of je dit wel kunt en bevestiging bij anderen zoeken

6. Morgen begin ik

7.  Wachten op inspiratie of “zin”
8.  Jezelf verwijten maken als het niet meteen lukt
9. Vermijden aan de slag te gaan omdat je bang bent te falen

10. Ontevreden blijven, want 'Ik moet nog zoveel'




Uitstelgedrag aanpakken. 
Hoe kun je uitstelgedrag aanpakken. Stel jezelf dan de volgende vier vragen:

1. Welke activiteit ben je gestart of wil je starten?

2. Wat dacht je toen je begon met uitstellen?
3. Wat voelde je toen je begon met uitstellen?
4. Wat deed je in plaats van je geplande activiteit?

Na zes weken lang een logboek bijhouden, heb je een goed idee van de rode lijn in je eigen uitstelgedrag. Door het registreren van je gewoonten herken je je uitstelgedrag eerder op het moment dat je er last van hebt. 


Wat kun je uiteindelijk doen om uitstellen te voorkomen? Analyseer dan een taak die je zonder uitstelgedrag goed hebt afgerond:


1. Beschrijf een productieve activiteit die je effectief hebt afgerond.

2. Wat dacht je toen je startte?
3. Wat voelde je toen je startte?
4. Wat deed je om op schema te blijven?
5. Herhaal dit proces in situaties waarin uitstelgedrag op de loer ligt.


Ben trots op jezelf dat je de geplande activiteit hebt uitgevoerd. Ben trots op jezelf dat je acties hebt ondernomen. Je bent goed bezig en je wilt en kan dit volhouden. Elke keer als je in je oude gewoonte vervalt herhaal je gewoon stap 1 tot en met 4.

Effectief leren

Hier volgen enkele tips voor leerlingen om effectiever te leren:

Productief studeren
  • Sommige vakken op school zijn spannend en andere vakken minder. Meestal is inspanning nodig voor het maken van je huiswerk. Maar voor alle activiteiten geldt geen inzet en inspanning, dan ook geen rendement.
  • Werk samen met anderen en praat over de leerstof (leg de leerstof uit aan anderen). 
  • Studeer actief en maak gebruik meerdere leerstrategieën. Maak bijvoorbeeld verschil tussen hoofd - en bijzaken door te onderstrepen, korte aantekeningen te maken en jezelf vragen te stellen. 
  • Besef dat uitstellen stimuleert tot verder uitstellen. Gewoon beginnen werkt het beste. 


Planning
Besteed genoeg tijd aan je huiswerk en verdeel de tijd ook goed. Denk dan ook aan de verdeling van je tijd voor huiswerk en de andere activiteiten. Maak vergeet ook niet de verdeling van tijd over de verschillende leeractiviteiten.


Je planning (time management) wordt verbeterd door:
  • Overzicht van alle activiteiten. Stel jezelf de vraag "wat heb ik allemaal te doen"?
  • Stellen van prioriteiten. Stel jezelf de vraag "wat laat ik voorgaan"?
  • Plannen van activiteiten. Stel jezelf de vraag "wanneer ga ik de plannen uitvoeren"?
  • Scheppen van gunstige werkomstandigheden. Stel jezelf de vraag "wat helpt mij wel en wat helpt mij niet bij de uitvoering van mijn geplande activiteiten"?


Haalbare studiedoelen
Welk studiedoel heb je voor jezelf opgesteld. Deel het hoofddoel in concrete subdoelen in en verwoord wanneer jij die wilt halen. Je zet jezelf als het ware onder een 'productieve' druk, want je wilt een bepaald doel in een bepaalde tijd halen. En je kunt ook tevreden zijn als je jouw doel hebt gehaald. 
Noteer bijvoorbeeld wanneer je de paragrafen van een lesboek of wanneer je de onderdelen van een opdracht af wilt hebben. Pas op voor onrealistisch optimistische targets, want die haal je toch niet. Je zet dan jezelf onder een 'onproductieve' druk en dat werkt niet. Daarbij is iets niet halen ontmoedigend en dat hindert bij het beginnen aan de volgende studietaak.


Controleer de voortgang
Controleer de voortgang van de huiswerkactiviteiten zodat je steeds weet hoe je er voor staat. Een eventuele achterstand is dan op tijd in te halen en groeit niet uit tot een grote achterstand. 
Studeren is natuurlijk niet alleen zitten en uren maken. Controleer ook of je productief bent en niet zit te suffen. Maak gebruik van verschillende leerstrategieën.


Organiseer goede werkomstandigheden en hulpmiddelen
Zorg voor goede werkomstandigheden. Stimulerende werkomstandigheden zijn

  • Een goede werkplek waar geen afleiding is.
  • Genoeg (niet te veel en niet te weinig) en regelmatig studeren. 
  • Wen aan een studieritme en haal per dag jouw doel.
  • Duidelijke afspraken met jezelf en met anderen over andere activiteiten zoals sporten, muzieklessen, verenigingsactiviteiten, betaald werk, etc.
  • Hulpmiddelen als goede aantekeningen, diagnostische toetsen, en een werkende computer.
  • Mensen om je heen die je kunnen steunen, waar je mee kunt samenwerken en die je zo nodig raad kunt vragen.


Actief studeren
Studeer actief door jezelf vragen te stellen, korte aantekeningen of een schema te maken. Probeer niet passief als een spons de studiestof op te zuigen maar verwerk de informatie. Ga na of je de studiestof begrijpt door herhalen, jezelf vragen stellen, bespreken met medeleerlingen en het maken van oude tentamens.


Fixed mindset versus growth mindset
Ontwikkel interesse in leren en het vertrouwen de studie aan te kunnen. Sommige gedachten werken negatief op het huiswerk uit. Twee uitersten zijn enerzijds “Het lukt mij toch niet” en anderzijds “Morgen ga ik het opnieuw proberen”. Als je bijvoorbeeld een onderdeel niet onmiddellijk begrijpt, dan wil dat niet zeggen dat jij daar te stom voor bent. Bepaalde delen kunnen zeer moeilijk zijn en voor nadenken heb je tijd nodig. Blijf kritisch en oordeel niet te snel negatief over jezelf. Blijf op de taak gericht en vraag je af wat je niet begrijpt en hoe daar achter is te komen.

Concentratie verhogen


De hersenen van leerlingen zijn nog niet volgroeid. Dat maakt dat een puber zich meer laat leiden door emotie dan door ratio, nog geen helikopterview heeft, extra gevoelig is voor beloning op korte termijn. Leerlingen kunnen in het algemeen moeilijk inschatten wanneer hij of zij hulp nodig heeft. Tevens hebben leerlingen behoefte heeft aan voorbeelden en rolmodellen

In enkele gevallen kunnen leerlingen hun aandacht niet goed kunnen bundelen, zij hebben moeite om de aandacht te richten, hebben moeite om hun aandacht langdurig vast te houden, hebben moeite met luisteren en kunnen niet alles opnemen. Het betreft hier allemaal concentratieproblemen. De oorzaken kunnen intern liggen, maar ook vanuit de omgeving komen.

Leerlingen kunnen gemiddeld 25 à 30 minuten aandachtig informatie opnemen. Daarna verslapt de concentratie van leerlingen.


Tips voor leerlingen
Enkele tips voor leerlingen om hun concentratie beter vast te houden:

Stel jezelf een doel
Kan het huiswerk waarmee je bezig bent je niet boeien? Dan zal je concentratievermogen ook vrij laag zijn. Denk daarom eerst na waarom je het doet en welk doel je ermee wilt bereiken. Als je dit voor ogen houdt, zal je eens zo gemotiveerd zijn. Zet jezelf doelen op korte termijn: wat is je doel deze week, vandaag? Schrijf de doelen neer (gewoon onder elkaar of in een tijdschema) en tracht hier naartoe te werken. Denk eens na over wat je op lange termijn wil bereiken op school. Wat is je doel? Schrijf dit doel neer en hou dit voor ogen als je het moeilijk hebt om je aan je huiswerk te zetten. 

Bepaal je plan van aanpak
Soms is het belangrijk om enkele minuten stil te staan bij wat je gaat doen en hoe je het gaat aanpakken. Als je een structuur hebt zal je je werk minder moeten onderbreken met de vraag "wat is het volgende dat ik moet doen?". Stel to-do-lijstjes op. Telkens je een taak/doel bereikt hebt, schrap je het door. Het doorschrappen en zien krimpen van je lijstje kan zeer motiverend werken. 

Studeer actief 
Beperk je tijdens het leren niet tot het passief lezen en onderstrepen van de leerstof, maar bewerk de tekst (onderscheid hoofd- en bijzaken, ga op zoek naar verbanden), maak je eigen schema’s en samenvattingen, stel jezelf vragen, zoek eigen voorbeelden, betrek de leerstof op de actualiteit, gebruik meerdere leerstrategieën.

Werk in blokken en neem regelmatig een pauze
Het lijkt dan misschien beter om langere tijd achter je huiswerk te zitten, toch kun je beter een korte pauze inlassen na een bepaalde periode. Als je te lang achter elkaar werkt, daalt je productiviteit. Niet erg effectief dus. Werk daarom in korte blokken, hierdoor blijf je optimaal geconcentreerd en ben je het meest productief. En als je weet dat je binnenkort een pauze kunt nemen, zul je extra gemotiveerd zijn om die ene huiswerkopdracht af te krijgen.

Hou rekening met je concentratieboog
Wanneer je lange woordenlijsten moeten leren, zijn het vaak dezelfde woorden in het midden die je niet goed weet. Dit komt omdat je hersenen een spanningsboog hebben, de eerste en de laatste items worden goed onthouden, maar de woorden in het midden blijven vaak minder hangen. Om die reden is verstandig om steeds op een andere plek in de lijst te beginnen met leren.

Niet multitasken
Je hersenen kunnen maar op één taak tegelijkertijd bewust aandacht richten. Als je tijdens het leren aan het multitasken bent, doe je geen twee taken tegelijkertijd, maar wissel je steeds de tussen de taken. Niet handig, want dit gaat ten kosten van je effectiviteit.
Het is dus niet effectief om tijdens het lezen van een tekst ook een samenvatting te maken. Dit gaat niet alleen ten koste van je leessnelheid maar ook het onthouden van de tekst wordt hierdoor belemmerd. Doe één ding tegelijkertijd en als je daarmee klaar bent ga je verder na de volgende taak. Hierdoor ben je sneller klaar en wordt de informatie beter verwerkt en opgeslagen in je hersenen.

Zoek een geschikte studieplek
Als u zich wilt concentreren, zorg er dan voor dat u niet wordt afgeleid. Zorg ervoor dat je een eigen werkplek hebt. Kies een rustige plek op om te studeren, bijvoorbeeld je eigen kamer. 
Zo kun je je daar op een bepaalde manier afsluiten van de rest van je gezin. Zorg voor aangepast licht en een comfortabele stoel om te studeren. Studeer in een niet te warme kamer, daar word je moe van.

Ruim op 
Ruim voor je begint met leren je bureau op. Leg enkel hetgeen je nodig hebt op je bureau, leg alles wat je niet nodig hebt uit je zicht (dat zijn namelijk afleiders). Zorg ervoor dat je alle spullen die je nodig hebt bij de hand hebt, zodat je niet moet opstaan om nog een rekenmachine, markeerstiften te zoeken. 

Muziek
Muziek kan er voor zorgen dat je niet wordt afgeleid door de omgeving, maar let wel op dat de muziek zelf je niet afleidt! Doorgaans is klassieke muziek of andere instrumentele muziek het beste om te studeren. Gebabbel van de radio of songteksten kunnen je afleiden. 

Eet voldoende en gezond
Te veel eten is niet goed, maar met een lege maag kun je ook niet werken. Je zult merken dat wanneer u honger heeft je concentratie minder wordt. Trouwens na veel eten verslapt je aandacht. Probeer ook gezond te eten.

Beperk je cafeïne-consumptie 
Grote hoeveelheden cola, koffie en/of energiedrankjes zijn af te raden. Ze zorgen misschien voor een korte concentratie-boost, maar kunnen bij overmatig gebruik vervelende kwalen zoals slapeloosheid, zenuwachtigheid, bevingen, angst,  hoofdpijn, maag- en darmklachten tot gevolg hebben. Bovendien heeft cafeïne een verslavend effect. 

Drink water 
Drink voldoende water. Als je te weinig drinkt, heeft dit een onmiddellijk effect op je leerprestaties. 

Slaap voldoende
Voldoende slaap is ook een voorwaarde voor een goede concentratie. Je zult merken dat wanneer te weinig slaapt je concentratie ook minder wordt.

Voldoende lichaamsbeweging
Zorg voor voldoende lichaamsbeweging en een juiste ademhaling; dit bevordert de opname van zuurstof en de doorbloeding van de hersenen.

Schakel externe afleiders uit

Zet je smartphone, pc en/of internet uit als je dit niet nodig hebt tijdens het studeren. Als het internet noodzakelijk is om je huiswerk te verrichten kun je niet anders, maar in andere gevallen zet je beter je internet uit. Facebook, Twitter of andere interessante websites leiden je af van je huiswerk. Maak duidelijke afspraken met je familie en vrienden. Maak hen duidelijk wanneer je studeert en liever niet gestoord wordt (hang bijvoorbeeld je planning op in de keuken, vertel je vrienden wanneer je niet bereikbaar bent).


Enkele tips voor docenten
Hier volgen enkele tips voor docenten om de concentratie van leerlingen te verhogen:

Door focus aan te brengen, het aanbrengen van focus kan worden versterkt door:
  • Leerlingen vooraf een opdracht te geven
  • Een haalbaar doel te formuleren; hierdoor wordt de aandacht gericht op datgene wat nodig is

Zorg voor herhaling / oefenenOm ervoor te zorgen dat leerstof goed te onthouden, moet er voldoende herhaling van de leerstof plaatsvinden. Hier volgen een aantal tips:
  • Koppel herhaling aan variatie, waardoor er steeds een nieuwe uitdaging is voor de hersenen.
  • Veel herhaling / oefenen is belangrijk, maar wel zo veel mogelijk in verschillende soorten situaties om voldoende wendbaarheid van denken en handelen te kunnen ontwikkelen.
  • Moedig oefenen aan in plaats van het resultaat.

Bevorder emoties en emotionele betrokkenheidPrikkel emoties en emotionele betrokkenheid door:
  • Nieuwsgierigheid op te wekken.
  • Onverwachte beloningen.
  • Complimenten en positieve feedback geven.
  • Het geluksgevoel van een goed uitgewerkte opdracht.

Wees een rolmodel.
  • Geef een demonstratie van een handeling. Maak gebruik van de werking van het afkijken.
  • Gebruik voorbeeldgedrag van de docent.

Zoek naar voorbeelden.
  • Activeer voorkennis.
  • Zorg voor uitgewerkte voorbeelden als leerlingen beschikken over weinig voorkennis.

Gebruik alle zintuigenHet is belangrijk om tijdens het onderwijs de verschillende zintuigen te prikkelen.
  • Presenteer bij voorkeur met beeld en geluid.
  • Zorg voor een mooie verpakking van de lesstof.

Actief aan de slagEen krachtige leersituatie heeft een aantal belangrijke kenmerken:
  • Laat leerlingen actief aan de slag gaan om de leerstof te verwerken.
  • Houd leerlingen flexibel door hen regelmatig iets nieuws te laten doen.

zondag 16 februari 2014

Tips voor leerwerk en maakwerk


Tips voor leerwerk 
In de onderstaande tekst staan een aantal effectieve leerstrategieën. Een aantal effectieve methoden om beter te kunnen onthouden:

  • Hardop lezen
  • Mindmap maken (Mindmap maken. Een goede mindmap geeft een overzichtelijk beeld van de leerstof, doordat de relaties en het onderscheid tussen hoofd- en bijzaken duidelijk wordt.)
  • Tekeningen (doodles) maken tijdens het luisteren
  • Aantekeningen maken
  • Ezelsbruggetjes maken
  • Rijmen / muziek / cadans / ritme
  • Herhalen
  • Een verhaal maken van dingen die je wilt onthouden
  • Nog beter een verhaal maken van dingen met beelden die je wilt onthouden
  • Associatie of metafoor bedenken
  • Schema’s maken
  • Samenvattingen maken (Maak een samenvatting. Belangrijk is wel dat je kind de stof niet gedachteloos gaat overschrijven. Zorg dat je kind hoofd- en bijzaken onderscheidt in een samenvatting.)
  • Proeftoets maken / proefvragen maken (De vraaganalyse. Laat je kind zelf een toets in elkaar zetten.)
  • Kaartjes maken. Op de voorkant een woord, zinnetje, jaartal , begrip enz. en op de achterkant de vertaling.


PS Het leren wordt positief ondersteund door naar klassieke barokmuziek luisteren (zoals Mozart, Bach, Vivaldi).


Tips voor maakwerk:
  • Eerst leerwerk, dan maakwerk
  • Onderschat het maakwerk niet!
  • Goed nakijken
  • Zorg voor een stille en goede leeromgeving

Het puberbrein

De hersenen van pubers zijn nog niet volgroeid. Dat maakt dat een puber:
  • zich meer laat leiden door emotie dan door ratio,
  • nog geen helikopterview heeft,
  • extra gevoelig is voor beloning op korte termijn,
  • moeilijk kan inschatten wanneer hij of zij hulp nodig heeft,
  • zich moet ontwikkelen t.a.v. reflecteren en ethisch bewustzijn en
  • een lage impulscontrole heeft.
  • behoefte heeft aan voorbeelden en rolmodellen




woensdag 5 februari 2014

Onderpresteren


Onderpresteren 
Onderpresteren wil zeggen dat de prestaties (veel) lager liggen dan op grond van de capaciteiten van de leerling verwacht wordt. Er is dus sprake van een discrepantie tussen aanleg en prestatie. Onderpresteren komt voor op alle niveaus. Een gemiddelde leerling die erg zwak presteert is dus ook een onderpresteerder. 


Positieve kenmerken
Vaak gaat het alleen over de negatieve kenmerken van onderpresteerders. Maar zij hebben zeker ook positieve kenmerken. Zoals:

  • Ze hebben ongewone interesses en een levendige verbeelding.
  • Ze lezen vaak veel in hun vrije tijd en hebben een grote feitenkennis.
  • Ze komen in een één-op-één-gesprek welbespraakt en intelligent naar voren.
  • Ze begrijpen en onthouden informatie goed als ze geïnteresseerd zijn.
  • Ze zijn gevoelig.
  • Ze hebben een grote ontdekkingsdrang en creativiteit.


Negatieve kenmerken
In het algemeen zijn de volgende zaken kenmerkend:

  • Ze leveren weinig inspanning en zijn niet gewend moeite te doen om succes te behalen.
  • Zij hebben geen of weinig doorzettingsvermogen en zelfdiscipline. Ze zijn moeilijk aan het werk te krijgen en vinden het lastig om een taak vol te houden.
  • Ze maken onnodige fouten. Er zit een neerwaartse lijn in hun prestaties.
  • Ze bereiden hun huiswerk niet of nauwelijks voor.
  • Ze hebben slechte leer/werkstrategieën en een hekel aan automatiseren.
  • Ze verzetten zich tegen autoriteit.
  • Ze zijn snel afgeleid en hebben een slechte concentratie. Ze hebben hun aandacht niet bij de les of zijn met andere dingen bezig.
  • Ze wijzen verantwoordelijkheid af en nemen geen verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag.
  • Ze hebben een sterke externe locus of control: ze zoeken de oorzaak van slechte resultaten buiten zichzelf.
  • Ze hebben een negatief zelfbeeld en zelfvertrouwen. Ze zijn zelf ook ontevreden over hun prestaties.



Soorten onderpresteerders
Er zijn twee soorten onderpresteerders: relatieve en absolute onderpresteerders. Bij relatief onderpresteren behaalt de leerling lagere scores dan op grond van zijn capaciteiten verwacht mag worden, maar ze liggen nog wel op het klassenniveau. Dit is vaak het geval bij kinderen die niet erg willen opvallen. Het komt vooral voor bij meisjes. Bij absoluut onderpresteren behaalt de leerling resultaten die zelfs onder het klassenniveau liggen. Dit komt vooral voor bij jongens.


Beeld van leren
Onderpresteerders hebben een verwrongen idee van wat leren inhoudt. Het beeld van leren hoort te zijn: Iets wat ik nog niet weet of kan, dat ga ik oefenen, zodat ik het daarna (beter) beheers. In de gedachten van onderpresteerders is dit verandert in: Iets wat ik al weet en kan, nog vele malen herhalen, zonder dat het iets toevoegt aan mijn beheersing.
Oorzaken

Er kunnen verschillende oorzaken zijn waarom kinderen gaan onderpresteren. Bijvoorbeeld:

  • Een gebrek aan uitdaging, bijvoorbeeld als een leerling lange tijd onder zijn niveau werkt en geen faalervaringen heeft. Dit zorgt voor verveling.
  • Een gebrek aan motivatie. Dit kan het gevolg zijn van te weinig uitdaging in de taken, maar het kan ook aan de leerling zelf of aan de thuisomgeving liggen. Vaak is er sprake van een combinatie.
  • Aanpassingsgedrag. Als een leerling niet wil opvallen tussen zijn leeftijdsgenoten, dan kan onderpresteren als verdedigingsmechanisme ingezet worden, om geen uitzondering te zijn en geaccepteerd te worden door de groep. Ze willen geen jaloezie en proberen daarom onzichtbaar te zijn.
  • Een slechte leer/werkstrategie.
  • Emotionele problemen.



Gevolgen
Vaak krijgen onderpresteerders een verkeerd of negatief zelfbeeld. Het kind ervaart dat het niet aan de verwachtingen voldoet. Hij voelt zich een "loser", omdat hij anderen teleurstelt. Ouders, kind en school moeten een actieve rol spelen om dit zelfbeeld te verbeteren. Onderpresteerders kunnen depressief, perfectionistisch of faalangstig worden. Sommigen ontwikkelen angsten en krijgen buikklachten. Ze kunnen in een sociaal isolement terechtkomen.
Begeleiding op school

De basis voor de oplossing is een goede relatie met de leerling. Onderpresteerders hebben begeleiding nodig om te leren leren. Verder moet de leerkracht ervoor zorgen dat de leerling merkt:

  • Dat hij/zij er net zo goed mag zijn.
  • Dat het de leerkracht veel kan schelen wat hij/zij doet en hoe.
  • Dat er andere kinderen zijn met wie hij/zij de competentie kan delen en meten.
  • Dat de eigen activiteit aansluit bij wat het kind nog wil en moet leren.


Als een onderpresteerder helemaal vastgelopen is, kan het zinvol zijn om dit te doorbreken door de leerling tijdelijk uit de klas te halen. Geef de leerling een coach, iemand uit het team. Laat de leerling twee weken kiezen welke vakken hij wil volgen in welke klas, zodat hij weer leerplezier krijgt. Laat de leerling dan langzamerhand teruggaan naar de klas met meer verrijking en ruimte voor eigen onderwerpen.


Verrijkingstof
Verrijking voor onderpresteerders kan op de volgende manieren:

  • Leren leren. Dit kan door een studievaardighedentraining en door vreemde talen, zoals Spaans.
  • Leren denken. Dit kan door het aanbieden van denksport en programmeren.
  • Leren leven. Dit kan een sociale vaardighedentraining zijn, maar hier valt ook expressie, muzikale vorming en filosofie onder.
  • Spelletjes, zoals Set, Rush hour, Rubik’s snake en Transposer. Hierbij kunnen de kinderen een strategie ontwikkeling.


Do’s
Een aantal tips voor de docent:

  • Leg uit waarom ze iets moeten leren.
  • Probeer hun denkstrategie te koppelen aan een gangbare strategie.
  • Wissel procesfeedback af met productfeedback.
  • Bemoedig de poging en het proces meer dan het resultaat. Als de leerling leert om zich ergens voor in te spannen en door te zetten, dan is er een basis gelegd.
  • Beschrijf bij positieve feedback wat je goed vindt.
  • Leer de leerling fouten durven maken.
  • Wissel veiligheid en ondersteuning af met terughoudendheid en aanmoediging om fouten te maken.
  • Beloon inspanning.
  • Train metacognitieve vaardigheden. Dit verschaft inzicht en werkt indirect.
  • Geef hen aangepaste activiteiten, waarbij ze ook contact hebben met ontwikkelingsgelijken.

Maar het belangrijkste is preventie. Voorkomen is altijd beter dan genezen.


Don’ts
Er zijn ook een aantal dingen die de docent beter niet kan doen.

  • Kijk niet alleen naar het resultaat kijken, maar juist naar het proces.
  • Zeg niet: ‘Wat ben je slim!’. Op het moment dat een poging of taak mislukt, denkt de leerling dan dat hij niet meer slim genoeg is. Het gaat om de inzet.
  • Straffen heeft weinig zin. Onderpresteerders zoeken de oorzaak van de slechte prestaties buiten zichzelf, dus dan heeft straffen niet het gewenste effect.
  • Omkopen. Onderpresteerders hebben de neiging om de beloning te verkleinen en ze vinden vaak wel een goede reden om toch niet aan de slag te gaan. Omkopen doet bovendien geen beroep op de intrinsieke motivatie.
[ bron: http://wij-leren.nl/artikel-onderpresteren.php ]


Intelligentie (IQ) en Emotionele intelligentie (EQ)


Intelligentie (IQ)

Leren heeft met intelligentie te maken. Intelligentie is immers het vermogen om rationeel te denken, doelgericht te handelen en effectief met de omgeving om te gaan. Intelligentie is niet statisch, maar dynamisch. Men onderscheidt acht intelligenties:

  • De verbaal-linguistische intelligentie: taal, woorden en lezen.
  • De logisch-mathematische intelligentie: getallen.
  • De visueel-ruimtelijke intelligentie:beelden, ontwerpen, grafieken.
  • De muzikaal-ritmische intelligentie: geluid en muziek.
  • De lichamelijk-kinesthetische intelligentie: lichaam en motoriek.
  • De naturalistische intelligentie: planten, dieren, waarnemen.
  • De interpersoonlijke intelligentie: contact met anderen.
  • De intrapersoonlijke intelligentie: kent zichzelf goed.


Iedereen heeft verschillende intelligenties in meer of mindere mate. Het is mogelijk om de intelligenties te ontwikkelen.


Emotionele intelligentie (EQ)

Hieronder wordt verstaan het intelligent omgaan met emoties. Dat wil zeggen: het vermogen om emoties van jezelf en anderen te zien, begrijpen en reguleren. De vijf belangrijkste eigenschappen van het EQ zijn:

  • Zelfkennis. Bewust zijn van je gevoelens.
  • Optimisme. Positief denken over je mogelijkheden.
  • Kunnen afzien. Werken aan lange termijn doelen.
  • Empathie. Verplaatsen in de gevoelens van anderen.
  • Sociale vaardigheden. Goed omgaan met bekenden en vreemden.


De emotionele intelligentie kan ontwikkeld worden d.m.v. leerprocessen.

Trainen in verschillende leerstrategieën helpt


Leerlingen trainen in verschillende leerstrategieën helpt
Leerstrategieën zijn activiteiten die mensen ondernemen om zich kennis en vaardigheden beter eigen te maken. Een combinatie van leeractiviteiten die mensen op eigen initiatief gebruiken om hun leerdoel te bereiken. Veelvuldig worden drie leerstrategieën onderscheiden, namelijk cognitieve leerstrategieën, affectieve leerstrategieën en metacognitieve leerstrategieën. De prestaties van leerlingen kunnen aanzienlijk verbeteren wanneer zij getraind en gestimuleerd worden om de juiste leerstrategieën in te zetten.

Liever een strategie dan geen strategie
Over het algemeen geldt dat het meegeven van een leerstrategie altijd meer oplevert dan helemaal geen strategie meegeven. Uit onderzoek blijkt dat variatie in welke leerstrategieën of combinaties van verschillende strategieën het meest effectief zijn.

Altijd doen: plannen, voorspellen en motiveren
Docenten moeten aan leerlingen in elk geval overdragen hoe, wanneer en waarom ze leerstrategieën moeten gebruiken. Dit staat ook wel bekend als metacognitieve kennis. Verder doen docenten er goed aan de metacognitieve strategie ‘plannen en voorspellen’ te onderwijzen, waarbij leerlingen moeten bepalen hoe ze iets gaan aanpakken en wat ze nodig hebben om de taak tot een goed einde te brengen. Bovendien lijkt het belangrijk dat leerlingen de relevantie en het belang kunnen inschatten van de taak die ze uit voeren.

[ bron : http://www.nwo.nl/actueel/nieuws/2013/magw/leerlingen-trainen-in-verschillende-leerstrategieen-helpt.html ]


Visies op leren


Een bredere visie op leren
Een beperkte visie op leren

1 Mensen leren altijd en overal.

Leren doe je op school.
2 Er zijn talrijke weinig bewuste, impliciete leerprocessen die spontaan optreden als neveneffect van allerlei ervaringen en activiteiten.

Leren betreft een bewuste activiteit die specifiek is gericht op de verwerving van kennis en vaardigheden.
3 Leren maakt deel uit van een sociale context, waarin leerproces en leerresultaten functioneren en betekenis hebben.

Leren is een individuele activiteit met individuele resultaten (waarbij leerresultaten als doel vaststaan in overeenstemming met punt 8).
4 Leren treedt (ook) op als gevolg van
handelen.
Leren is een voorwaarde voor handelen; leerresultaten moeten later/elders worden toegepast.
5 Leren is ook emotioneel van aard.
Leren is een cognitieve, rationele activiteit.

6 Leren kan ook negatieve effecten hebben.
Leren is een verbetering; leren is (moreel) goed.

7 Het referentiekader (eerder verworven leerresultaten) fungeert als bril. Veranderend (kritisch, transformatief) leren is veeleisend.

Leren is voornamelijk het toevoegen van nieuwe kennis of uitbreiden van aanwezige kennis (wel conceptuele verandering bij ‘misconcepten’).
8 Kennis is een sociale constructie; de toereikendheid en geldigheid ervan  staan ter discussie.

Vanzelfsprekende consensus over geldigheid en reikwijdte van kennis in het onderwijs.


[ bron: http://hbo-kennisbank.uvt.nl/cgi/fontys/show.cgi?fid=3691 ]

zondag 2 februari 2014

Leerstrategieën

Een leerstrategie is de manier waarop een leerling het leren aanpakt. Een leerstrategie is een combinatie van leeractiviteiten die mensen op eigen initiatief gebruiken om hun leerdoel te bereiken.

Bij een leerstrategie horen de stappen die hij zet om het leerdoel te bereiken, zoals het onderscheiden van hoofd- en bijzaken, verbanden leggen tussen bestaande en nieuwe kennis en het gebruiken van voorbeelden om dingen te onthouden. 

Leerstrategieën zijn een onderdeel van de cognitieve strategieën. Dat zijn de manieren waarop de leerling informatie verwerkt, zoals het oplossen van problemen en het focussen van de aandacht.




Jan Vermunt (IVLOS / Universiteit Utrecht) heeft onderzoek gedaan naar opvattingen en gedrag van studenten met betrekking tot hun leren. Uit zijn onderzoek bleek dat de leer- en regulatie-activiteiten die studenten uitvoeren en de studie-opvattingen en -motieven die zij hebben zodanig met elkaar samenhangen, dat van vier leerstijlen kan worden gesproken: 

  • een betekenisgerichte leerstijl, 
  • een reproductiegerichte leerstijl, 
  • een toepassingsgerichte leerstijl en 
  • een ongerichte leerstijl.

Betekenisgerichte leerstijl
Studenten met een betekenisgerichte leerstijl zoeken naar verbanden in de studiestof, proberen zelf structuur aan te brengen en staan kritisch tegenover de te bestuderen stof (diepteverwerking). Ze bepalen zelf hoe ze leren en wat ze belangrijk vinden (zelfsturing). Ze zien studeren als het opbouwen van kennis en inzichten en studeren uit persoonlijke interesse.

• Motivatie: persoonlijke interesse
• Leeractiviteiten: diepteverwerking
• Sturing: zelfgestuurd
• Opvatting: Opbouw van ken


Reproductiegerichte leerstijl
Studenten met een reproductiegerichte leerstijl leren de studiestof vaak uit hun hoofd, herhalen de stof veelvuldig en gaan gedetailleerd te werk (stapsgewijze verwerking). Daarnaast laten zij zich door het onderwijs sturen en zien ze studeren als het opnemen van kennis. Ze zijn gericht op het behalen van certificaten en het uittesten van eigen capaciteiten.

 Motivatie: cijfers, toets, diploma
• Leeractiviteiten: stampen en herhalen
• Sturing: extern (ouders, docenten)
• Opvatting: verzamelen van kennis


Toepassingsgerichte leerstijl
Studenten met een toepassingsgerichte leerstijl proberen datgene wat ze leren in de praktijk toe te passen (concrete verwerking). Ze zien studeren dan ook als het leren gebruiken van de kennis die men verwerft en zijn bij het studeren gericht op hun toekomstige beroep (beroepsgerichte leeroriëntatie).

 Motivatie: Beroepsgericht
• Leeractiviteiten: gebruiken en concretiseren
• Sturing: zelf- en extern gestuurd
• Opvatting: gebruik van kennis


Ongerichte leerstijl
Studenten met een ongerichte leerstijl vinden het moeilijk om hun eigen leren te sturen, maar hebben ook nauwelijks houvast aan de aanwijzingen in de studiestof of van docenten (stuurloze regulatiestrategie). Ze vinden dat het onderwijs stimulerend hoort te zijn en werken graag samen met medestudenten. Verder staan ze onzeker tegenover hun studie (ambivalente leeroriëntatie): ze twijfelen of ze goed genoeg zijn om de studie af te maken of ze vragen zich af of ze wel de goede studie hebben gekozen.

• Motivatie: afhankelijk van anderen
• Leeractiviteiten: nauwelijks
• Sturing: stuurloos
• Opvatting: ambivalent


Anders dan bij Kolb zijn dit geen stappen in een leerproces, waar je willekeurig kunt instappen. Deze leerstijlen zijn los van elkaar staande manieren waarop iemand leren kan.
Wel geldt ook hier dat iedereen wel iets heeft van meerdere stijlen. Waarschijnlijk zal één van de stijlen het meest gebruikt worden.


Vermunt onderscheidt verder cognitieve leerstrategieën, affectieve leerstrategieën en metacognitieve leerstrategieën:

Cognitieve leerstrategie
Een cognitieve leerstrategie is een combinatie van volgende mogelijke leeractiviteiten: 

  • memoriseren, 
  • herhalen, 
  • kritisch verwerken, 
  • selecteren, 
  • toepassen, 
  • relateren, 
  • structureren, 
  • analyseren, 
  • concretiseren.


Affectieve leerstrategie
Een affectieve leerstrategie is een combinatie van volgende mogelijke affectieve leeractiviteiten: 

  • toeschrijven, 
  • motiveren, 
  • concentreren, 
  • waarderen, 
  • inspannen, 
  • zichzelf beoordelen, 
  • emoties opwekken, 
  • verwachten.


Metacognitieve leerstrategie
Een metacognitieve leerstrategie is een combinatie van volgende mogelijke metacognitieve leeractiviteiten: 

  • oriënteren, 
  • plannen, 
  • proces bewaken, 
  • toetsen, 
  • evalueren, 
  • diagnosticeren, 
  • bijsturen, 
  • reflecteren.



Leren

Visie op leren

“Het ondernemen van zichtbare en/of mentale activiteiten die leiden tot een verandering in de persoonlijke actietheorie van werknemers” (Berings, 2006)

Behaviorisme
“Leren is ander gedrag vertonen op grond van een externe stimulus”

Cognitivisme
“Leren is het inpassen van kennis in cognitieve structuren”

Constructivisme
“Leren is het zelf bouwen en ontwikkelen van een praktijktheorie”

‘Moderne’ visie op leren
- Continu
- Gekoppeld aan het werk
- Sociaal
- In verschillende contexten
- Zelfgestuurd en/of onder begeleiding

Opmerking van Joseph Kessels: “Je kunt mensen niet dwingen om te leren”

Vier manieren van (individueel) leren
1 - Door ervaring
2 - Door sociale interactie
3 - Door theorie
4 - Door kritische reflectie

Ad 1. Leren door ervaring
- Meemaken, waarnemen, ondergaan, 
deel uitmaken
- Trial-and-error
- Model leren
- Stimuleren door: uitdagingen, feedback, vernieuwing, autonomie, variatie

Ad 2. Leren door sociale interactie
- Alledaagse conversatie
- Informatie vragen en geven
- Samen zoeken naar nieuwe oplossingen
- Brainstormen
- Discussie
- Samenwerken
- Conflicthantering
- Stimuleren door participatie, leerklimaat

Ad 3. Leren door theorie
- Theorie → werkelijkheid
- Anders slapende kennis
- Verbinding met ervarings- en sociaal leren

Ad 4. Leren door kritische reflectie
- Vragen stellen: waarom doen we dit altijd zo, kan het niet anders, beter?
- Op jezelf
- Op omgeving
- Afleren!
- Stimuleren door tijd, klimaat

Collectief leren als co-creëren
- Individuele participatie
- Samenwerken aan reëel ervaren problemen
- Uitwisseling van tacit knowledge
- Beste (enige?) manier om attitudes/cultuur te veranderen



[bron: Van: Glaudé, M., Van Eck, E., Oud, W. en Verbeek. F. (2008). Voorwaarden voor scholing van docenten mbo, volgens docenten en hun leidinggevenden. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut]


Tacit knowledge

Tacit knowledge is the knowledge in our heads. It is much less concrete and more difficult to document and measure. However it is more valuable because it provides context.

Tacit knowledge is the unwritten, unspoken, and hidden vast storehouse of knowledge held by practically every normal human being, based on his or her emotions, experiences, insights, intuition, observations and internalized information. 

Tacit knowledge is integral to the entirety of a person's consciousness, is acquired largely through association with other people, and requires joint or shared activities to be imparted from on to another. 




Like the submerged part of an iceberg it constitutes the bulk of what one knows, and forms the underlying framework that makes explicit knowledge possible. Concept of tacit knowledge was introduced by Michael Polanyi in his 1966 book 'The Tacit Dimension'.

Tacit knowledge
Explicit knowledge
Personal and context-specific
Formal
Difficult to document and communicate. Unwritten and unspoken.
Easy to document, transfer and reproduce.
Drawn from experience and the most powerful form of knowledge.
Can become obsolete quickly.
Difficult to communicate and share.
Easy to communicate and share.
Shared only when individuals are willing to engage in social interaction.
Can be copied and imitated easily.
Lives in people and their practices.
Lives in books and heads.
Learning to be.
Learning about.
Examples:
-decision-making models
-body language
 Examples:
-routines
-procedures