De onderstaande indeling staat bekend onder Taxonomie van
Bloom en verdeelt het
cognitieve domein in een aantal leerdoelen die oplopen
van simpel tot complex.
Lagere orde vragen zijn vragen die een beroep doen op onthouden, begrijpen en (deels) toepassen.
Geschikt voor:
- Evalueren van de voorbereiding en het begrip van leerlingen
- Vaststellen van de sterktes en zwaktes van leerlingen
- Herhalen en samenvatten van gegeven informatie
Lagere orde denken
|
Niveau 1 –
Onthouden
Definitie: Het kunnen ophalen van adequate informatie. Dit
kan variëren van feiten tot complete theorieën.
Informatie herinneren. Herkennen, beschrijven, benoemen. |
|
- Opslaan en ophalen van informatie (herkennen)
- Kennis van data, gebeurtenissen, plaatsen
- Kennis van belangrijkste ideeën
- Beheersing van een inhoudelijk onderwerp
|
Leerdoelen:
- Kent basisbegrippen
- Kent specifieke feiten
- Kent methoden en procedures
- Kent basisprincipes
|
|
Formulering van vragen /opdrachten:
benoem, definieer, beschrijf, toon, identificeer,
verzamel, onderzoek, wie, wat, wanneer, etc.
• Wat gebeurde er na...? • Hoeveel...? • Wat is...? • Wie was het die...? • Benoem ...? • Wat is de definitie van…? • Beschrijf de manier waarop…? • Wie ...? • Wat is goed / fout...?
Voorbeeldvraag bij het onderdeel Onthouden - Hoeveel is de oppervlakte van rechthoek met
zijden 3 en 8? |
Lagere orde denken
|
Niveau 2 –
Begrijpen
Definitie: De vaardigheid om adequate betekenis te
geven aan informatie.
Ideeën of concepten uitleggen. Interpreteren, samenvatten, hernoemen, classificeren, uitleggen. |
|
- Begrijpen van informatie (kennen)
- Betekenis geven aan informatie
- Vertalen van kennis naar nieuwe context
- Interpreteren, vergelijken (overeenkomsten en
verschillen) van feiten
- Ordenen, groeperen, afleiden van oorzaken
- Voorspellen van gevolgen
|
Leerdoelen:
- Begrijpt feiten en principes
- Interpreteert verbaal materiaal
- Interpreteert schema’s en grafieken
- Vertaalt verbaal materiaal in formules
- Voorspelt toekomstige gevolgen op basis van
data
|
|
Formulering van vragen / opdrachten:
vat samen, beschrijf, bespreek, interpreteer, formuleer
conclusies, contrasteer, voorspel, leg verbanden, onderscheid, werk uit voor verschillende
doelgroepen, werk uit voor een andere context, maak een inschatting.
• Kun je uitleggen waarom…? • Kun je in je eigen woorden beschrijven…? • Hoe verklaar je…? • Kun je een samenvatting geven van...? • Wat denk je dat er vervolgens zal gebeuren...? • Wie zal volgens jou...? • Wat is de hoofdgedachte achter...? • Kun je verduidelijken…? • Kun je… illustreren met een voorbeeld? Voorbeeldvraag bij het onderdeel Begrijpen - Wat moet de andere zijde zijn wanneer de ene zijde is 8 en de oppervlakte 24m2? |
Lagere orde denken
|
Niveau 3 – Toepassen
Definitie: De vaardigheid om kennis in nieuwe en
concrete situaties toe te passen.
Informatie in een andere context gebruiken. Bewerkstelligen, uitvoeren, gebruiken, toepassen. |
|
- Gebruiken van kennis
- Toepassen van methoden, concepten, theorieën in
nieuwe situaties
- Oplossen van problemen met gebruik van noodzakelijke
kennis of vaardigheden
|
Leerdoelen:
- Past concepten en principes toe in nieuwe
situaties
- Past wetten en theorieën toe in praktische
situaties
- Demonstreert correct gebruik van een methode
of procedure
|
|
Formulering van vragen /opdrachten:
pas toe, demonstreer, bereken, vul aan, illustreer,
toon, los op, onderzoek, pas aan, verander, relateer, classificeer, experimenteer
• Weet je nog een andere situatie waarin…? • Kun je…categoriseren volgens…? • Welke factoren zullen veranderen als…? • Welke vragen zou je stellen aan…? • Kun je aan de hand van de gegeven informatie een instructie geven over…? Voorbeeldvraag bij het onderdeel Toepassen - Welke rechthoeken zijn mogelijk bij een oppervlakte van 24m2? |
Hogere orde vragen zijn de vragen waarbij voor het antwoord de vaardigheden voor
analyseren, evalueren of creëren nodig zijn
Geschikt voor:
- Stimuleren om verder en kritischer na te denken
- Stimuleren van het probleemoplossend denkvermogen
- Ontlokken van discussie
- Stimuleren om zelfstandig op zoek te gaan naar informatie
Hogere
orde denken |
Niveau 4 –
Analyseren
Definitie: De vaardigheid om informatie op te delen in
onderdelen zodat de
(organisatorische) structuur kan worden begrepen en
bestudeerd.
Informatie in stukken opdelen om de verbanden en relaties te onderzoeken. Vergelijken, organiseren, uit elkaar halen, ondervragen, vinden. |
|
- Patronen herkennen
- Organisatie van onderdelen
- Herkennen van verborgen betekenissen
- Identificatie van samenstellende elementen
|
Leerdoelen:
- Herkent onuitgesproken aannames
- Herkent fouten in de logica van redeneringen
- Onderscheidt feiten van gevolgtrekkingen
- Evalueert de relevantie van informatie
|
|
Formulering van vragen /opdrachten:
analyseer, scheid, orden, leg uit, verbind,
classificeer, deconstrueer,
construeer, vergelijk, selecteer, leid af.
• Welke gebeurtenis zou niet gebeurd zijn als…? • Als … waar is, wat betekent dat dan voor …? • Op welke manier is … hetzelfde als ...? • Wat zijn andere mogelijke uitkomsten? • Waarom gebeurde…? • Kun je uitleggen wat er gebeurde toen...? • Welke problemen kom je tegen bij...? • Kun je onderscheid maken tussen… en ...? • Wat waren de motieven voor ..? • Wat was het keerpunt? Voorbeeldvraag bij het onderdeel Analyseren - Welke verschillen zie je tussen rechthoeken met een oppervlakte van 24 m2? |
Hogere orde denken
|
Niveau 5 –
Evalueren
Definitie: De vaardigheid om de waarde van iets
(literatuur, onderzoeksrapport,
presentatie etc.) te kunnen beoordelen in relatie tot
een bepaald doel. Het oordeel is gebaseerd op (al dan niet door de student zelf
geformuleerde) criteria.
Motiveren of rechtvaardigen van een besluit of gebeurtenis. Controleren, hypothetiseren, bekritiseren, experimenteren, beoordelen. |
|
- Ideeën vergelijken en van elkaar onderscheiden
- Inschatten van de waarde van theorieën,
beroepsproducten
- Maken van beargumenteerde keuzes
- Verifiëren van de waarde van bewijzen
- Herkennen van subjectiviteit
|
Leerdoelen:
Leerdoelen bevatten elementen van alle andere
categorieën plus bewuste
waardeoordelen, gebaseerd op duidelijk gedefinieerde
criteria
- Beoordeelt de logische consistentie van
geschreven materiaal
- Beoordeelt de adequaatheid van de onderbouwing
van conclusies
|
|
Formulering van vragen / opdrachten:
beoordeel, beslis, orden, geef een cijfer, toets, meet,
geef een aanbeveling, overtuig, selecteer, leg uit, maak een onderscheid, ondersteun,
concludeer, vergelijk, vat samen.
• Is er een betere oplossing voor...? • Beoordeel de waarde van... Wat vind je er van...? • Verdedig je mening over...? • Vind je … goed of fout? • Hoe zou jij ... hebben aangepakt? • Welke veranderingen voor … raad jij aan? • Geloof jij … Hoe zou jij je voelen als ..? • Hoe effectief zijn. ..? • Wat zijn de consequenties van..? • Welke invloed zal … hebben op ons leven? • Wat zijn de voors en tegens van ....? • Waarom is … waardevol? • Wat zijn mogelijke alternatieven? • Wie zal winnen / verliezen bij …? Voorbeeldvraag bij het onderdeel Evalueren - Is de omtrek altijd gelijk bij verschillende rechthoeken met een oppervlakte van 24 m2? |
Hogere orde denken
|
Niveau 6 –
Creëren
Definitie: De vaardigheid om met behulp van het
geleerde nieuwe ideeën, oplossingen, producten te ontwikkelen.
Nieuwe ideeën, producten of gezichtspunten genereren. Ontwerpen, maken, plannen, produceren, uitvinden, bouwen. |
|
- Gebruikt bestaande ideeën om nieuwe te creëren
- Generaliseren op basis van wat bekend is
- Multidisciplinaire toepassing; relateren van kennis
uit verschillende disciplines
- Voorspellen, conclusies trekken
|
Leerdoelen:
Leerdoelen op dit gebied benadrukken creatief gedrag,
met nadruk op het formuleren van nieuwe patronen of structuren.
- Verzint een oplossing
- Stelt een onderzoeksvoorstel op
- Doet een uitvinding
|
|
Formulering van vragen /opdrachten:
combineer, plan, ontwerp, maak, ontwikkel, onderzoek,
wat als?, stel op, formuleer, herschrijf.
• Kun je een ...ontwerpen, waarmee...? • Zie je een mogelijke oplossing voor...? • Als je toegang had tot alle informatie en middelen, wat zou je dan doen met...? • Ontwerp je eigen manier om...? • Wat zou gebeuren als ...? • Op hoeveel manieren kun je...? • Kun je nieuwe en ongebruikelijke manieren verzinnen om ... te gebruiken? • Kun je een voorstel schrijven waarmee je...? Voorbeeldvraag bij het onderdeel Creëren - Bedenk een rechthoek waarbij oppervlakte is 24 m2 en omtrek is 24 m. |
Lagere orde en hogere orde vragen
Lagere orde vragen
|
Hogere
orde vragen
|
Lagere orde vragen zijn vragen die
een beroep doen op onthouden, begrijpen en (deels) toepassen.
|
Hogere
orde vragen zijn de
vragen waarbij voor het antwoord de vaardigheden voor
analyseren,
evalueren of creëren nodig zijn
|
Geschikt voor:
- Evalueren van de voorbereiding en het
begrip van leerlingen
- Vaststellen van de sterktes en zwaktes van
leerlingen
- Herhalen en samenvatten van gegeven
informatie
|
Geschikt
voor:
-
Stimuleren om verder en kritischer na te denken
-
Stimuleren van het probleemoplossend denkvermogen
-
Ontlokken van discussie
-
Stimuleren om zelfstandig op zoek te gaan naar informatie
|