vrijdag 31 augustus 2018

Positieve groep versus negatieve groep


Elke leerkracht zal het met mij eens zijn dat er verschillende soorten groepen/klassen zijn. Bij de ene groep/klas heb je gelijk een positief gevoel, de kinderen kunnen goed met elkaar opschieten en er komen weinig conflicten voor.  Er zijn ook negatieve groepen/klassen, in deze groepen vinden meer incidenten plaats of worden kinderen gepest.

In het algemeen zal een groep met een positieve sfeer, een positieve invloed hebben op het leer- en leefklimaat. In elke groep, of deze nu positief of negatief is, bestaan er regels die bepalen welk gedrag er in de groep "normaal" of "abnormaal" wordt gevonden; de groepsnormen. Deze groepsnormen zijn ongeschreven groepsregels die gelden voor iedereen in de groep/klas.

Welke groepskenmerken en rollen herkennen we bij positieve en negatieve groepen van leerlingen. En welke gevolgen hebben de verschillende groepen in een onderwijssetting.


Positieve groep
Negatieve groep
Groepskenmerken:

Kenmerken van een positieve groep zijn:

-De groepsleden zijn eensgezind en gemotiveerd om groepsdoelen te halen.
-Groepsleden voelen zich medeverantwoordelijk voor de eigen groep en uiten dit ook.
-De groepsleden tonen respect voor de mening en het karakter van een ander groepslid.
-Groepsleden zijn bereid tot samenwerking.

Kenmerken van een negatieve groep zijn:

-De harmonie ontbreekt, er is een continue strijd om het doel.
-Groepsleden tonen zich niet medeverantwoordelijk voor de groep.
-Groepsleden tonen geen respect voor de mening en het karakter van andere groepsleden.
-Bepaalde rollen ontbreken.
Gevolgen:
In een goede groep zijn de groepsnormen positief.

Dit heeft fijne gevolgen:

-Kinderen gaan met plezier naar school
-Minder ordeproblemen
-Betere leerresultaten
-Leerlingen helpen elkaar
-Goed pedagogisch klimaat
-Prettige omgangsvormen
-Effectieve onderwijsvormen worden uitvoerbaar

In deze groep zijn de groepsnormen veelal negatief.

Gevolgen zijn onder andere:

-Kinderen gaan niet met plezier naar school
- Een negatieve groep zorgt voor ordeproblemen
- Slechte prestaties van de leerlingen
-Leerlingen helpen elkaar niet
-Slecht pedagogisch klimaat
-Geen prettige omgangsvormen,  slechte samenwerking en ruzies
-Effectieve onderwijsvormen zijn moeilijk uitvoerbaar
-Pesten. Dit is geen op zichzelf staand verschijnsel, maar dit hangt samen met het groepsproces.

Rollen:
Een positieve groep kent de volgende zeven rollen:

Leidinggevende rollen:
1.    Gezagsdrager, die laat natuurlijk leiderschap zien.
2.    Sociaal werker, die is behulpzaam en zorgzaam.
3.    Organisator, die zet de ideeën van gezagsdragers om in daden.

Overige groepsleden:
4.    Verkenner, die neemt initiatieven als de bedoeling duidelijk is.
5.    Volger, die doen trouw wat er van hen gevraagd wordt.
6.    Appellant, die appelleert aan de gevoelens van zorgzaamheid en mededogen. Dit kan iemand zijn met een mentale of fysieke zwakte, maar ook iemand die verdriet heeft.
7.    Joker, die zorgt voor plezier en kan relativeren.

De negatieve groep kent de volgende vier rollen:

Leidinggevende rol:
1.    Dictator, die vergaart medestanders om zich heen en heeft de leiding op een negatieve manier. Deze leerling pest.

Overige groepsleden:
2.    Intrigant, die probeert kinderen tegen elkaar uit te spelen en schuift de schuld op andere kinderen (op een zondebok of een meeloper).
3.    Meeloper, deze leerling stelt zich onderdanig op en pest de zondebok.
4.    Zondebok, deze leerling stelt zich onderdanig op en krijgt ongefundeerd de schuld van allerlei zaken. Frustraties van anderen worden op deze leerling botgevierd (bijv. door slaan, schelden, schreeuwen, bedreigen, enz.).

donderdag 16 augustus 2018

Reflectie met de STARR-methode


Eerst eens goed de situatie beschrijven en onderzoeken. En dan pas reflecteren. Dat is de kern van de STARR-methode, die je vooral gebruikt om te reflecteren op jezelf.

De STARR-methodiek helpt bij het inzichtelijk krijgen van competenties van mensen. Het is een methode die, door een gegeven situatie te analyseren, inzicht geeft in de competenties waarover iemand beschikt en de wijze waarop deze gehanteerd worden. Het helpt dus bij het beoordelen van mensen.

Om een uitspraak te kunnen doen over de competenties van mensen, is het van belang om in daadwerkelijke voorbeelden na te gaan welke competenties mensen laten zien. Voordat een oordeel over competenties van mensen gegeven wordt, kan het dus nuttig zijn om op zoek te gaan nar concrete voorbeelden van deze competenties in het dagelijks handelen. De STARR-methodiek helpt om dergelijke voorbeelden te analyseren en te beoordelen.

Situatie

Situatie: wat was de situatie/de context waarbinnen het voorbeeld zich afspeelde.
- Wat was de situatie?
- Wat gebeurde er?
- Wat was de aanleiding?
- Wie waren er bij betrokken?
- Waar speelde het zich af?
- Wanneer?

Taak

Taak: wat was in deze situatie de taak waarvoor de betrokkene zich gesteld zag dan wel de rolopvatting die de betrokkene zelf had?

- Wat was je taak?
- Wat was je rol?
- Wat wilde je bereiken?
- Wat werd van je verwacht?
- Wat verwachtte je van jezelf in deze situatie?
- Wat vond je dat moest gebeuren?

Actie

Actie: wat is er concreet gezegd en gedaan?
- Wat hoorde/zei/deed/voelde je?
- Hoe pakte je het aan?
- Hoe werd op jou gereageerd?
- Wat zei/dacht/voelde men volgens jou?
- Wat hoorde/zei/deed/voelde je toen? Enz.

Resultaat

Resultaat: hoe heeft de ander gereageerd en wat was het eindresultaat?

- Wat kwam er uit?
- Hoe liep het af?
- Hoe reageerden de anderen op het resultaat?

Reflectie

Reflectie: zou u een zelfde probleem volgende keer weer zo aanpakken?
Wat zou u een volgende keer anders doen?

- Hoe vond je dat je het deed?
- Was je tevreden met de resultaten?
- Wat is de essentie van wat je geleerd hebt?
- Wat zou je de volgende keer eventueel anders doen?
- Wat heb je daar dan voor nodig?
- Kun je met wat je hiervan hebt geleerd ook iets in andere situaties?