Posts tonen met het label Marzano. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Marzano. Alle posts tonen

zondag 10 juni 2018

Factoren die de leerprestaties van leerlingen positief beïnvloeden - Robert Marzano

De Amerikaanse onderwijswetenschapper Robert Marzano voerde een meta-analyse uit op de onderwijsresearch van de laatste 35 jaar. Daarbij maakte hij gebruik van zowel Canadees en Amerikaans als Europees onderzoek.

Marzano concentreerde zich uitsluitend op die onderwijsveranderingen die daadwerkelijk invloed blijken te hebben op de leerprestaties van leerlingen. 
Wat werkt op school? De Amerikaanse onderwijswetenschapper Robert Marzano heeft een elftal factoren op papier gezet. Elf factoren die de leerprestaties van leerlingen positief beïnvloeden.



Schoolniveau:

Onder de factoren op schoolniveau vallen die factoren die binnen het schoolbeleid aangesproken dienen te worden, omdat er actie nodig is van zowel leraren als directies / bestuurders. Er zijn vijf van die factoren:

1.   Haalbaar en gedegen programma
2.   Stimulerende doelen en effectieve feedback
3.   Betrokkenheid van ouders en gemeenschap
4.   Veilige, ordelijke omgeving
5.   Collegialiteit en professionaliteit

Docentniveau:

De drie factoren op docentniveau gaan over zaken die onder de directe controle van de docenten vallen:

6.   Didactische aanpak
7.   Klassenmanagement en pedagogisch handelen
8.   Sturen en herontwerpen programma

Leerlingniveau:

Tenslotte zijn er drie factoren op leerlingniveau. Ze refereren aan de kenmerken van de sociale achtergrond van de leerlingen: zaken die van belang zijn voor het schoolsucces, waarop de school - zelf en via de thuissituatie - een positieve invloed kan hebben. 

9.   Sfeer thuis
10. Achtergrondkennis
11. Motivatie




Factoren op schoolniveau
1. Een haalbaar en gedegen programma betreft de mate waarin een school omgaat met het linken van basisstof aan de les- en leerdoelen van de methode. Welke leerstof is nu echt van groot belang en hoe registreert een leraar deze? Hoe kan voldoende lestijd gecreëerd worden zodat de lesinhoud op een adequate manier onderwezen kan worden?

2. Stimulerende doelen & effectieve feedback beschrijft hoe en wanneer een leraar of zorgcoördinator feedback geeft aan of over leerlingen over gestelde doelen, kennis of vaardigheden. De gegevens worden vervolgens door de school gebruikt om zowel specifieke prestatiedoelen voor de school te bepalen, als specifieke leerdoelen voor de individuele leerlingen.

3. Betrokkenheid van ouders en gemeenschap refereert aan structuren die gebruikt worden om ouders en leden uit de schoolomgeving te betrekken bij zowel het nemen van belangrijke beleidsbeslissingen, als bij de dagelijkse gang van zaken op de school.

4. Een veilige, ordelijke omgeving betreft de schoolregels en –procedures die structuren en een gevoel van veiligheid creëren voor zowel leerlingen als leraren.

5. Collegialiteit en professionaliteit houdt in dat leraren zich professioneel blijven ontwikkelen; zowel op teamniveau als individueel. Leraren werken professioneel samen, houden werk en privé gescheiden en worden betrokken bij belangrijke beleidsbeslissingen.


Factoren op het niveau van de docent


6. Didactische aanpak neemt negen belangrijke didactische strategieën als uitgangspunt voor een goede instructieles. Een goede instructieles is efficiënt en biedt voldoende mogelijkheden tot differentiatie. Een efficiënte leraar beschikt niet alleen over een uitgebreid repertoire aan didactische strategieën, maar kan ook moeiteloos bepalen welke strategieën het best gebruikt kunnen worden in combinatie met bepaalde leerlingen of bepaalde lesonderwerpen.


  • Identificeren van overeenkomsten en verschillen
  • Samenvatten en notities maken
  • Inspanningen bevestigen en erkenning geven
  • Huiswerk en oefening
  • Non-verbale representatie
  • Coöperatief leren
  • Doelen stellen en feedback geven
  • Vragen formuleren en hypotheses testen
  • Voorkennis activeren met vragen, aanwijzingen en kapstokken

7. Klassenmanagement en pedagogisch handelen bestaat uit twee aspecten:

a. Klassenmanagement = structuur: routines en regels in de klas, omgaan met ongewenst gedrag,

b. Pedagogisch handelen = cultuur: de relatie leraar- leerling en de mentale instelling van de leraar; de relatie met zichzelf.

8. Sturen en herontwerpen van het programma slaat op de noodzaak dat de leraren kunnen differentiëren; zowel op tempo als op niveau van de lesinhoud en het werkelijke niveau van de leerlingen. Leraren weten wat de essenties van leersof zijn, hanteren de technieken uit didactische aanpak en bieden leerstof meervoudig aan. Deze leraarfactor maakt het verschil!

Kort samengevat; een goede leraar:

1. kan goed uitleggen = didactische aanpak
2. werkt vanuit een goede organisatie in zijn klas = klassenmanagement
3. heeft een goede relatie met de leerlingen en met zichzelf = pedagogisch handelen
4. differentieert = sturen en herontwerpen van het programma

Factoren op het niveau van de leerling

9. Sfeer thuis doelt op de acties die gezinnen kunnen ondernemen om het schoolsucces van hun kinderen te ondersteunen. De school kan dat bijvoorbeeld beïnvloeden door gesprekken thuis over wat er op school gebeurt te stimuleren. Hiervoor zijn succesvolle programma’s bekend.

10. Geleerde intelligentie en achtergrondkennis leert je meer en beter gebruik te maken van de ervaringen en achtergronden waar leerlingen over beschikken. Een leerling uit de binnenstad heeft vaak andere interesses dan een leerling van het platteland. Ook speelt het stimuleren van de woordenschat een grote rol in deze factor.

11. Motivatie van de leerlingen is de mate waarin leerlingen geïnteresseerd zijn in de onderwerpen die op school gepresenteerd worden, en de mate waarin ze het gevoel hebben dat ze in staat zijn die informatie aan te leren. De algemene motivatie van de leerlingen kan verhoogd worden als op school systematisch aan bepaalde zaken wordt gewerkt.


In het model van Marzano is goed te zien dat de factoren die van invloed zijn op het leren van het kind te vinden zijn op het niveau van de leerling (motivatie, thuissituatie en achtergrondkennis), op het niveau van de school en op het niveau van de leraar. 
Vervolgens blijkt dat wat de leraar doet het meest doorslaggevend is! Dat speelt op drie terreinen:
  • de door de leraar didactische aanpak is bepalend voor de leerresultaten,
  • het pedagogisch handelen van de leraar en zijn/ haar klassenmanagement legt een basis van structuur en zekerheid van waaruit er geleerd kan worden,
  • het herontwerpen en sturing geven aan de leerprocessen van de leerlingen in de klas laat het onderwijs passen bij deze groep en deze leerlingen.

Deze drie terreinen waarop een leraar effect heeft op het leren, hebben elk evenveel invloed. Het pedagogisch handelen en klassenmanagement leggen de basis: als dat niet voldoende is kunnen herontwerpen en een goede didactische aanpak onvoldoende hun anders zo grote effect hebben. Didactische aanpak levert de gereedschapskist voor de leraar. De didactische strategieën die echt werken: die echt effect hebben op de leerresultaten van de leerlingen.

Vanuit de door Marzano geanalyseerde onderwijsresearch is vrij precies in kaart te brengen welke didactische strategieën echt goed werken. Dit blijken er negen te zijn die ideaal gesproken tot het basisrepertoire van elke leraar zouden moeten behoren.

Didactische strategie
Percentielwinst 
Identificeren van overeenkomsten en verschillen
45

Samenvatten en notities maken
34

Inspanningen bevestigen en erkenning geven

29

Huiswerk en oefening

28

Nonverbale representatie

27

Coöperatief leren

27

Doelen stellen en feedback geven

23

Vragen formuleren en hypotheses testen

23

Voorkennis activeren met vragen,
aanwijzingen en kapstokken
22


De lijst van didactische aanpakstrategieën is bedoeld als overzicht waaruit gericht gekozen kan worden om onderwijsverbetering te realiseren. Elke didactische strategie heeft haar eigen effect. De ene is meer geschikt voor het verwerven van begrip, terwijl de andere meer gericht is op het verwerken van informatie, enzovoort.

maandag 4 september 2017

Hoe krijg je leerlingen echt betrokken bij de les?

Hoe krijg je leerlingen echt betrokken bij de les? Als docent heb je daar zeker invloed op.

In het boek Betrokkenheid beschrijft de onderwijswetenschapper Robert Marzano wat daarbij een rol speelt. Dit boek heeft samen geschreven met zijn collega onderwijswetenschapper Debra Pickering.

Bij betrokkenheid spelen vier factoren een sterke rol:

• Emoties: Hoe voel ik me?
• Interesse: Ben ik geïnteresseerd?
• Relevantie: Is dit belangrijk?
• Doeltreffendheid: Kan ik dit?





Bij leerlingen

Bij docenten

Aandacht

Aandacht is een kortdurend verschijnsel, dat enkele seconden tot enkele minuten kan duren.

Emoties: 
Hoe voel ik me?


Heb ik hun aandacht?

Interesse: 
Ben ik geïnteresseerd?

Betrokkenheid

Betrokkenheid duurt langer: dat reikt verder dan een enkele les.

Relevantie: 
Is dit belangrijk?


Zijn ze betrokken?

Doeltreffendheid: 
Kan ik dit?





Hoe voel ik me?



De eerste vraag als het gaat om betrokkenheid is: Hoe voel ik me?



Emoties beïnvloeden ons gedrag. 

Negatieve emoties zorgen ervoor dat we minder snel geneigd zijn om ons bezig te houden met nieuwe activiteiten en uitdagingen. Emoties die gekoppeld zijn aan betrokkenheid zijn: enthousiasme, interesse, vreugde, tevredenheid, trots, levendigheid en animo.



Emoties die zorgen voor vervreemding zijn: verveling, desinteresse, frustratie, woede, verdriet, bezorgdheid, schaamte, schuldgevoel.



Hoe kun je hier concreet aan werken? 

Tips:



• Houd het tempo hoog door vaste routines en strakke overgangen


• Zorg voor andere activiteiten voor als de taak klaar is.


• Presenteer nieuwe lesstof liever in kleine brokjes dan in één keer.


• Zorg voor bewegingsactiviteiten. Dit kunnen energizers zijn die niets met de inhoud te maken hebben, maar ook bewegingen die het begrip van de leerstof verdiepen.


• Toon je eigen betrokkenheid door het delen van persoonlijke verhalen. Dit nodigt de leerlingen uit om naar hun eigen persoonlijke banden met het onderwerp te kijken.


• Gebruik humor, zoals zelfspot, grappige krantenkoppen of quotes.



Drie aspecten die een belangrijke rol spelen bij het beïnvloeden van de emoties, zijn:


1. Het energieniveau van de leerlingen. Een levendig tempo houdt het energieniveau hoog. Én af en toe bewegen is goed voor de hersenen.


2. De positieve houding van de leerkracht. Sleutelwoorden hierbij zijn: passie, enthousiasme en humor.


3. De mate waarin leerlingen zich geaccepteerd voelen. De band met klasgenoten is minstens even belangrijk als de band tussen leerlingen.



Als de leerkracht aan de bovenstaande aspecten werkt, vergroot hij de kans dat leerlingen een positief antwoord geven op de vraag: Hoe voel ik me?







Ben ik geïnteresseerd?



De tweede vraag als het gaat om betrokkenheid is: Ben ik geïnteresseerd?



Iemand die emotioneel betrokken is, kan toch niet meedoen omdat hij de activiteit niet interessant vindt. Interesse kun je onderverdelen in twee soorten:



• Situationele interesse. Hierbij is er verschil tussen opgewekte interesse (bijvoorbeeld door een demonstratie of een spelletje) en voortgezette interesse (als een leerling geïnteresseerd blijft).


• Persoonlijke interesse.



Hoe kun je situationele interesse opwekken en vasthouden? Dat kan door:



• Spelactiviteiten die gericht zijn op leren. Dit kunnen activiteiten zijn met een competitie-element.


• Milde meningsverschillen. Dit kan door werkvormen zoals een debat of een hoorzitting.


• Opmerkelijke informatie. Dit kan bijvoorbeeld door interessante feitjes.


• Effectieve vraagtechnieken, zoals:

- Kiezen van willekeurige leerlingen.

- Antwoord in tweetallen.

- Denktijd.

- Antwoordketens.

- Antwoorden in koor.

- Gelijktijdige individuele antwoorden: leerlingen kiezen tegelijkertijd voor opties A, B of C.







Is dit belangrijk?



De derde vraag als het gaat om betrokkenheid is: Is dit belangrijk?



De leerdoelen van school sluiten niet altijd aan bij wat de kinderen willen leren. 

Leerlingen vragen zich af: Is dit belangrijk? Als het antwoord op die vraag nee is, zullen ze niet betrokken zijn.

Hoe kun je leerlingen het belang laten zien van de leerstof?



• Door keuzemogelijkheden te bieden.


• Door cognitief complexe taken aan te bieden, die denkkracht vereisen.


• Door te verbinden met het dagelijkse leven en de ambities van de leerlingen.


• Door te stimuleren om kennis toe te passen.









Kan ik dit?



De laatste vraag als het gaat om betrokkenheid is: Kan ik dit? 

Als de leerling er geen vertrouwen in heeft dat hij de taak kan, dan kan hij de eerste drie vragen wel positief beantwoord hebben, maar zal hij uiteindelijk toch niet aan de taak beginnen. Dit hangt ook af van de mindset van de leerling, of hij een fixed of een growth mindset heeft.

Welke strategieën kunnen we inzetten om ervoor te zorgen dat het antwoord op deze vraag ‘ja’ is?



• Het volgen en bestuderen van hun vorderingen. Hierdoor kunnen leerlingen het verband zien tussen hun inzet en hun leerprestaties. Het stellen van persoonlijke leerdoelen is erg effectief.


• Het gebruiken van effectieve verbale feedback.


• Goede voorbeelden geven, bijvoorbeeld door verhalen en citaten. Een mooi citaat is die van Pablo Picasso: ‘Ik doe altijd wat ik niet kan, in de hoop te leren hoe het te doen.’


• Het gesprek over mindset aangaan en levend houden.




Strategieën

Alle bovengenoemde strategieën kun we onderverdelen in twee soorten: strategieën voor het juiste moment en dagelijkse strategieën.

Welke strategieën kan een leerkracht elke dag inzetten om betrokkenheid te realiseren?

- Handhaven van een effectief tempo
- Tonen van passie en enthousiasme
- Werken aan een positieve relatie tussen leraar en leerling en tussen leerlingen onderling.
- Gebruiken van effectieve verbale feedback.


Het invoeren van deze strategieën kan één klas kan al heel krachtig zijn, maar het beste is uiteraard een teambrede / schoolbrede aanpak.

maandag 23 februari 2015

Marzano - vijf dimensies van leren/denken

Marzano beschrijft in zijn instructiestrategie vijf dimensies van leren/denken.

Marzano heeft deze strategie ontwikkeld op basis van een grote hoeveelheid onderzoek over leren en beschouwt de vijf dimensies als de noodzakelijke ingrediënten voor actief en authentiek leren van leerlingen.

De vijf dimensies kunnen als volgt omschreven worden:

Dimensie 1:
Het ontwikkelen van een positieve houding en opvatting over het eigen leren

[ een positieve houding over het eigen leren ]

Vragen: 
  • Wat kan ik eraan doen om bij leerlingen een meer positieve houding ten aanzien van het leren te ontwikkelen?



In deze dimensie staan die aspecten centraal die voorwaarde zijn voor het leren van de leerlingen. Te denken valt aan het zich veilig voelen in de klas, zich geaccepteerd voelen door medeleerlingen en vertrouwen hebben in eigen kunnen.

Dimensie 2:
Het leren/denken noodzakelijk voor het verwerven en integreren van nieuwe kennis.

[ het verwerven en integreren van nieuwe kennis ]

Vragen:
  • Wat zijn de onderwerpen die ik de leerlingen wil aanleren?
  • Welke vaardigheden wil ik de leerlingen aanleren?


Ligt de klemtoon op de vragen van dimensie 2, dan staat beheersing van kennis centraal.


In deze dimensie staat het aanleren van twee vormen van kennis namelijk declaratieve kennis en procedurele kennis.

Declaratieve kennis betreft informatie die leerlingen moeten kennen: woorden, regels, principes, etc.

Procedurele kennis is kennis over wat leerlingen moeten doen: handelingen. Dat betreft bijvoorbeeld kennis van het doen van een staartdeling, het lezen van een kaart of het gebruik maken van grammaticaregels.

Marzano beschrijft hoe beide vormen van kennis een andere didactiek vragen.

Dimensie 3:
Het leren/denken noodzakelijk voor het uitbreiden en verfijnen van kennis van vaardigheden

[ het verfijnen en bijstellen van de geleerde kennis ]

Vragen:
  • Welke kennis wil ik verfijnen en welke activiteiten van leerlingen zet ik daarbij in?



In deze dimensie worden een achttal vaardigheden aangeboden waarmee leerlingen hun kennis kunnen uitbreiden en verfijnen. 

Dat zijn de vaardigheden 
  • vergelijken, 
  • classificeren, 
  • induceren, 
  • deduceren, 
  • analyseren, 
  • construeren van ondersteuning, 
  • abstraheren, en 
  • analyseren van perspectieven. 


Wanneer leerlingen deze vaardigheden actief inzetten bij de in de tweede dimensie geleerde kennis, verfijnen ze die kennis en breiden ze die uit.

Dimensie 4:
Leren/denken nodig voor het betekenisvol gebruiken van kennis

[ het creatief toepassen van het geleerde ]

Vragen:
  • Wat zijn de grote onderwerpen waarbij betekenisvol gebruik zinvol is en hoe zal ik die taak structureren?


Ligt de klemtoon op de vragen van dimensie 4, dan staat betekenisvol gebruik van kennis, onderzoek centraal.


In deze dimensie gaat het om betekenisvol gebruik van kennis. 

Het gaat om het ontwikkelen van kennis die in te zetten is in realistische contexten. 

Marzano onderscheidt vijf soorten betekenisvolle leertaken: 
  • besluitvormingstaken, 
  • onderzoek, 
  • experimenteel onderzoek, 
  • probleemoplossen en 
  • uitvinden/ontwerpen.


Dimensie 5:
Productieve leer- en denkgewoontes

[ het ontwikkelen/leren van productieve leergewoontes ]

Vragen: 
  • Welke productieve leer/denkgewoonten moeten beklemtoond worden?



Leren is vooral effectief wanneer leerlingen in staat zijn hun eigen leergedrag vorm te geven. 

In deze dimensie beschrijft Marzano hoe leerlingen dat zouden kunnen doen. 

Hij besteedt daarbij aandacht aan zelfregulerend denken/leren, aan kritisch denken/leren en aan creatief denken/leren.


Marzano pleit ervoor om aan alle dimensies aandacht te besteden en er niet één achterwege te laten. Hij pleit daarbij voor een afwisseling van zowel docentgestuurde activiteiten als meer leerlinggestuurde activiteiten. Bij dat laatste pleit hij voor hogere orde leren.

Bronnen:
- A Different Kind of Classroom, Teaching with Dimensions of Learning   [ ASCD, 1992 ].

- Website van Marzano: http://www.marzanoresearch.com/site/. Daar zijn delen van zijn boeken te downloaden.