Onderwijskwaliteit
De
onderwijskwaliteit is de kwaliteit van het onderwijs dat op een school gegeven
wordt. Veel dingen zijn meetbaar, zoals de toetsresultaten, maar niet alles is
te meten.
De
onderwijskwaliteit omvat niet alleen het effectief aanleren van kennis en
vaardigheden, maar ook het vormen van leerlingen tot zelfstandige,
zelfverantwoordelijke personen. Persoonlijk leiderschap dus. Persoonlijk
leiderschap betekent sturing geven aan jezélf. Dat betekent dat je bewust een
keuze moet maken in plaats van te reageren vanuit een automatisme. Vandaag de
dag valt er nogal wat te kiezen. Persoonlijk leiderschap is dus geen overbodige
luxe.
Als ik blijf kijken
zoals ik altijd heb gekeken
blijf ik denken
zoals ik altijd dacht
Als ik blijf denken
zoals ik altijd heb gedacht
blijf ik geloven
zoals ik altijd heb geloofd.
Als ik blijf geloven
zoals ik altijd heb geloofd
blijf ik doen
zoals ik altijd heb gedaan
Als ik blijf doen
zoals ik altijd heb gedaan
blijft mij overkomen
wat mij altijd overkwam
Maar als ik mijn ogen sluit
en voel mijn ware zelf van binnen
Dan kom ik deze cirkel uit
en kan ik steeds opnieuw beginnen.
Stephen Covey is de
bedenker van de cirkel van invloed (zie de eerste gewoonte
"proactief"). Deze cirkel van invloed beschrijft hoe jij je
invloed kan vergroten, door proactief te handelen. Welke invloed heb jij op een
situatie en hoe ga jij ermee om?
Proactieve mensen richten zich vooral op hun eigen gedrag en hun eigen gedachten. Essentieel is hierbij de beïnvloedbaarheid van dingen.
Covey spreekt van een cirkel van betrokkenheid en een cirkel van invloed. De kern van de boodschap is het focussen op die zaken waar jij direct invloed op hebt. Gebruik daarbij de positieve energie.
In de buitenste cirkel bevinden zich dingen die we niet kunnen beïnvloeden, zoals onze opvoeding, onze afkomst en het verleden. Over de dingen die we niet kunnen beïnvloeden moeten we ons volgens Covey niet druk maken. We moeten ons alleen richten op de binnenste cirkel, de cirkel van invloed.
Proactieve mensen richten zich vooral op hun eigen gedrag en hun eigen gedachten. Essentieel is hierbij de beïnvloedbaarheid van dingen.
Covey spreekt van een cirkel van betrokkenheid en een cirkel van invloed. De kern van de boodschap is het focussen op die zaken waar jij direct invloed op hebt. Gebruik daarbij de positieve energie.
In de buitenste cirkel bevinden zich dingen die we niet kunnen beïnvloeden, zoals onze opvoeding, onze afkomst en het verleden. Over de dingen die we niet kunnen beïnvloeden moeten we ons volgens Covey niet druk maken. We moeten ons alleen richten op de binnenste cirkel, de cirkel van invloed.
Richt daarbij je energie
niet op zaken die in zijn geheel buiten je invloedssfeer liggen. Laat de
negatieve energie links liggen.
De cirkel van acht geeft sturing aan
jezélf. Je leert om bewust een keuze te maken, in plaats van te reageren vanuit
een automatisme. Het kernpunt van de
‘Cirkel van acht’ is dat je altijd een keuzemogelijkheid hebt.
Het is een
bewustwordingsmodel waarmee je doelgericht met een gestelde situatie om kan
gaan. In het model van de ‘Cirkel van acht’ staat een situatie met een
storing centraal. Deze storing is je uitgangspunt als je gebruik maakt van de
'Cirkel van acht'.
Vanuit deze uitgangspositie kun je twee tegenovergestelde kanten op:
1 - naar de bovenste cirkel of
2 - naar de onderste cirkel.
Cirkel – slachtoffergedrag
|
||
De onderste cirkel
|
Denken In Problemen (DIPpen).
In de onderste kring denk en handel je vanuit wantrouwen en het denken in problemen. M.a.w. je stelt je op als slachtoffer. Je blijft in je comfortzone, je blijft in je patronen, je valt in herhaling en vertoont een reactief gedrag.
Blijf je in de onderste kring? Dat gaat je zeker
niet helpen, de storing blijft immers bestaan en de situatie verhevigt alleen
maar.
|
|
1
|
Vergelijken met vroegere
ervaringen
|
Je gaat vergelijken met vroegere
situaties, met anderen en met omstandigheden. De volgende gedachtes komen op:
zie je wel dit heb ik weer, anderen kunnen het beter, ik weet al precies hoe
dit zal gaan, het is de schuld van …
|
2
|
Veroordelen is een automatische
reactie
|
Je komt in een automatische
reactie, waarbij je weinig macht en controle meer hebt op de situatie, je
stemming gaat steeds verder omlaag.
|
3
|
Onbewust van je eigen invloed
|
Je raakt ervan overtuigd dat je
zelf geen invloed of macht kan uitoefenen om iets aan de situatie te doen.
|
4
|
Verzet tegen je eigen situatie
|
Het enige dat overblijft is
aanklagen, verzet en frustratie. Je legt de verantwoordelijkheid buiten
jezelf.
|
5
|
Automatisch en inadequaat gedrag
|
Er ontstaat inadequaat gedrag
zoals: smoesjes, foezelen, zeuren, roddelen, niets doen, de kop in het zand
steken. Dit gedrag zal je niet helpen en versterkt vaak de oude situatie, je
komt opnieuw bij de storing terecht en zakt nog verder naar beneden. Je
stemming daalt, je voelt je slachtoffer en je vindt geen mogelijkheid om het
anders aan te pakken.
|
Cirkel - verantwoordelijkheid nemen en persoonlijk
leiderschap
|
||
De bovenste cirkel
|
Denken In Mogelijkheden
(DIMmen)
(oftewel het denken in kansen). In de bovenste kring denk en handel je vanuit zelfwaardering en zelfvertrouwen. Je stelt je niet op als een slachtoffer, maar je toont persoonlijk leiderschap en neemt eigen verantwoordelijkheid. Je ontwikkelt jezelf, je bent creatief, valt niet in herhaling en je vertoont proactief gedrag.
Zit je in de bovenste kring? Dan
neem je initiatief, waardoor je meer energie krijgt. Je denkt in
mogelijkheden.
|
|
1
|
Accepteren
|
De eerste stap is accepteren van
de situatie, zoals deze is. Dat betekent ook accepteren van de emoties en
gedachtes die erbij horen. Alleen op deze manier geef je jezelf de
mogelijkheid invloed uit te oefenen.
|
2
|
Focus op hier en nu
|
Je blijft in het hier en nu van de
situatie en bepaalt wat je in het hier en nu wilt beslissen hierover. Je krijgt
al meer invloed.
|
3
|
Bewust van je eigen invloed
|
Je raakt ervan overtuigd dat je
zelf invloed of macht kan uitoefenen om iets aan de situatie te doen.
|
4
|
Zoek kansen en mogelijkheden
|
Je onderzoekt welke krachtbronnen
(hulpbronnen) je kunt inzetten: wie of wat kan jou helpen, wellicht eigen
kwaliteiten, hulp vragen, toegeven dat iets niet gelukt is.
|
5
|
Adequaat gedrag
|
Verandert je gedrag door actief en
adequaat te handelen. Je kunt keuzes maken, initiatief nemen,
verantwoordelijkheid nemen. Wellicht wordt de storing opgeheven, of nog niet
helemaal en dan start je opnieuw.
|
In de volgende versie van de cirkel van acht zie je ook de mogelijkheid om
uit de cirkel te stappen.
Coping, coping skills en
coping strategies zijn begrippen waar je misschien wel eens van hebt gehoord.
Het is de manier waarop je omgaat met de problemen die je hebt. Je hebt goede
en minder goede coping skills en coping strategieën.
Coping is een Engelstalige begrip uit de psychologie en is afgeleid van to
cope with (kunnen omgaan met of opgewassen zijn tegen iets).
Coping skills zijn de
manieren waarop iemand met problemen en stress omgaat wordt bedoeld. Het
betreft de omgang met alle soorten voortdurende stressoren. Uit onderzoek
blijkt dat het toegepaste copingmechanisme in sterke mate bepaalt hoe iemand
een probleem ervaart.
In een bepaalde copingstrategie kan gebruikgemaakt worden van een
verscheidene copingmechanismen hoe men kan omgaan met problemen:
Copingmechanisme
|
Omschrijving
|
Wordt gezien als een effectief of een minder
effectief mechanisme
|
Actief aanpakken
|
Het probleem wordt geanalyseerd en
opgelost.
|
Effectief.
Mensen met dit mechanisme gebruiken vooral hun verstand. Ze gaan in de aanval en zijn optimistisch. Ze delen het probleem op in stukjes en zoeken voor elk stukje een oplossing. |
Sociale steun zoeken
|
Troost en begrip zoeken bij
anderen, samen met een ander het probleem oplossen.
|
Effectief.
Mensen dit deze mechanisme zoeken troost en steun bij anderen. Ze zoeken samen met anderen een manier om het probleem op te lossen. |
Vermijden
|
Het probleem wordt ontkend en
vermeden.
|
Minder effectief.
Mensen dit mechanisme vluchten verstandelijk van het probleem. Ze vermijden het of doen net of het probleem er niet is. Als dat niet lukt, nemen ze een afwachtende houding aan. Ze hebben dan geen invloed op de gevolgen. |
Palliatieve reactie
|
Men richt zich op andere dingen
dan het probleem. In extreme vorm kan dit leiden tot verslavingen.
|
Minder effectief.
Mensen met dit mechanisme vluchten emotioneel van het probleem. Ze richten hun aandacht op andere dingen. Vaak nemen ze verdovende middelen, alcohol of sigaretten. |
Depressief reactiepatroon
|
Piekeren, zichzelf de schuld
geven, twijfel aan zichzelf.
|
Minder effectief.
Mensen met dit mechanisme laten zich overvallen door het probleem. Ze piekeren, twijfelen aan zichzelf en geven zichzelf de schuld. Ze zijn niet in staat het probleem op te lossen. |
Expressie van emoties
|
Het probleem leidt tot frustratie,
spanning en agressie.
|
Minder effectief.
Door dit mechanisme raken mensen door het probleem gefrustreerd, gespannen en boos. Ze reageren dat af op de omgeving. Ze kunnen agressief en asociaal worden. |
Geruststellende gedachten en
wensdenken
|
Men houdt zich voor dat het
probleem vanzelf wel goed komt of dat anderen het nog veel zwaarder hebben.
|
Minder effectief.
Mensen vertellen zichzelf dat het wel weer goed komt, zonder het probleem op te lossen. |
De effectiviteit van het copingmechanisme is afhankelijk van de context. In
elke stressvolle situatie is een ander copingmechanisme het meest
adequaat.
Geef feedback aan leerlingen die een op groei
gerichte mindset stimuleert
Feedback op
het proces laat leerlingen ervaren dat ze invloed hebben op het proces én dat
ze kunnen leren van eerdere ervaringen en fouten.
Wanneer een
leerling zegt dat hij iets niet kan, geef je hem feedback met het woordje
‘nog’.
Laat de
leerling de zin herhalen met de toevoeging van dit woord, namelijk: “ik kan dit
nog niet”.
Wanneer je
namelijk echt iets wilt bereiken en hier veel voor oefent, is alles te leren.
Leerdoelen
en prestatiedoelen
De
prestatiedoelentheorie (Achievement Goal Theory) maakt onderscheid tussen
leerdoelen en prestatiedoelen.
Prestatiedoelen:
leerlingen met
prestatiedoelen zijn gericht op het presteren in vergelijking met anderen.
|
Leerdoelen:
leerlingen met
leerdoelen zijn gericht op hun eigen leerproces.
|
Daarentegen kunnen
leerlingen ook prestatiedoelen nastreven. Dit wil zeggen dat het doel is
om een prestatie neer te zetten, met name in vergelijking met de prestaties
van anderen.
Denk aan het halen van
hoge cijfers in vergelijking met andere leerlingen in de klas.
|
Deze theorie gaat
ervan uit dat leerlingen gemotiveerd zijn om te leren omdat ze een bepaald
doel nastreven.
Als leerlingen
leerdoelen nastreven, zijn ze gericht op het leren van de stof of het
ontwikkelen van bepaalde vaardigheden.
Het doel is de taakuitvoering: het leren
zelf.
|
Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat onderwijs waarin de docent de
nadruk legt op inzet en individuele vooruitgang van leerlingen, leidt tot
betere leerresultaten.
Bij het stellen van leerdoelen kan men deze richten op zichzelf (‘mastery’
oriëntatie, gericht op het ontwikkelen van kennis en vaardigheden) of op
anderen (‘performance’ oriëntatie, gericht op beter presteren dan anderen),
waarbinnen men zich kan richten op het behalen/verkrijgen van succes (approach)
dan wel op voorkomen van falen.
Aan de hand van het bovengenoemde schema kunnen we een onderscheid
maken tussen leerstreefdoelen en prestatiestreefdoelen, in positieve als
negatieve waarden.
Waarde
|
Normatief
(gericht op de ander)
|
Intrapersoonlijk
(gericht op zichzelf)
|
Positief/succes
|
Prestatiestreefdoel
(performance-approach)
Doel:
Beter presteren dan
anderen
Gedragingen:
-Zelf effectiviteit
laag
|
Leerstreefdoel
(mastery-approach)
Doel:
Beheersen van de stof
Gedragingen:
-Zelf effectiviteit
hoog
-Veel strategieën bij
het oplossen van een probleem
|
Negatief/falen
|
Prestatievermijddoel (performance-avoidance)
Doel:
Slechter presteren dan
anderen vermijden
Gedragingen:
-Minder moeite doen
bij falen
-Zelf effectiviteit
laag
-Falen komt door
gebrek aan vaardigheid
|
Leervermijddoel
(mastery-avoidance)
Doel:
Niet beheersen van de
stof vermijden
Gedragingen:
-Faalangst
-Uitstelgedrag
-Zelf effectiviteit
hoog
-Lage zelfstandigheid
-Hogere emotionaliteit
|
Doeloriëntatie wordt beschouwd als een stabiel persoonlijkheidskenmerk, dat wel wordt beïnvloed door de context / de situatie. We onderscheiden de volgende doeloriëntaties:
1. Iemand met een leeroriëntatie heeft de behoefte zich te ontwikkelen door het verkrijgen van nieuwe vaardigheden en de beheersing van nieuwe situaties. Ook wel taakoriëntatie genoemd.
2. Iemand met een competitieoriëntatie heeft de behoefte zich te bewijzen ten opzichte van anderen en hoopt daar ook positieve feedback over te krijgen.
3. Iemand met een vermijdoriëntatie heeft de behoefte incompetentie en negatief commentaar over de competentie te vermijden.
Een belangrijke vraag binnen het onderwijs is hoe we leerlingen
verantwoordelijk maken voor hun eigen leerproces. In Nederland werken een
aantal scholen derhalve volgens de principes van Stephen Covey (zie het boek
‘The 7 habits of highly effective people’). Dit programma is al jaren succesvol
in de Verenigde Staten en is ontwikkeld door docenten.
Zeven gewoonten
Er wordt uitgegaan van zeven gewoonten waarbij de leerlingen zicht krijgen op hun ontwikkeling, doelen stellen, leren te plannen en leren om voor zichzelf te zorgen.
De eerste drie gewoonten - wees proactief, begin met het einddoel voor ogen en belangrijke zaken eerst - helpen leerlingen onafhankelijker te worden.
De volgende drie gewoonten - denk win-win, eerst begrijpen dan begrepen worden en synergie – helpen de leerlingen om goed te kunnen samenwerken.
De laatste gewoonte - houd de zaag scherp, versterkt de eerste zes eigenschappen.
The Leader in Me
Speciaal voor het onderwijs is het programma ‘The Leader in Me’
ontwikkeld. De theorie achter de zeven eigenschappen is eenvoudig en
krachtig. Daarin leerlingen worden aangesproken op hun talenten en
betrokkenheid:
-waarmee het persoonlijk leiderschap van leerlingen vergroot wordt en
-leerlingen gewoonten en levensvaardigheden aanleren om zichzelf te
ontwikkelen tot succesvolle mensen.
Het gaat om het ontwikkelen van zeven robuuste gewoonten. ‘Eerst maken we
onze gewoonten, dan maken onze gewoonten ons.’ Docenten weten maar al te
goed dat ze een voorbeeldrol hebben. Dit is ook het uitgangspunt van de zeven
gewoonten. Goed voorbeeld doet immers goed volgen.
Als je als docent wil dat leerlingen duidelijke doelen stellen en actief
met de les bezig zijn,
is het belangrijk dat ze weten dat jij als docent ook doelen stelt,
verwachtingen in positieve zin uitdraagt en leerlingen helpt hun eigen
waarden en mogelijkheden te zien.
De zeven gewoonten zijn in elk vak toe te passen. Het is meer een proces
dan een methode. Leerlingen leren doelen te stellen, leren opbrengstgericht te
werken, en maken gebruik van verslagen om hun doelen bij te houden en te
evalueren of feedback te vragen. Dit kan in iedere les.
Het werken met de zeven
gewoonten stimuleert de schoolontwikkeling. Vanuit het voorbeeldgedrag van
docenten tijdens lessen, ontstaat een toestand van persoonlijk leiderschap bij
iedereen op school.
Onafhankelijkheid (begin bij jezelf – zie gewoonten 1,
2 en 3)
De eerste trap: basis
voor onafhankelijkheid.
Mensen die onafhankelijk zijn, kiezen hun eigen doel. Onafhankelijke mensen handelen vanuit hun eigen kern en laten zich niet zozeer beïnvloeden door wat anderen doen. Zij nemen het initiatief, koersen doelbewust op eigen doelen af en stellen prioriteiten. Onafhankelijke mensen houden zaken bij zichzelf en geven geen andere factoren de schuld. Volgens Stephen Covey bepaalt men het leven hoofdzakelijk zelf en niet zozeer genetische ('het zit in mijn genen'), psychologische (‘mijn opvoeding’) of sociale factoren (‘de schuld van de anderen’). Het bereiken van onafhankelijkheid omschrijft Covey als een ‘overwinning op jezelf’. Wat moet men doen om onafhankelijk te worden? Het gaat daarbij om het volgende:
Mensen die onafhankelijk zijn, kiezen hun eigen doel. Onafhankelijke mensen handelen vanuit hun eigen kern en laten zich niet zozeer beïnvloeden door wat anderen doen. Zij nemen het initiatief, koersen doelbewust op eigen doelen af en stellen prioriteiten. Onafhankelijke mensen houden zaken bij zichzelf en geven geen andere factoren de schuld. Volgens Stephen Covey bepaalt men het leven hoofdzakelijk zelf en niet zozeer genetische ('het zit in mijn genen'), psychologische (‘mijn opvoeding’) of sociale factoren (‘de schuld van de anderen’). Het bereiken van onafhankelijkheid omschrijft Covey als een ‘overwinning op jezelf’. Wat moet men doen om onafhankelijk te worden? Het gaat daarbij om het volgende:
Gewoonte 1: Proactief
Ik neem de verantwoordelijkheid voor mijn eigen leven, ik ben trots op
mezelf en neem initiatief.
Leerlingen
|
Docenten
|
- De leerlingen zijn intrinsiek gemotiveerd om aan
het werk te gaan.
- De leerlingen ondernemen zelf
actie om hun kennis of kunde te verbeteren.
|
- De docent laat leerlingen zelf
een oplossing bedenken.
|
Gewoonte 2: Begin met het
einddoel voor ogen
Ik weet wat ik wil bereiken in het leven, mijn bijdrage in de klas doet er
toe.
Leerlingen
|
Docenten
|
- De leerlingen weten wat het einddoel is.
- De leerlingen denken kritisch na over een
realistisch einddoel.
- De leerlingen zijn
geïnteresseerd in het einddoel.
|
- De docent communiceert duidelijk wat het einddoel
is.
- De docent stimuleert de leerlingen om mee te
denken over het einddoel.
- De docent controleert of het
einddoel behaald is.
|
Gewoonte 3: Belangrijke zaken
eerst
Ik doe de belangrijkste dingen eerst, ik maak een plan en volg dit plan.
Leerlingen
|
Docenten
|
- De leerlingen kiezen ervoor om de belangrijkste
taak als eerst af te ronden.
- De leerlingen kunnen uitleggen
waarom ze een bepaalde keuze in volgorde van taken
nemen.
|
- De docent biedt leerlingen de kans om zelf een
planning te maken.
- De docent geeft het goede
voorbeeld door belangrijke zaken eerst te kiezen.
|
Wederzijdse afhankelijkheid (werk goed samen – zie
gewoonten 4, 5 en 6)
De tweede trap: basis
voor wederzijdse afhankelijkheid.
Het is op dit punt dat de tweede trap van de raket in werking treedt: het leren van het besef van wederzijdse afhankelijkheid. Om op zinvolle wijze met anderen samen te werken is wederom een overwinning nodig, nu niet op jezelf, maar op je omgeving. Deze overwinning is de resultante van wederom een drietal eigenschappen:
Het is op dit punt dat de tweede trap van de raket in werking treedt: het leren van het besef van wederzijdse afhankelijkheid. Om op zinvolle wijze met anderen samen te werken is wederom een overwinning nodig, nu niet op jezelf, maar op je omgeving. Deze overwinning is de resultante van wederom een drietal eigenschappen:
Gewoonte 4: Denk win-win
Ik ga ervan uit dat iedereen kan winnen, als er conflicten zijn probeer ik
die met respect voor iedereen op te lossen.
Leerlingen
|
Docenten
|
- De leerlingen kunnen in een situatie ook de
voordelen van een ander (helpen) bedenken of regelen.
- De leerlingen kunnen een win-win
situatie benoemen.
|
- De docent stimuleert het verplaatsen in een ander.
- De docent benoemt (spontane)
win-win situaties
|
Gewoonte 5: Eerst begrijpen,
dan begrepen worden
Ik luister echt naar mensen, ik probeer zaken door verschillende brillen te
bekijken en te begrijpen.
Leerlingen
|
Docenten
|
- De leerlingen luisteren naar de
ander, voordat ze hun eigen verhaal
vertellen.
|
- De docent laat het goede voorbeeld zien door eerst
een ander te begrijpen en daarna de persoonlijke mening te delen.
- De docent benoemt (spontane)
situaties die passen bij deze gewoontes.
|
Gewoonte 6: Synergie
Ik werk samen met anderen, dan bereiken we meer, samen komen we tot een
andere oplossingen (1 + 1 = 3).
Leerlingen
|
Docenten
|
- De leerlingen nemen initiatief tot samenwerken.
- De leerlingen zien voordelen van
samenwerken en kunnen deze benoemen.
|
- De docent stimuleert het
samenwerken.
- De docent benoemt (spontane) situaties waarin synergie voorkomt. |
Vernieuwing (zorg goed voor jezelf – zie gewoonte 7)
De derde en laatste
trap van de raket: basis voor permanent leren en inspireren.
Onafhankelijkheid en wederzijdse afhankelijkheid worden gecompleteerd door de derde trap van de raket: blijven leren en verbeteren en het vermogen om mensen te inspireren en om anderen tot het vinden van hun inspiratiebronnen aan te zetten.
Onafhankelijkheid en wederzijdse afhankelijkheid worden gecompleteerd door de derde trap van de raket: blijven leren en verbeteren en het vermogen om mensen te inspireren en om anderen tot het vinden van hun inspiratiebronnen aan te zetten.
Gewoonte 7: Houd de zaag scherp
Ik doe regelmatig aan sport, eet gezond en breng tijd door met vrienden. Ik
leer niet alleen
op school, maar ook thuis en buiten.
Leerlingen
|
Docenten
|
- De leerlingen geven zelf aan
wanneer ze rust nodig hebben (toilet bezoek, even iets anders doen etc.)
|
- De docent biedt ruimte voor ontspanning.
- De docent biedt ruimte voor rust.
- De docent geeft het goede
voorbeeld door (persoonlijke) keuzes te delen en/of toe te lichten.
|
Componenten
of vaardigheden die elke leerling kan leren
Persoonlijk
leiderschap bestaat uit vier componenten of vaardigheden
die elke leerling kan leren:
Eigen
doelen stellen:
|
De
leerling moet ruimte krijgen om eigen doelen te stellen, binnen de kaders die
de leerkracht stelt. Hierdoor is de leerling meer gefocust op het behalen van
het doel dan wanneer de leerkracht doelen stelt. Ook Marzano stelt dat door
het formuleren van eigen doelen het eigenaarschap toeneemt en resultaten
stijgen.
|
Zelfevaluatie:
|
De
leerling heeft ruimte om te evalueren op het eigen leren, zowel op het
leerproces als op het product, het resultaat. Waar staat de leerling nu,
waarom is het eigen gestelde doel wel of niet gehaald? Wat voor gevolgen
heeft dit voor het doel van de volgende les? Door het onderkennen van eigen
fouten en mogelijkheden neemt het eigenaarschap toe.
|
Zelfmonitoring:
|
De
leerling moet de eigen resultaten op een duidelijke manier bijhouden. Dit kan
bijvoorbeeld door afvinklijstjes of door het opbouwen van een portfolio. Zo
heeft de leerling inzicht in de eigen vooruitgang en wordt duidelijk wat het
effect is van de inspanning.
|
Zelfinstructie:
|
De
leerling kan zelf aangeven welke instructie nodig is en of een bepaald doel
behaald is. Dit stimuleert het verantwoordelijkheidsgevoel van de leerling en
neemt de regie gedeeltelijk weg bij de leerkracht.
|
Eigenaarschap
ontwikkelen vraagt tijd
Het is
belangrijk een (leer)omgeving te creëren waarin leerlingen eigen doelen leren
stellen en waarin je leerling leert te reflecteren, na te denken en te praten
over leren zodat ze een actieve leerhouding en metacognitieve vaardigheden
ontwikkelen. Eigenaarschap ontwikkelen kunnen leerlingen niet zomaar. Het kost
tijd, oefening, dialoog, instructie, feedback en heel veel reflectie.
Eerst
deze vragen beantwoorden
Kunnen jouw leerlingen
voor ze beginnen met hun taak zulke vragen beantwoorden?
-Waarover
gaat deze opdracht?
-Wat wil ik
daarna (beter/anders) kunnen /weten /begrijpen?
-Wanneer ben
ik tevreden?
-Hoe ga ik
het aanpakken?
-Welk
hulpmiddel gebruik ik?
-Met wie
werk ik samen?
-Wanneer
werk ik hieraan?
Verantwoordelijkheid
wordt vaak besproken in het onderwijs. Tegenwoordig gaat op scholen de aandacht
uit naar het vermogen en de bereidheid om zelf kennis en vaardigheden te
verkrijgen. Leerlingen moeten meer verantwoordelijk gemaakt worden voor hun
eigen leerproces. Maar wat is verantwoordelijkheid, hoe stimuleer je het en wat
vraagt het van de docent?
Vaak is het de leerkracht die bepaalt wat kinderen moeten leren. Maar als
kinderen zelf actief betrokken worden bij hun eigen ontwikkeling worden ze eigenaar
van hun eigen leerproces: zo ontstaat eigen verantwoordelijkheid. Het dragen
van eigen verantwoordelijkheid is het instaan voor het eigen handelen.
Leerlingen die verantwoordelijk zijn van hun eigen leerproces zijn meer
betrokken en gemotiveerd en halen ze bovendien hogere leerresultaten.
Een mogelijk recept voor de manier waarop als docent iets aanpakt en een
stap voor onze leerlingen om ze zelf hun problemen te laten oplossen en eigen
verantwoordelijkheid te tonen.
Stappenplan:
|
Resultaat:
|
1 - Begin met de zaken
die een leerling goed doet. Benoem ze en toon oprechte erkenning en
waardering.
|
Door de leerling te
betrekken bij het bespreken van het probleem en verantwoording te geven voor
de oplossing van het probleem stimuleert de docent de zelfredzaamheid en de
verantwoordelijkheid die hij/zij zo graag wil zien bij de leerlingen.
|
2 - Benoem dan de
dingen die problematisch zijn, niet goed gaan. Geef hierbij voorbeelden uit
de dagelijkse praktijk.
|
|
3 - Bespreek de
standaard van gedrag die past binnen onze onderwijscultuur en vereist is voor
onze schoolomgeving en de onderwijsdoelen.
|
|
4 - Maak de leerling
verantwoordelijk voor het eindresultaat; beschrijf de kaders en wees positief
en motiverend.
|