Uit meta-analyses van onderzoeken naar feedback (Hattie & Timperley, 2007) blijkt dat feedback die gerelateerd is aan de doelen meer effect heeft op leerlingen dan feedback die niet doelgerelateerd is. Daarbij is het van belang dat de doelen specifiek en uitdagend zijn.
Hattie & Timperley onderscheiden vier niveaus van feedback:
- Het niveau van de taak (hoe goed is de taak begrepen en uitgevoerd).
- Het niveau van het proces (dat nodig is om een taak te kunnen begrijpen en uitvoeren).
- Het niveau van zelfregulatie (zelf monitoren en reguleren van acties).
- Het ‘zelfniveau’ (persoonlijke evaluatie van de lerende over de lerende).
Van de vragen die leraren stellen, heeft negentig procent betrekking op het niveau van de taak. Leraren bespreken daarbij het wel of niet correct zijn van het antwoord, de ‘netheid’ van de uitwerking en het gedrag van de leerling. Taakfeedback heeft echter weinig effect op het leren. Daarom verdient het de voorkeur om vooral feedback te geven op het proces en de zelfregulatie van leerlingen. Deze vormen van feedback zijn zeer belangrijk voor een diepere verwerking en beheersing van taken.
Voor onderpresteerders is feedback op het (leer)proces zeer belangrijk, omdat dit inzicht geeft in de resultaten van hun eigen inspanningen. Ook kan de leraar duidelijk maken dat er wellicht meerdere/andere mogelijkheden te benutten zijn, waardoor een (nog) beter resultaat behaald kan worden.
[ Beter presteren kun je stimuleren - Cps ]