donderdag 20 februari 2020

Workshop 'Persoonlijk leiderschap'

Een belangrijke vraag binnen het onderwijs is hoe we leerlingen verantwoordelijk maken voor hun eigen leerproces. Sturing geven aan jezélf. Bewust keuzes maken in plaats van te reageren vanuit routine. Persoonlijk leiderschap is onmisbaar.


Onderwijskwaliteit
De onderwijskwaliteit is de kwaliteit van het onderwijs dat op een school gegeven wordt. Veel dingen zijn meetbaar, zoals de toetsresultaten, maar niet alles is te meten.

De onderwijskwaliteit omvat niet alleen het effectief aanleren van kennis en vaardigheden, maar ook het vormen van leerlingen tot zelfstandige, zelfverantwoordelijke personen. Persoonlijk leiderschap dus. Persoonlijk leiderschap betekent sturing geven aan jezélf. Dat betekent dat je bewust een keuze moet maken in plaats van te reageren vanuit een automatisme. Vandaag de dag valt er nogal wat te kiezen. Persoonlijk leiderschap is dus geen overbodige luxe.



Als ik blijf kijken
zoals ik altijd heb gekeken
blijf ik denken
zoals ik altijd dacht

Als ik blijf denken
zoals ik altijd heb gedacht
blijf ik geloven
zoals ik altijd heb geloofd.

Als ik blijf geloven
zoals ik altijd heb geloofd
blijf ik doen
zoals ik altijd heb gedaan

Als ik blijf doen
zoals ik altijd heb gedaan
blijft mij overkomen
wat mij altijd overkwam

Maar als ik mijn ogen sluit
en voel mijn ware zelf van binnen
Dan kom ik deze cirkel uit

en kan ik steeds opnieuw beginnen.



Stephen Covey is de bedenker van de cirkel van invloed (zie de eerste gewoonte "proactief"). Deze cirkel van invloed beschrijft hoe jij je invloed kan vergroten, door proactief te handelen. Welke invloed heb jij op een situatie en hoe ga jij ermee om?

Proactieve mensen richten zich vooral op hun eigen gedrag en hun eigen gedachten. Essentieel is hierbij de beïnvloedbaarheid van dingen.

Covey spreekt van een cirkel van betrokkenheid en een cirkel van invloed. De kern van de boodschap is het focussen op die zaken waar jij direct invloed op hebt. Gebruik daarbij de positieve energie.


In de buitenste cirkel bevinden zich dingen die we niet kunnen beïnvloeden, zoals onze opvoeding, onze afkomst en het verleden. Over de dingen die we niet kunnen beïnvloeden moeten we ons volgens Covey niet druk maken. We moeten ons alleen richten op de binnenste cirkel, de cirkel van invloed.


Richt daarbij je energie niet op zaken die in zijn geheel buiten je invloedssfeer liggen. Laat de negatieve energie links liggen.




De cirkel van acht geeft sturing aan jezélf. Je leert om bewust een keuze te maken, in plaats van te reageren vanuit een automatisme. Het kernpunt van de ‘Cirkel van acht’ is dat je altijd een keuzemogelijkheid hebt.

Het is een bewustwordingsmodel waarmee je doelgericht met een gestelde situatie om kan gaan. In het model van de ‘Cirkel van acht’ staat een situatie met een storing centraal. Deze storing is je uitgangspunt als je gebruik maakt van de 'Cirkel van acht'. 



Vanuit deze uitgangspositie kun je twee tegenovergestelde kanten op:
1 - naar de bovenste cirkel of
2 - naar de onderste cirkel.


Cirkel – slachtoffergedrag
De onderste cirkel
Denken IProblemen (DIPpen).

In de onderste kring denk en handel je vanuit wantrouwen en het denken in problemen. M.a.w. je stelt je op als slachtoffer.

Je blijft in je comfortzone, je blijft in je patronen, je valt in herhaling en vertoont een reactief gedrag.

Blijf je in de onderste kring? Dat gaat je zeker niet helpen, de storing blijft immers bestaan en de situatie verhevigt alleen maar.
1
Vergelijken met vroegere ervaringen
Je gaat vergelijken met vroegere situaties, met anderen en met omstandigheden. De volgende gedachtes komen op: zie je wel dit heb ik weer, anderen kunnen het beter, ik weet al precies hoe dit zal gaan, het is de schuld van …

2
Veroordelen is een automatische reactie
Je komt in een automatische reactie, waarbij je weinig macht en controle meer hebt op de situatie, je stemming gaat steeds verder omlaag.

3
Onbewust van je eigen invloed
Je raakt ervan overtuigd dat je zelf geen invloed of macht kan uitoefenen om iets aan de situatie te doen.

4
Verzet tegen je eigen situatie
Het enige dat overblijft is aanklagen, verzet en frustratie. Je legt de verantwoordelijkheid buiten jezelf.

5
Automatisch en inadequaat gedrag
Er ontstaat inadequaat gedrag zoals: smoesjes, foezelen, zeuren, roddelen, niets doen, de kop in het zand steken. Dit gedrag zal je niet helpen en versterkt vaak de oude situatie, je komt opnieuw bij de storing terecht en zakt nog verder naar beneden. Je stemming daalt, je voelt je slachtoffer en je vindt geen mogelijkheid om het anders aan te pakken.



Cirkel - verantwoordelijkheid nemen en persoonlijk leiderschap
De bovenste cirkel
Denken IMogelijkheden (DIMmen)
(oftewel het denken in kansen).

In de bovenste kring denk en handel je vanuit zelfwaardering en zelfvertrouwen. Je stelt je niet op als een slachtoffer, maar je toont persoonlijk leiderschap en neemt eigen verantwoordelijkheid.

Je ontwikkelt jezelf, je bent creatief, valt niet in herhaling en je vertoont proactief gedrag.

Zit je in de bovenste kring? Dan neem je initiatief, waardoor je meer energie krijgt. Je denkt in mogelijkheden.

1
Accepteren
De eerste stap is accepteren van de situatie, zoals deze is. Dat betekent ook accepteren van de emoties en gedachtes die erbij horen. Alleen op deze manier geef je jezelf de mogelijkheid invloed uit te oefenen.

2
Focus op hier en nu
Je blijft in het hier en nu van de situatie en bepaalt wat je in het hier en nu wilt beslissen hierover. Je krijgt al meer invloed.

3
Bewust van je eigen invloed
Je raakt ervan overtuigd dat je zelf invloed of macht kan uitoefenen om iets aan de situatie te doen.

4
Zoek kansen en mogelijkheden
Je onderzoekt welke krachtbronnen (hulpbronnen) je kunt inzetten: wie of wat kan jou helpen, wellicht eigen kwaliteiten, hulp vragen, toegeven dat iets niet gelukt is.

5
Adequaat gedrag
Verandert je gedrag door actief en adequaat te handelen. Je kunt keuzes maken, initiatief nemen, verantwoordelijkheid nemen. Wellicht wordt de storing opgeheven, of nog niet helemaal en dan start je opnieuw.



In de volgende versie van de cirkel van acht zie je ook de mogelijkheid om uit de cirkel te stappen.


Coping, coping skills en coping strategies zijn begrippen waar je misschien wel eens van hebt gehoord. Het is de manier waarop je omgaat met de problemen die je hebt. Je hebt goede en minder goede coping skills en coping strategieën. 


Coping is een Engelstalige begrip uit de psychologie en is afgeleid van to cope with (kunnen omgaan met of opgewassen zijn tegen iets).

Coping skills zijn de manieren waarop iemand met problemen en stress omgaat wordt bedoeld. Het betreft de omgang met alle soorten voortdurende stressoren. Uit onderzoek blijkt dat het toegepaste copingmechanisme in sterke mate bepaalt hoe iemand een probleem ervaart.


In een bepaalde copingstrategie kan gebruikgemaakt worden van een verscheidene copingmechanismen hoe men kan omgaan met problemen:


Copingmechanisme
Omschrijving
Wordt gezien als een effectief of een minder effectief mechanisme
Actief aanpakken
Het probleem wordt geanalyseerd en opgelost.
Effectief.

Mensen met dit mechanisme gebruiken vooral hun verstand. Ze gaan in de aanval en zijn optimistisch. Ze delen het probleem op in stukjes en zoeken voor elk stukje een oplossing.

Sociale steun zoeken
Troost en begrip zoeken bij anderen, samen met een ander het probleem oplossen.
Effectief.

Mensen dit deze mechanisme zoeken troost en steun bij anderen. Ze zoeken samen met anderen een manier om het probleem op te lossen.

Vermijden
Het probleem wordt ontkend en vermeden.
Minder effectief.

Mensen dit mechanisme vluchten verstandelijk van het probleem. Ze vermijden het of doen net of het probleem er niet is. Als dat niet lukt, nemen ze een afwachtende houding aan. Ze hebben dan geen invloed op de gevolgen.

Palliatieve reactie
Men richt zich op andere dingen dan het probleem. In extreme vorm kan dit leiden tot verslavingen.
Minder effectief.

Mensen met dit mechanisme vluchten emotioneel van het probleem. Ze richten hun aandacht op andere dingen. Vaak nemen ze verdovende middelen, alcohol of sigaretten.

Depressief reactiepatroon
Piekeren, zichzelf de schuld geven, twijfel aan zichzelf.
Minder effectief.

Mensen met dit mechanisme laten zich overvallen door het probleem. Ze piekeren, twijfelen aan zichzelf en geven zichzelf de schuld. Ze zijn niet in staat het probleem op te lossen.

Expressie van emoties
Het probleem leidt tot frustratie, spanning en agressie.
Minder effectief.

Door dit mechanisme raken mensen door het probleem gefrustreerd, gespannen en boos. Ze reageren dat af op de omgeving. Ze kunnen agressief en asociaal worden.

Geruststellende gedachten en wensdenken
Men houdt zich voor dat het probleem vanzelf wel goed komt of dat anderen het nog veel zwaarder hebben.
Minder effectief.

Mensen vertellen zichzelf dat het wel weer goed komt, zonder het probleem op te lossen.

De effectiviteit van het copingmechanisme is afhankelijk van de context. In elke stressvolle situatie is een ander copingmechanisme het meest adequaat. 



Geef feedback aan leerlingen die een op groei gerichte mindset stimuleert
Feedback op het proces laat leerlingen ervaren dat ze invloed hebben op het proces én dat ze kunnen leren van eerdere ervaringen en fouten.

Wanneer een leerling zegt dat hij iets niet kan, geef je hem feedback met het woordje ‘nog’.

Laat de leerling de zin herhalen met de toevoeging van dit woord, namelijk: “ik kan dit nog niet”.

Wanneer je namelijk echt iets wilt bereiken en hier veel voor oefent, is alles te leren.



Leerdoelen en prestatiedoelen
De prestatiedoelentheorie (Achievement Goal Theory) maakt onderscheid tussen leerdoelen en prestatiedoelen.

Prestatiedoelen:
leerlingen met prestatiedoelen zijn gericht op het presteren in vergelijking met anderen.
Leerdoelen:
leerlingen met leerdoelen zijn gericht op hun eigen leerproces.


Daarentegen kunnen leerlingen ook prestatiedoelen nastreven. Dit wil zeggen dat het doel is om een prestatie neer te zetten, met name in vergelijking met de prestaties van anderen.

Denk aan het halen van hoge cijfers in vergelijking met andere leerlingen in de klas.
Deze theorie gaat ervan uit dat leerlingen gemotiveerd zijn om te leren omdat ze een bepaald doel nastreven.

Als leerlingen leerdoelen nastreven, zijn ze gericht op het leren van de stof of het ontwikkelen van bepaalde vaardigheden.

Het doel is de taakuitvoering: het leren zelf.



Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat onderwijs waarin de docent de nadruk legt op inzet en individuele vooruitgang van leerlingen, leidt tot betere leerresultaten.

Bij het stellen van leerdoelen kan men deze richten op zichzelf (‘mastery’ oriëntatie, gericht op het ontwikkelen van kennis en vaardigheden) of op anderen (‘performance’ oriëntatie, gericht op beter presteren dan anderen), waarbinnen men zich kan richten op het behalen/verkrijgen van succes (approach) dan wel op voorkomen van falen.


Aan de hand van het bovengenoemde schema kunnen we een onderscheid maken tussen leerstreefdoelen en prestatiestreefdoelen, in positieve als negatieve waarden.


Waarde
Normatief
(gericht op de ander)
Intrapersoonlijk
(gericht op zichzelf)
Positief/succes
Prestatiestreefdoel 
(performance-approach)


Doel:
Beter presteren dan anderen

Gedragingen:
-Zelf effectiviteit laag
Leerstreefdoel
(mastery-approach)


Doel:
Beheersen van de stof

Gedragingen:
-Zelf effectiviteit hoog
-Veel strategieën bij het oplossen van een probleem

Negatief/falen
Prestatievermijddoel (performance-avoidance)


Doel:
Slechter presteren dan
anderen vermijden

Gedragingen:
-Minder moeite doen bij falen
-Zelf effectiviteit laag
-Falen komt door
gebrek aan vaardigheid
Leervermijddoel
(mastery-avoidance)


Doel:
Niet beheersen van de stof vermijden

Gedragingen:
-Faalangst
-Uitstelgedrag
-Zelf effectiviteit hoog
-Lage zelfstandigheid
-Hogere emotionaliteit


Doeloriëntatie wordt beschouwd als een stabiel persoonlijkheidskenmerk, dat wel wordt beïnvloed door de context / de situatie. We onderscheiden de volgende doeloriëntaties:

1. Iemand met een leeroriëntatie heeft de behoefte zich te ontwikkelen door het verkrijgen van nieuwe vaardigheden en de beheersing van nieuwe situaties. Ook wel taakoriëntatie genoemd.

2. Iemand met een competitieoriëntatie heeft de behoefte zich te bewijzen ten opzichte van anderen en hoopt daar ook positieve feedback over te krijgen.

3. Iemand met een vermijdoriëntatie heeft de behoefte incompetentie en negatief commentaar over de competentie te vermijden.




Een belangrijke vraag binnen het onderwijs is hoe we leerlingen verantwoordelijk maken voor hun eigen leerproces. In Nederland werken een aantal scholen derhalve volgens de principes van Stephen Covey (zie het boek ‘The 7 habits of highly effective people’). Dit programma is al jaren succesvol in de Verenigde Staten en is ontwikkeld door docenten.



Zeven gewoonten
Er wordt uitgegaan van zeven gewoonten waarbij de leerlingen zicht krijgen op hun ontwikkeling, doelen stellen, leren te plannen en leren om voor zichzelf te zorgen. 



De eerste drie gewoonten - wees proactief, begin met het einddoel voor ogen en belangrijke zaken eerst - helpen leerlingen onafhankelijker te worden.

De volgende drie gewoonten - denk win-win, eerst begrijpen dan begrepen worden en synergie – helpen de leerlingen om goed te kunnen samenwerken.

De laatste gewoonte - houd de zaag scherp, versterkt de eerste zes eigenschappen.


The Leader in Me
Speciaal voor het onderwijs is het programma ‘The Leader in Me’ ontwikkeld. De theorie achter de zeven eigenschappen is eenvoudig en krachtig. Daarin leerlingen worden aangesproken op hun talenten en betrokkenheid:
-waarmee het persoonlijk leiderschap van leerlingen vergroot wordt en
-leerlingen gewoonten en levensvaardigheden aanleren om zichzelf te ontwikkelen tot succesvolle mensen.

Het gaat om het ontwikkelen van zeven robuuste gewoonten. ‘Eerst maken we onze gewoonten, dan maken onze gewoonten ons.’ Docenten weten maar al te goed dat ze een voorbeeldrol hebben. Dit is ook het uitgangspunt van de zeven gewoonten. Goed voorbeeld doet immers goed volgen.

Als je als docent wil dat leerlingen duidelijke doelen stellen en actief met de les bezig zijn,
is het belangrijk dat ze weten dat jij als docent ook doelen stelt, verwachtingen in positieve zin uitdraagt en leerlingen helpt hun eigen waarden en mogelijkheden te zien.

De zeven gewoonten zijn in elk vak toe te passen. Het is meer een proces dan een methode. Leerlingen leren doelen te stellen, leren opbrengstgericht te werken, en maken gebruik van verslagen om hun doelen bij te houden en te evalueren of feedback te vragen. Dit kan in iedere les.

Het werken met de zeven gewoonten stimuleert de schoolontwikkeling. Vanuit het voorbeeldgedrag van docenten tijdens lessen, ontstaat een toestand van persoonlijk leiderschap bij iedereen op school.



Onafhankelijkheid (begin bij jezelf – zie gewoonten 1, 2 en 3)
De eerste trap: basis voor onafhankelijkheid.

Mensen die onafhankelijk zijn, kiezen hun eigen doel. Onafhankelijke mensen handelen vanuit hun eigen kern en laten zich niet zozeer beïnvloeden door wat anderen doen. Zij nemen het initiatief, koersen doelbewust op eigen doelen af en stellen prioriteiten. Onafhankelijke mensen houden zaken bij zichzelf en geven geen andere factoren de schuld. Volgens Stephen Covey bepaalt men het leven hoofdzakelijk zelf en niet zozeer genetische ('het zit in mijn genen'), psychologische (‘mijn opvoeding’) of sociale factoren (‘de schuld van de anderen’). Het bereiken van onafhankelijkheid omschrijft Covey als een ‘overwinning op jezelf’. Wat moet men doen om onafhankelijk te worden? Het gaat daarbij om het volgende:




Gewoonte 1: Proactief
Ik neem de verantwoordelijkheid voor mijn eigen leven, ik ben trots op mezelf en neem initiatief.

Leerlingen
Docenten
- De leerlingen zijn intrinsiek gemotiveerd om aan het werk te gaan.
- De leerlingen ondernemen zelf actie om hun kennis of kunde te verbeteren.        
- De docent laat leerlingen zelf een oplossing bedenken.


Gewoonte 2: Begin met het einddoel voor ogen
Ik weet wat ik wil bereiken in het leven, mijn bijdrage in de klas doet er toe.

Leerlingen
Docenten
- De leerlingen weten wat het einddoel is.
- De leerlingen denken kritisch na over een realistisch einddoel.
- De leerlingen zijn geïnteresseerd in het einddoel.
- De docent communiceert duidelijk wat het einddoel is.
- De docent stimuleert de leerlingen om mee te denken over het einddoel.
- De docent controleert of het einddoel behaald is.

  
Gewoonte 3: Belangrijke zaken eerst
Ik doe de belangrijkste dingen eerst, ik maak een plan en volg dit plan.

Leerlingen
Docenten
- De leerlingen kiezen ervoor om de belangrijkste taak als eerst af te ronden.
- De leerlingen kunnen uitleggen waarom ze een bepaalde keuze in volgorde van taken nemen.        
- De docent biedt leerlingen de kans om zelf een planning te maken.
- De docent geeft het goede voorbeeld door belangrijke zaken eerst te kiezen.



Wederzijdse afhankelijkheid (werk goed samen – zie gewoonten 4, 5 en 6)
De tweede trap: basis voor wederzijdse afhankelijkheid.

Het is op dit punt dat de tweede trap van de raket in werking treedt: het leren van het besef van wederzijdse afhankelijkheid. Om op zinvolle wijze met anderen samen te werken is wederom een overwinning nodig, nu niet op jezelf, maar op je omgeving. Deze overwinning is de resultante van wederom een drietal eigenschappen:


Gewoonte 4: Denk win-win
Ik ga ervan uit dat iedereen kan winnen, als er conflicten zijn probeer ik die met respect voor iedereen op te lossen.

Leerlingen
Docenten
- De leerlingen kunnen in een situatie ook de voordelen van een ander (helpen) bedenken of regelen.
- De leerlingen kunnen een win-win situatie benoemen.
- De docent stimuleert het verplaatsen in een ander.
- De docent benoemt (spontane) win-win situaties


Gewoonte 5: Eerst begrijpen, dan begrepen worden
Ik luister echt naar mensen, ik probeer zaken door verschillende brillen te bekijken en te begrijpen.

Leerlingen
Docenten
- De leerlingen luisteren naar de ander, voordat ze hun eigen verhaal vertellen.        
- De docent laat het goede voorbeeld zien door eerst een ander te begrijpen en daarna de persoonlijke mening te delen.
- De docent benoemt (spontane) situaties die passen bij deze gewoontes.


Gewoonte 6: Synergie
Ik werk samen met anderen, dan bereiken we meer, samen komen we tot een andere oplossingen (1 + 1 = 3).

Leerlingen
Docenten
- De leerlingen nemen initiatief tot samenwerken.
- De leerlingen zien voordelen van samenwerken en kunnen deze benoemen. 
- De docent stimuleert het samenwerken.

- De docent benoemt (spontane) situaties waarin synergie voorkomt.



Vernieuwing (zorg goed voor jezelf – zie gewoonte 7)
De derde en laatste trap van de raket: basis voor permanent leren en inspireren.

Onafhankelijkheid en wederzijdse afhankelijkheid worden gecompleteerd door de derde trap van de raket: blijven leren en verbeteren en het vermogen om mensen te inspireren en om anderen tot het vinden van hun inspiratiebronnen aan te zetten.


Gewoonte 7: Houd de zaag scherp
Ik doe regelmatig aan sport, eet gezond en breng tijd door met vrienden. Ik leer niet alleen
op school, maar ook thuis en buiten.

Leerlingen
Docenten
- De leerlingen geven zelf aan wanneer ze rust nodig hebben (toilet bezoek, even iets anders doen etc.)
- De docent biedt ruimte voor ontspanning.
- De docent biedt ruimte voor rust.
- De docent geeft het goede voorbeeld door (persoonlijke) keuzes te delen en/of toe te lichten.

Componenten of vaardigheden die elke leerling kan leren
Persoonlijk leiderschap bestaat uit vier componenten of vaardigheden die elke leerling kan leren:

Eigen doelen stellen:
De leerling moet ruimte krijgen om eigen doelen te stellen, binnen de kaders die de leerkracht stelt. Hierdoor is de leerling meer gefocust op het behalen van het doel dan wanneer de leerkracht doelen stelt. Ook Marzano stelt dat door het formuleren van eigen doelen het eigenaarschap toeneemt en resultaten stijgen.
Zelfevaluatie:
De leerling heeft ruimte om te evalueren op het eigen leren, zowel op het leerproces als op het product, het resultaat. Waar staat de leerling nu, waarom is het eigen gestelde doel wel of niet gehaald? Wat voor gevolgen heeft dit voor het doel van de volgende les? Door het onderkennen van eigen fouten en mogelijkheden neemt het eigenaarschap toe.
Zelfmonitoring:
De leerling moet de eigen resultaten op een duidelijke manier bijhouden. Dit kan bijvoorbeeld door afvinklijstjes of door het opbouwen van een portfolio. Zo heeft de leerling inzicht in de eigen vooruitgang en wordt duidelijk wat het effect is van de inspanning.
Zelfinstructie:
De leerling kan zelf aangeven welke instructie nodig is en of een bepaald doel behaald is. Dit stimuleert het verantwoordelijkheidsgevoel van de leerling en neemt de regie gedeeltelijk weg bij de leerkracht.


Eigenaarschap ontwikkelen vraagt tijd
Het is belangrijk een (leer)omgeving te creëren waarin leerlingen eigen doelen leren stellen en waarin je leerling leert te reflecteren, na te denken en te praten over leren zodat ze een actieve leerhouding en metacognitieve vaardigheden ontwikkelen. Eigenaarschap ontwikkelen kunnen leerlingen niet zomaar. Het kost tijd, oefening, dialoog, instructie, feedback en heel veel reflectie.

Eerst deze vragen beantwoorden
Kunnen jouw leerlingen voor ze beginnen met hun taak zulke vragen beantwoorden?

-Waarover gaat deze opdracht?
-Wat wil ik daarna (beter/anders) kunnen /weten /begrijpen?
-Wanneer ben ik tevreden?
-Hoe ga ik het aanpakken?
-Welk hulpmiddel gebruik ik?
-Met wie werk ik samen?
-Wanneer werk ik hieraan?


Verantwoordelijkheid wordt vaak besproken in het onderwijs. Tegenwoordig gaat op scholen de aandacht uit naar het vermogen en de bereidheid om zelf kennis en vaardigheden te verkrijgen. Leerlingen moeten meer verantwoordelijk gemaakt worden voor hun eigen leerproces. Maar wat is verantwoordelijkheid, hoe stimuleer je het en wat vraagt het van de docent?

Vaak is het de leerkracht die bepaalt wat kinderen moeten leren. Maar als kinderen zelf actief betrokken worden bij hun eigen ontwikkeling worden ze eigenaar van hun eigen leerproces: zo ontstaat eigen verantwoordelijkheid. Het dragen van eigen verantwoordelijkheid is het instaan voor het eigen handelen. Leerlingen die verantwoordelijk zijn van hun eigen leerproces zijn meer betrokken en gemotiveerd en halen ze bovendien hogere leerresultaten.

Een mogelijk recept voor de manier waarop als docent iets aanpakt en een stap voor onze leerlingen om ze zelf hun problemen te laten oplossen en eigen verantwoordelijkheid te tonen.

Stappenplan:
Resultaat:
1 - Begin met de zaken die een leerling goed doet. Benoem ze en toon oprechte erkenning en waardering.


Door de leerling te betrekken bij het bespreken van het probleem en verantwoording te geven voor de oplossing van het probleem stimuleert de docent de zelfredzaamheid en de verantwoordelijkheid die hij/zij zo graag wil zien bij de leerlingen.
2 - Benoem dan de dingen die problematisch zijn, niet goed gaan. Geef hierbij voorbeelden uit de dagelijkse praktijk.

3 - Bespreek de standaard van gedrag die past binnen onze onderwijscultuur en vereist is voor onze schoolomgeving en de onderwijsdoelen.

4 - Maak de leerling verantwoordelijk voor het eindresultaat; beschrijf de kaders en wees positief en motiverend.