donderdag 23 mei 2019

ErvaringsGericht Onderwijs (EGO)

De Belgische onderwijskundige Ferre Laevers wordt beschouwd als de grondlegger van het ErvaringsGericht Onderwijs.



ErvaringsGericht Onderwijs gaat ervan uit dat leerlingen een optimale ontwikkeling doormaken als ze betrokken werken en met plezier naar school gaan. Het onderwijsconcept ErvaringsGericht Onderwijs gaat uit van betrokkenheid en het welbevinden van leerlingen.

ErvaringsGericht Onderwijs houdt zich niet zozeer bezig met het eindproduct, maar veel meer met het proces dat zich afspeelt in de leerlingen en in de groep/klas.


De drie hoekstenen
ErvaringsGericht Onderwijs heeft drie hoekstenen:

De drie hoekstenen van ErvaringsGericht Onderwijs zijn:

1 - Vrije initiatief,
2 - Milieuverrijking en
3 - Ervaringsgerichte dialoog.

1
Vrije initiatief
Het vrije initiatief beantwoordt aan de behoefte van leerlingen om de wereld om hen heen te verkennen.

Leerlingen werken gemotiveerder aan een opdracht als zij daar zelf voor gekozen hebben en als het hun interesse heeft.

2
Milieuverrijking
Milieuverrijking duidt op een rijke leeromgeving met uitdagende activiteiten en materialen, die overzichtelijk ingericht is.

Dit vraagt een goede voorbereiding. De docent is hierbij begeleider en observator.

3
Ervaringsgerichte dialoog
Hierbij is het van groot belang dat de docent een goede band opbouwt met de leerlingen.

De ervaringsgerichte dialoog is gebaseerd op aanvaarding, echtheid en empathie. Door een empathische houding van de docent voelen leerlingen zich begrepen en kan de docent hen beter begeleiden.



Betrokkenheidsfactoren
Omdat dit concept uitgaat van de betrokkenheid van leerlingen, wordt rekening gehouden met vijf factoren die de betrokkenheid stimuleren:

De betrokkenheidsfactoren zijn:
1 - Een goede sfeer en relatie,
2 - Het juiste niveau,
3 - Aansluiten bij de leefwereld,
4 - Afwisselende activiteiten en
5 - Ruimte voor keuzes.

1
Een goede sfeer en relatie.
Leerlingen moeten zich veilig en geaccepteerd voelen. De docent houdt rekening met het karakter en de thuissituatie van het leerling en speelt daar goed op in.

2
Het juiste niveau.
Leerlingen moeten uitgedaagd worden voor opdrachten. De docent houdt bij de activiteiten rekening met het leervermogen en de ontwikkeling van het leerling.

3
Aansluiten bij de leefwereld.
Leerlingen vinden activiteiten die dicht bij de werkelijkheid liggen, veel zinvoller dan opdrachten die hen niet raken. De docent moet zich verdiepen in de leefwereld van de leerlingen en goed luisteren naar de onderwerpen die zij aandragen.

4
Afwisselende activiteiten.
Leerlingen willen niet alleen maar stilzitten en luisteren, ze willen graag dingen doen. Dat wil niet zeggen dat alles druk moet zijn, want activiteiten en rust kunnen best samengaan.

5
Ruimte voor keuzes.
Leerlingen krijgen veel mogelijkheden om te kiezen. De docent geeft veel ruimte voor de initiatieven van de leerlingen.



Werkvormen
Aan de hand van de vijf betrokkenheidsfactoren zijn vijf werkvormen ontwikkeld. Ze sluiten helemaal aan bij de grondgedachtes achter ErvaringsGericht Onderwijs.

De werkvormen zijn:
1 - kringen en forum,
2 - contractwerk,
3 - projectwerk,
4 - ateliers en
5 - vrije keuze.

1
Kringen en forum
De kring is een ontmoetingsplek waar leerlingen gedachten en ervaringen uitwisselen. Er zijn verschillende soorten kringen, een ervan is de evaluatiekring. Dan worden de activiteiten geƫvalueerd en wordt gecheckt of de doelen behaald zijn.

Er is sprake van een forum als er meerdere klassen tegelijk bij elkaar komen om te overleggen of te plannen.

2
Contractwerk
In het contractwerk wordt vastgelegd wat voor activiteiten de individuele leerling gaat doen. Het contractwerk wordt uitgevoerd in een afgesproken tijd, bijvoorbeeld binnen een week. Elke keer krijgen de leerlingen de tijd om aan deze taken te werken, tijdens de zogenaamde contractwerktijd. Binnen deze grenzen kan de leerling zelf beslissen hoelang hij over een opdracht doet en welke taak hij het eerst uitvoert.

3
Projectwerk
Het projectwerk gaat over een bepaald thema of een probleem, wat de leerlingen aanspreekt. Het projectwerk gebeurt altijd in een cyclus van onderzoeken en rapporteren.

4
Ateliers
Bij ateliers ligt de nadruk op het actief bezig zijn. Voor ateliers wordt apart tijd vrijgemaakt, bijvoorbeeld een morgen of een middag. Leerlingen kunnen dan kiezen uit activiteiten met bijzondere materialen. Vaak worden de activiteiten ook op een andere plek uitgevoerd en hebben de leerlingen er speciale begeleiding bij nodig.

5
Vrije keuze
Bij vrije keuze kunnen de leerlingen kiezen uit een ruim aanbod van opdrachten die op hun niveau en interesses zijn afgestemd. Hierbij krijgen de leerlingen veel vrijheid.



ErvaringsGericht Onderwijs gaat ervan uit dat leerlingen een optimale ontwikkeling doormaken als ze betrokken werken en met plezier naar school gaan. ErvaringsGericht Onderwijs gaat uit van betrokkenheid en het welbevinden van leerlingen.


Welbevinden
Welbevinden zegt iets over hoe het met je gaat.
Welbevinden is een belangrijk sleutelbegrip bij het ErvaringsGericht Onderwijs. Het welbevinden van leerlingen groeit als de docent tegemoet komt aan de basisbehoeften: als de leerling zich veilig, geaccepteerd en gewaardeerd voelen. Maar welbevinden heeft ook te maken met het leerling zelf, of de leerling een positief zelfbeeld heeft en hoe hij/zij zijn/haar gevoelens beleeft. Signalen van welbevinden zijn: spontaniteit, genieten, ontspannen zijn en zich open opstellen.
Een hoog welbevinden zorgt voor een goede emotionele ontwikkeling. Het is dus belangrijk dat leerlingen zich goed voelen.


Betrokkenheid
Betrokkenheid zegt iets over hoe je het doet.
Betrokkenheid is ook een belangrijk sleutelbegrip binnen het ErvaringsGericht Onderwijs. Een betrokken leerling is namelijk geconcentreerd en gemotiveerd bezig. Het vergt veel energie en zorgt voor voldoening. Leerlingen worden betrokken als een activiteit aansluit bij hun drang om te verkennen en hun niveau. Als een leerling betrokken is, is dat ook te merken aan zijn houding, expressie en reactiesnelheid. Bij een hoge betrokkenheid zit de leerling op de grens van zijn mogelijkheden.


Welbevinden

Betrokkenheid

Welbevinden zegt iets over hoe het met je gaat.

Betrokkenheid zegt iets over hoe je het doet.

Het welbevinden van leerlingen groeit als de docent tegemoet komt aan de basisbehoeften: als de leerling zich veilig, geaccepteerd en gewaardeerd voelen.

Maar welbevinden heeft ook te maken met het leerling zelf, of de leerling een positief zelfbeeld heeft en hoe hij/zij zijn/haar gevoelens beleeft.
Een betrokken leerling is geconcentreerd en gemotiveerd bezig.

ls een leerling betrokken is, is dat ook te merken aan zijn houding, expressie en reactiesnelheid.


Klik voor meer informatie op de volgende link:
https://docplayer.nl/8549905-Wat-het-betekent-voor-de-aanpak-het-proces-en-de-output-van-onderwijs-prof-dr-ferre-laevers-expertisecentrum-ervaringsgericht-onderwijs-kuleuven.html