maandag 23 juli 2018

Kwaliteit van een toets


Checklist voor de kwaliteit van een toets:

Inhoudsvaliditeit
-Dekt de toets de behandelde leerstof?
-Wordt alle kennis getoetst op het gewenste beheersingsniveau?
-Worden alle relevante beheersingsaspecten van een vaardigheid getoetst?
-Dekt de toets of opdracht alle gewenste leerdoelen in voldoende mate af?

Begripsvaliditeit

-Toetst de toets wat hij moet toetsen?

Betrouwbaarheid

-Is ervoor gezorgd dat bij de beoordeling verschillende beoordelaars tot hetzelfde resultaat komen?
-Is ervoor gezorgd dat vergelijkbare prestaties hetzelfde beoordeeld worden?

Specificiteit

-Is de toets alleen goed te maken als de leerling de stof beheerst?

Moeilijkheid

-Past de moeilijkheidsgraad van de toets bij het niveau van de leerlingen?

Discriminerend vermogen

-Is ervoor gezorgd dat de toets onderscheid maakt tussen leerlingen die de stof beheersen en leerlingen die de stof niet beheersen?

Transparantie

-Zijn de leerlingen goed op de toets voorbereid? Hebben ze bijvoorbeeld kunnen deelnemen aan proeftoetsen?
-Weten de leerlingen wat zij in de toets te verwachten hebben en waarop zij precies worden beoordeeld?
-Kunnen leerlingen zien wat in de toets belangrijk is?
Bijvoorbeeld doordat vermeld wordt welk aantal punten een leerling per vraag kan behalen.

Beschikbare tijd

-Is de toets te maken in de beschikbare tijd?

Taalgebruik en vormgeving

-Is de lay-out duidelijk en functioneel?
-Zijn eventuele illustraties duidelijk en functioneel?
-Is er voldoende ondersteuning in de vorm van illustratiemateriaal?
-Zijn de vragen duidelijk en ondubbelzinnig?
-Worden (dubbele) ontkenningen vermeden?
-Is alle (omringende) tekst bij de vragen nodig?
-Worden onnodig lange zinnen vermeden?


woensdag 11 juli 2018

Feedback efficiënter maken

Uit onderzoek (Higgins & Hartley, 2002) met betrekking tot feedback blijkt dat feedback efficiënter werkt naarmate:

Actieve verwerking
Leerlingen worden aangezet tot actieve verwerking van het aangeboden materiaal, d.w.z. dat leerlingen worden aangespoord om zelf met de leerstof aan de slag te gaan en niet enkel op een ‘passieve’ manier de feedback lezen (en gauw weer vergeten).

Adaptief en geïndividualiseerd
Feedback wordt aangepast in functie van leerlingenkenmerken. Dit wordt adaptieve en geïndividualiseerde feedback genoemd. In dergelijke feedback wordt bijvoorbeeld ingespeeld op de voorkennis van de leerling m.b.t. een bepaalde inhoud. Of er wordt specifieke feedback gegeven bij veel voorkomende fouten of andere feedback naargelang het niveau dat de leerling bereikt, enz.

Niveau- en foutanalyse
Informatie wordt gegeven over het niveau dat reeds bereikt werd, de fouten die men gemaakt heeft, waarom bepaalde fouten werden gemaakt.


Vormen van motivatie

Motivatie van de leerlingen is de mate waarin leerlingen geïnteresseerd zijn in de onderwerpen die op school gepresenteerd worden, en de mate waarin ze het gevoel hebben dat ze in staat zijn die informatie aan te leren. De Bilde, Vansteenkiste en Lens (2011) definiëren motivatie als energie schenken aan, richting geven aan, volharding tonen en het vooropstellen van doelen. 




Als we de literatuur erop naslaan dan kunnen we leren dat er meerdere vormen van motivatie zijn. En dit bepaalt de mate waarin iemand betrokken is bij een les / activiteit.

In de onderst
aande tekst wordt uitleg gegeven over de vier vormen van motivatie



Typen van motivatie



Toelichting


Intrinsieke motivatie


Intrinsieke motivatie geeft aan in hoeverre leerlingen werken voor het plezier en de voldoening die school geeft. Intrinsiek gemotiveerde leerlingen voeren de taak uit voor het plezier en de voldoening die het uitvoeren van de taak hen geeft.

Stellingen:
1 - Ik span me in tijdens het vak omdat ik denk dat het interessant is.

2 - Ik span me in tijdens het vak omdat ik denk dat dit leuk is.

3 - Ik span me in tijdens het vak omdat het werken hieraan leuk is.


4 - Ik span me in tijdens het vak omdat ik me goed voel als ik hieraan werk.



Geïdentificeerde motivatie


Geïdentificeerde motivatie geeft aan in hoeverre leerlingen aan school werken omdat zij dat zelf belangrijk vinden. Bij geïdentificeerde motivatie wordt een externe factor (bijvoorbeeld: ‘mijn ouders vinden het belangrijk dat ik hard werk voor school’) door leerlingen geïnternaliseerd (‘ik vind het belangrijk om hard te werken voor school’). Het ligt dus dicht tegen intrinsieke motivatie aan, maar is van origine wel extern gereguleerd, waardoor het een vorm van extrinsieke motivatie is.

Stellingen:
1 - Ik span me in tijdens het vak omdat het voor mijn eigen bestwil is.

2 - Ik span me in tijdens het vak omdat ik denk dat deze activiteit goed voor me is.

3 - Ik span me in tijdens het vak omdat ik het zelf besloten heb.


4 - Ik span me in tijdens het vak omdat ik denk dat deze activiteit belangrijk voor me is.



Externe motivatie


Externe motivatie houdt in dat leerlingen aan school werken omdat dit van hen verwacht wordt. Dit type motivatie geeft aan in hoeverre leerlingen werk leveren omdat er een beloning tegenover staat of om negatieve gevolgen te vermijden.

Stellingen:
1 - Ik span me in tijdens het vak omdat het van me verwacht wordt.

2 - Ik span me in tijdens het vak omdat het iets is dat ik moet doen.

3 - Ik span me in tijdens het vak omdat ik geen keuze heb.


4 - Ik span me in tijdens het vak omdat ik het gevoel heb dat ik dit moet doen.



Amotivatie


Amotivatie geeft aan in hoeverre leerlingen geen besef hebben waarom ze aan school werken of niet de mogelijkheid ervaren de uitvoering van een taak te beïnvloeden. Het begrip “amotivatie” wordt gebruikt om aan te geven dat leerlingen de relatie tussen het eigen gedrag en de uitkomsten van een taak niet zien. Er is dan geen besef van het doel, de verwachting van een beloning of de gevoelde mogelijkheid de uitvoering van de taak te beïnvloeden.

Stellingen:
1 - Er zullen goede redenen zijn om dit te doen, maar persoonlijk zie ik ze niet.

2 - Ik doe dit maar ik weet niet zeker of het de moeite waard is.

3 - Ik weet het niet; ik zie niet wat dit het vak mij oplevert.


4 - Ik doe dit wel, maar ik weet niet zeker of het goed is om mee door te gaan.




maandag 9 juli 2018

Theorie U - Otto Scharmer

Introductie
Otto Scharmer is de auteur van het boek ‘Theorie U’ en senior docent bij het Massachusetts Institute of Technoogy (MIT).

Theorie U draait het om de volgende zaken:
- Een fenomeen van wakker worden met een dieper niveau van bewustzijn. Van jezelf, van de wereld om je heen en van de dingen die er werkelijk toe doen.
- Ten tweede is het een structuur en een taal, waarin je elkaar gaat begrijpen.
- En ten derde is het een methodiek, een proces dat je telkens weer kunt doorlopen om meer effectief te zijn als leider.


Theory U is een model dat diverse lagen van de mens raakt: mentaal, psychologisch, sociaal en spiritueel. Het doorlopen van de U raakt mensen ten diepste in hun verlangen om betekenis te hebben, en helpt hen tegelijk een wezenlijke relatie te leggen met alles om hen heen: zichzelf, anderen en de wereld. Het boek Theorie U is waardevol voor professionals die in hun dagelijkse praktijk bezig zijn met de begeleiding van veranderprocessen en zoeken naar praktische tools om duurzame verandering te bereiken.





Luisteren
Otto Scharmer onderscheidt vier verschillende niveaus van luisteren: 
- downloaden (waarbij je vooral op zoek bent naar bevestiging), 
- feitelijk luisteren (bestaande waarbij ideeën worden aangevuld), 
- empathisch luisteren (waarbij je voor de ander openstaat) en 
- generatief luisteren (waarbij je luistert vanuit je intuïtie).

Deze twee vormen van luisteren zijn niet goed genoeg als we iets willen veranderen.


Downloading:

[waarbij je vooral op zoek bent naar bevestiging]
We luisteren vanuit onze eigen ervaringen en kennis, waardoor we de neiging hebben om te zoeken naar de bevestiging van ons eigen gelijk en snel te interpreteren. We luisteren dan eigenlijk naar hetgeen we al weten. We bevestigen daarmee onze meningen en oordelen. We zitten dan als het ware in een gesloten ruimte die het verleden reflecteert.

Feitelijk luisteren:

[waarbij ideeën worden aangevuld]
Hiermee openen we een raam om naar de buitenwereld te kijken. We horen dan ook de nieuwe dingen, de dingen die we niet hadden verwacht te horen of zien. We zijn open en nieuwsgierig.

Als we iets willen veranderen hebben we deze twee vormen luisteren nodig.

Empathisch luisteren:

[waarbij je voor de ander openstaat]
Je luister naar de ander vanuit de ander. Je leeft je in en voelt mee, met compassie. Er ontstaat een emotionele verbinding . Je ziet een situatie of ervaring met de ogen van de ander. De ander voelt zich gehoord en gezien.

Generatief luisteren:

[waarbij je luistert vanuit je intuïtie]
Een waarderende vorm van luisteren waarbij iets bijzonders gebeurt. Al luisterend verbind je je met de ander op een dieper niveau, waardoor een verandering ontstaat. Je ziet nieuwe mogelijkheden voor de toekomst, wordt enthousiast, stijgt boven jezelf uit, hebt oog voor de potentie van die ander. Kortom: er leeft iets op. Er is echt contact, gedachten stromen. Het gesprek gaat vanzelf en de structuur is opbouwend en verkennend. Het denken wordt niet gehinderd door oude noties van wat mogelijk is en onmogelijk. De realiteit van vandaag staat niet in de weg van de mogelijkheid van de toekomst. Aan het einde van het gesprek ben je energieker dan aan het begin.


Scharmer zegt dat uitzonderlijke coaches en leiders vooral op de vierde manier luisteren. Zij luisteren met empathie naar je ervaringen en moeilijkheden, en voegen iets extra’s toe: zij zien ook wie je in toekomst kunt zijn en verbinden je hiermee door er aandacht voor te hebben.



De volgende video toont de verschillende vormen / niveau's van luisteren:




Rudolf Steiner
Otto Scharmer is sterk beïnvloed door de werken van Rudolf Steiner.

Rudolf Steiner heeft de overtuiging dat ‘achter’ de stoffelijke wereld een wereld ligt die toebehoort aan het bovenzintuiglijke, het geestelijke.
Het is een wereld die even reëel is als de fysieke wereld en waartoe een ieder toegang heeft, maar helaas blijft het menselijk bewustzijn voor het grootste gedeelte van de tijd gevangen binnen de wereld van het stoffelijke. (Steiners ‘bovenzintuiglijke waarneming’ mag zeer zeker niet verward worden met helderziendheid of paranormale begaafdheid.)

Het belangrijkste inzicht dat Otto Scharmer kreeg na het lezen van Steiners basiswerken werd bevestigd toen hij zijn eerste onderzoeksproject aan het MIT had voltooid en ontdekte dat we onze eigen ervaringen en ons eigen denkproces duidelijker, transparanter en nauwkeuriger moeten onderzoeken: Heb vertrouwen in je eigen waarneming als het fundamentele startpunt van welk onderzoek dan ook, maar volg je door die observatie in gang gezette gedachten daarna tot de bron ervan terug.


Instrumenten
Het ontwikkelen van een nieuw soort sociale technologie die gebaseerd is op drie instrumenten waarover ieder van ons al beschikt over een open geest, een open hart en een open wil.

Een open geest
(Open Mind)
Het eerste instrument, de geest opent zich als mensen werkelijk bereid zijn hun eigen vooronderstellingen niet langer voor vanzelfsprekend te houden, maar dingen beginnen te horen en te zien die voordien niet zo evident voor hen waren. Dit is het begin van elk waarachtig leerproces en een sleutel voor een organisatie dat een poging doet belangrijke omgevingsveranderingen te duiden.

De open geest helpt je om met frisse ogen te kijken.

Je bent nieuwsgierig.
Een open hart
(Open Heart)
Het tweede instrument, het open hart is het vermogen tot empathisch luisteren en ons in anderen te verplaatsen. Je hart openen betekent toegang krijgen tot de diepere lagen van je emotionele waarneming en die activeren. Met het hart luisteren wil letterlijk zeggen dat we ons hart en ons vermogen tot waardering en liefde gebruiken als waarnemingsorgaan.

Het open hart helpt je om je in te leven in anderen en contact te maken.

Je ontwikkelt empathie en compassie.

Hiermee help je om de scheidslijn tussen ik en de ander, tussen ik en het systeem, op te heffen.
Een open wil
(Open Will)
Het derde instrument, de open wil, houdt verband met ons vermogen toegang te krijgen tot ons authentieke zelf – het is een soort intelligentie die ook wel spirituele intelligentie wordt genoemd. Het heeft van doen met het fundamentele gebeuren van loslaten en laten komen.

De open wil stelt je in contact te komen met je authentieke zelf en je authentieke doel.

De open wil laat je voelen dat je niet één bent maar twee. De ene persoon is degene die je bent geworden, gevormd door je verleden.

De ander is de persoon die je kan zijn in de toekomst. En hiervoor heb je moed nodig.


Vijf verschillende stappen
Scharmer beschrijft in Theory U een proces bestaande uit vijf verschillende stappen: observing, sensing, presencing, crystallizing en prototyping.


Observing
De ‘observing' (seeing) fase beschrijft het proces van het kijken met frisse, open blik aan het begin van een veranderproces. Dit in tegenstelling tot het downloaden vanuit oude patronen en schema’s, wat vaak gebeurt wanneer men geconfronteerd wordt met nieuwe situaties en vraagstukken.
Sensing
In de tweede fase, die van ‘sensing’ , gaat het om het contact maken met een diepere laag in jezelf, om zo op een andere manier (vanuit een open hart) verbinding te maken met anderen.
Presencing
De fase van ‘presencing’ is gericht op het contact maken met dat wat er is én wat er mogelijk is in de toekomst.
Crystallizing
In de fase van ‘crystallizing’ is het de kunst om die mogelijke toekomst verder te verbeelden. Het vormgeven aan de inzichten en ideeën die in de vorige fase zijn ontstaan, vormt hier de kern.
Prototyping
Bij de laatste fase, die van ‘prototyping’, gaat het erom de ideeën om te zetten in voorzichtige, eerste acties.

En hoe gaan we de theorie U inbedden in het onderwijs?


zondag 1 juli 2018

Onderzoekend leren - verschillende vormen


Verschillende vormen van onderzoekend leren die te onderscheiden zijn binnen de literatuur over onderzoekend leren.

Onderzoekend leren bij natuur en techniek

Onderzoekend leren kent ook in Nederland vooral bekendheid binnen het vak Techniek en de bètavakken. Hierbij gaat het meestal om het uitvoeren van experimenteel onderzoek waarbij leerlingen wetenschappelijke concepten moeten ‘ontdekken’.

Ontwerpend leren
Ontwerpend leren is een variant waarbij het ontwerpen van een product of oplossing voor een probleem centraal staat. Na het verkennen van het probleem werken de leerlingen aan het bedenken en maken van een praktisch product.

Projectonderwijs
In projectonderwijs werken leerlingen aan complexe taken waarin verschillende vakgebieden geïntegreerd aan bod komen. De problemen waar leerlingen aan werken ontstaan in het project. De projecten worden vaak afgesloten met een realistisch eindproduct zoals een zelfgemaakt product, poster of presentatie aan een publiek. Daarbij worden onderwerpen vaak vanuit meerdere perspectieven onderzocht. Projectonderwijs probeert een verbinding te maken tussen de geleefde werkelijkheid buiten de klas en het leren in de klas. Leerlingen kunnen de vragen die zij in het ‘echte’ leven tegen komen onderwerpen aan systematisch onderzoek.

Probleemgestuurd leren
Probleemgestuurd leren lijkt sterk op projectonderwijs. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het een bepaal type project is, waarbij de aandacht vooral ligt op het goed leren definiëren van een probleem en het aanleren van strategieën om een probleem aan te pakken.

De problemen waar leerlingen aan werken zijn complex: ze kennen niet één unieke oplossing. De leraar begeleidt de leerlingen in het proces door hen te helpen bij het verhelderen van de probleemstelling, het herkennen van de belangrijkste feiten, het opstellen van hypotheses, verzamelen van informatie, het herkennen van kennisleemtes, het opzoeken van informatie, toepassen van kennis en het evalueren van het proces.

Leerlingen werken samen om te ontdekken wat ze moeten leren om het probleem op te lossen. Ze zijn bezig met zelfgestuurd leren waarbij ze kennis toepassen en reflecteren op wat ze geleerd hebben en de effectiviteit van de eigen oplossing beoordelen.


Twee verschillende visies met betrekking tot het begrip “onderzoek”


Wat is onderzoek? En welke twee verschillende visies zijn er met betrekking tot het begrip “onderzoek”?

Van statisch beeld:
Wetenschap als ‘dat wat echt waar is’?

Naar dynamisch beeld:
Wetenschap als sociaal proces
van betekenis geven.

Vanuit een statisch beeld van wetenschap gaat het om het vinden van de waarheid:

‘Het gaat erom via onderzoek uit te vinden wat écht waar is’.

Bij wetenschap gaat het dan om het verzamelen van zoveel mogelijk harde feiten die gezamenlijk de waarheid vertellen over een fenomeen, om daarmee theorie te ontwikkelen.

Vanuit een meer proces georiënteerd,
dynamisch beeld van wetenschap gaat
het bij onderzoek om de verschillende
manieren waarop wetenschappers
de wereld onderzoeken, er betekenis
aan verlenen en verklaringen zoeken,
onderbouwd met empirisch bewijs.
Zes kenmerken van de aard van
onderzoek:

- Wetenschappelijke kennis is
gebaseerd op empirisch bewijs
(dit zijn observaties uit de
werkelijkheid);

- Wetenschappelijke kennis is
normatief of theoriegebonden. Het
onderzoek wordt beïnvloed door de
voorkennis of het theoretisch kader
van de onderzoeker;

- (Wetenschappelijke) kennis is
onderhevig aan verandering;

- Wetenschap is deels het product van
menselijke inferentie, creativiteit en
voorstellingsvermogen;

- Wetenschap is verbonden met de
cultuur en sociale wereld;

- Wetenschappelijke kennis is
gebaseerd op zowel observatie als
inferentie.

(Akerson & Hanuscin, 2007)


Deze laatste variant past het beste bij
het in de literatuurstudie bestudeerde
onderzoekend leren van leerlingen.


Verschillende vormen van onderzoek


In onderstaand schema staat een aantal typen onderzoek beschreven die in onderwijs gebruikt worden.

Type onderzoek
Wat is het?
In welke context gebeurt dit?
Literatuuronderzoek
Leerlingen zoeken naar antwoorden op een vraag in teksten in boeken, tijdschriften, kranten, het internet etc.

Vaak gebruikt bij vakken zoals geschiedenis en aardrijkskunde, maar ook bij de talen.

Praktijkonderzoek

Leerlingen zoeken naar een antwoord door het bevragen van iets of iemand in de werkelijkheid. Bijvoorbeeld door interviews of observaties.

Vaak gebruikt binnen thematisch werken op de school.

Experimenteel onderzoek

Leerlingen zoeken naar een antwoord op een vraag door het maken van een vergelijking, door iets uit te proberen.

Vaak gebruikt bij ‘science’- vakken.

Ontwerponderzoek

Leerlingen ontwerpen iets (bijv. een apparaat) om te gebruiken.

Vaak gebruikt bij techniek.

Simulatieonderzoek

Onderzoek doen door data te verzamelen en te experimenteren in een virtuele werkelijkheid.

Vaak gebruikt in onderzoekend leren met behulp van de computer.


Hoe kun je een growth mindset ontwikkelen


Nog lang niet alles is duidelijk over hoe we leerlingen kunnen helpen een growth mindset te hebben. Vaak wordt alleen het korte termijn-effect gemeten. Hoe meer onderzoek beschikbaar komt, hoe beter we weten hoe we een growth mindset kunnen stimuleren.

Voor nu lijken de volgende suggesties de meest krachtige:

1. Inzet complimenteren

Door inzet en het proces (hoe ze hebben gewerkt) te complimenteren worden leerlingen meer intrinsiek gemotiveerd. Uit onderzoek blijkt zelfs een effect hiervan op lange termijn.

Dr. Carol Dweck, die daar veel onderzoek naar heeft gedaan, zegt dat het goed is om te beginnen met informatie over het brein en hoe het brein zich ontwikkelt. Ze waarschuwt ook dat complimenten die betrekking hebben hoe slim of goed een leerling is, schadelijk kunnen zijn. Ze kunnen een fixed mindset stimuleren.

 Een serie onderzoeken onder jonge kinderen liet zien dat complimenten over hun intelligentie er toe kunnen leiden dat ze sneller opgeven nadat ze een fout hebben gemaakt, ze minder lol hebben in wat ze doen en dat ze denken dat alleen leerlingen die minder slim zijn zich hoeven in te spannen voor leren.

2. Leren of concurreren

Veertig jaar geleden is er onderzoek gedaan naar hoe leerlingen naar toetsen kijken. Sommige leerlingen zagen het als een kans om te meten hoeveel ze geleerd hadden. Deze leerlingen zijn taak-georiënteerd. Anderen zagen het als een middel om zich met klasgenoten te kunnen vergelijken. Dit noemen we ego-georiënteerd. Dit inspireerde Dweck tot het doen van onderzoeken. Taak-georiënteerd wordt geassocieerd met meer motivatie, vertrouwen, zelfregulering, academisch niveau, minder faalangst. Het lijkt logisch om een mindset te stimuleren die is gericht op leren, ontwikkelen, verbeteren en niet op beter willen zijn dan anderen.

3.Metacognitieve strategieën

In een interview zei Dweck dat leerlingen vragen om door te zetten niet genoeg is om een growth mindset te stimuleren. Je kunt bijvoorbeeld metacognitieve vragen stellen, zoals ‘wat zou je anders kunnen doen?’. Dit helpt voorkomen dat leerlingen doorzetten en daarbij dezelfde fouten blijven maken.

4.Om feedback vragen

Mensen met een growth mindset vragen om feedback en hechten meer waarde aan feedback dan mensen met een fixed mindset. Voor mensen met een growth mindset zijn nieuwe ervaringen een kans om nieuwe dingen te leren, zichzelf te ontwikkelen en uit te dagen. Terwijl mensen met een fixed mindset  nieuwe dingen zien als een test om hun capaciteiten te toetsen.
Feedback geven is goed, maar stimuleer vooral dat leerlingen om feedback vragen. Daardoor zullen ze het in de toekomst vaker vragen en dat heeft een positief effect op leren. Of het nu feedback is op iets is wat goed ging of niet goed ging. 

5.Doorzettingsvermogen

De wil om door te zetten en tegenslagen te boven komen wordt vaak gezien als een belangrijke vaardigheid in het leven. Veel Olympisch kampioenen zijn echte doorzetters en benoemen het als een belangrijke succesfactor. Onderzoek toont aan dat mensen met een growth mindset langer doorzetten. In de Verenigde Staten komt onderzoek naar het effect van ‘grit’ (hiermee bedoelt men voor een langere periode doorzetten en vol passie gericht zijn op één doel) nog maar net van de grond, maar het wordt al gerelateerd aan succes op school, in hoger onderwijs, bij militaire training en aan succesvol zijn in het leven. Het is interessant om deze onderzoeken te blijven volgen.

6.Moeilijke taken kiezen

Voor mensen met een fixed mindset staat fouten maken gelijk aan minder slim zijn. Daardoor doen ze liever dingen die ze goed kunnen. Op de lange duur leidt dat tot slechter presteren. Iedereen maakt fouten, dat is onvermijdelijk. Door een leerling aan te moedigen om lastigere opdrachten te kiezen en het leren te verdiepen, stimuleer je een growth mindset. Een growth mindset kan helpen om meer moed te tonen en nieuwsgierig te zijn; een belangrijke eigenschap waarmee je veel kunt bereiken, meer dan alleen goede leerresultaten en uitblinken in sport.

7. Je eigen verwachtingen overtreffen

In een onderzoek werd deelnemers gevraagd om 4 kilometer zo hard te fietsen als ze konden. Daarna fietsten ze nog een keer, tegen een weergave van zichzelf met hun eerdere prestatie. Wat ze niet wisten was dat in die weergave hun eerdere prestatie nog wat opgevoerd was, dus sneller  dan ze werkelijk gereden hadden de eerste keer. Wat bleek? Deelnemers versloegen zichzelf in die tweede. De conclusie was dat mensen niet de beste voorspellers zijn van hun best mogelijke prestatie en dat ze hun eigen verwachtingen kunnen overstijgen.