Onderpresteren wil zeggen dat de prestaties lager liggen dan op grond van de capaciteiten van de leerling verwacht wordt. Er is dus sprake van een discrepantie tussen aanleg en prestatie. Onderpresteren komt voor op alle niveaus. Een leerling die erg zwak presteert is dus ook een onderpresteerder. In onderstaande tabellen staan externe kenmerken waarmee men een hoogbegaafde onderpresteerder kan herkennen.
Kenmerken van hoogbegaafde onderpresteerders
Gebrek aan inzet en initiatief |
Een gebrek aan inzet en het nemen van initiatief, zowel
voor schoolse zaken, maar ook voor alledaagse bezigheden zoals bv. het
ledigen van de afwasmachine, tafel zetten, kleren opruimen,… |
Niet afgemaakt werk |
Werk wordt veelal niet afgemaakt wegens het slecht
ontwikkelde doorzettingsvermogen, waardoor overal half afgewerkte tekeningen,
breiwerkjes, ongelezen boeken,… te vinden zijn. |
Geen focus |
Tijdens het werken zijn ze niet gefocust en letten ze
niet goed op. Ze zijn ook snel afgeleid en hun concentratie vermindert. |
Slechte werk- en studiegewoonten |
Ze hebben slechte werk- en studiegewoonten, hebben een
hekel aan memoriseren en automatiseren, gaan deze zaken vooral uitstellen of
andere afleiding zoeken. |
Reageren nauwelijks motivatietechnieken. |
Ze reageren nauwelijks op normale motivatietechnieken.
Belonen en straffen helpt dus helemaal niet, wellicht wel voor eventjes, maar
snel daarna begint de miserie opnieuw. |
Wisselende prestaties |
Ze hebben wisselende prestaties en zijn meestal zelf
hierover ontevreden, hoewel ze dit niet meteen zullen toegeven. |
Geloven ook hun eigen leugens |
Hierdoor gaan ze gaan liegen over school, over hun
huiswerk, over gemaakte afspraken, maar vooral over hun prestaties. Ze kunnen
zich soms verbazend goed uit hun eigen miserie kletsen. Ze liegen zichzelf en
de anderen constant voor, geloven ook hun eigen leugens, maar raken er ten
lange leste in verstrikt. |
Leggen lat veel te hoog of veel te laag |
Ze leggen hun lat ofwel veel te hoog (zie je wel, ik
kan dat toch niet, dus waarom zou ik mij inspannen?) ofwel veel te laag
(zelfs zonder zich in te spannen halen ze dan hun vooropgestelde doel, dus
waarom moeite doen?). |
Vertonen vermijdingsgedrag |
Ze vermijden constant nieuwe uitdagingen, nieuwe
leeractiviteiten. Het is dan ook zeer moeilijk om reeds onderpresterende
hoogbegaafde leerlingen uitdaging in de klas te gaan geven. Meestal gaan zij
vermijdingsgedrag vertonen omdat ze schrik hebben. |
Faalangstig en perfectionistisch |
Ze zijn meestal faalangstig en perfectionistisch. Deze
angst kan een gevolg zijn van hun perfectionisme, maar kan evengoed een
gevolg zijn van het onderpresteren zelf. |
Op vele gebieden laten afweten, maar plots op één
gebied intensief nieuwsgierig zijn |
Leerkrachten kunnen ze herkennen wanneer ze het op vele
gebieden laten afweten, maar plots op één gebied intensief nieuwsgierig zijn
en er veel over weten en passie voor tonen. |
Voelen zich machteloos |
Ze hebben het gevoel de controle te verliezen over hun
eigen leven. Ze voelen zich machteloos en worden geleefd. Sommigen gaan
extreme controle houden over het weinige waar ze nog enigszins macht over
hebben bv. niet meer willen eten. |
Laag zelfbeeld |
Ze hebben een laag zelfbeeld die ze verstoppen achter
stoer, rebels of clownesk gedrag. |
In de onderstaande tabel worden de interne karaktereigenschappen geschetst die dit uiterlijk gedrag veroorzaken.
Gebrek aan zelfdiscipline |
Hebben een gebrek aan zelfdiscipline, nemen geen
initiatief en zetten niet door. |
Geen verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag |
Nemen geen verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag
en zijn ook bang voor gevoelens van persoonlijke verantwoordelijkheid. |
Aangeleerde hulpeloosheid |
Zijn afhankelijk in hun werk, vertonen karakteristieken
van ‘aangeleerde hulpeloosheid’: ze hebben het gevoel dat ze geen invloed
kunnen uitoefenen op de situatie waarin ze zich bevinden en gaan daardoor
niets ondernemen, maar alles laten doen door een ander. |
Externe locus of control |
Ze hebben een externe locus of control: ze leggen alle
schuld van hun falen bij een externe oorzaak i.p.v. bij zichzelf en wijten
hun successen aan een gelukstreffer. Ze accepteren m.a.w. de
verantwoordelijkheid voor slagen, maar niet voor falen. |
Weinig zelfbeheersing |
Ze hebben weinig zelfbeheersing. Hun emoties (verdriet,
frustratie, pijn,…) ‘floepen’ eruit en kunnen ze niet goed onder controle
houden. |
Weinig reflecteren over hun leerproces. |
Ze hebben weinig inzicht in zichzelf, weinig
metacognitieve vaardigheden. Ze reflecteren weinig over hun leerproces. |
Geen opmerkingen:
Nieuwe opmerkingen zijn niet toegestaan.