Talenten (Intelligentie en vaardigheden)
Schema talenten
|
|
Intelligenties
Specifieke intelligenties:
-verbaal-linguïstisch
-logisch-mathematisch
-visueel-ruimtelijk
-muzikaal-ritmisch
-lichamelijk-kinesthetisch
-naturalistisch
-interpersoonlijk
-intrapersoonlijk
Algemene intelligentie:
-informatieverwerkingscapaciteit
-vermogen tot abstract denken
|
Vaardigheden
Hogere-orde denkvaardigheden:
-analyseren
-evalueren
-creëren
Creatieve denkvaardigheden:
-ideeën kunnen genereren
-hoeveelheid verschillende ideeën
-originaliteit van ideeën
Onderzoeksvaardigheden:
-vaardigheden om door stappen van onderzoekscyclus heen te gaan
Metacognitieve vaardigheden en zelfregulatie:
-belang van leren inzien
-weten hoe je effectief kunt leren
-reflecteren op het eigen leren
-eigen leerproces sturen
|
De grootste voorspeller voor het leveren van prestaties is
intelligentie. Een kind met een hoge intelligentie heeft meer potentie om goed
te presteren dan een kind met een lage intelligentie. Daarbij kan onderscheid
gemaakt worden tussen specifieke intelligenties en algemene intelligentie.
Specifieke intelligentie wil zeggen dat een kind een hoog niveau van kennis en
vaardigheden heeft op een bepaald gebied, waarbij in de meervoudige
intelligentie theorie (M.I.) onderscheid gemaakt wordt tussen acht verschillende
intelligentiegebieden (zie de opsomming in het schema). Algemene intelligentie
kenmerkt zich onder andere door de capaciteit om informatie te verwerken en het
vermogen tot abstract denken. Waar aangeboren intelligentie op zich niet te
beïnvloeden is, is dat wel het geval met de manier waarop kinderen in een rijke
leeromgeving omgaan met wat hen wordt aangeboden en met hun capaciteiten. Deze vaardigheden
zien wij ook als talenten, die te beïnvloeden zijn. De belangrijkste denkvaardigheden
bij talentontwikkeling zijn: in staat zijn tot hogere-orde denken, het hebben
van creatieve denkvaardigheden en onderzoekende vaardigheden. Kinderen die goed
presteren, verwerken informatie diep, dat wil zeggen dat ze verbanden leggen,
in analogieën denken, dat ze voorkennis activeren en dat ze nieuwe informatie
integreren met deze voorkennis. Daarnaast zijn ze vaak creatief en flexibel in
hun denken. Ze komen met originele oplossingen en wisselen tussen verschillende
strategieën. Kinderen die laag presteren verwerken nieuwe informatie vaak
oppervlakkig, bijvoorbeeld door dingen uit hun hoofd te leren. Een vierde
belangrijk onderdeel van denkvaardigheden zijn de metacognitieve vaardigheden
die een kind heeft of kan aanleren. Kinderen met veel metacognitieve vaardigheden
zien het belang van leren in, ze weten hoe je effectief kunt leren, ze
reflecteren op het eigen leren en ze zijn in staat zichzelf (bij) te sturen in
het leerproces.
Leermotivatie
Schema leermotivatie
|
|
Intrinsieke motivatie
-eigen plezier in leren
-nieuwe dingen willen leren
-interesse in de taak
-taakrelevantie
|
Extrinsieke motivatie
-succesvol willen zijn
-behoefte aan erkenning en complimenten
-competitiedrang
-alles goed willen doen / geen fouten willen maken
|
Na intelligentie en denkvaardigheden, is leermotivatie de
meest voorspellende factor voor presteren. Een kind dat niet gemotiveerd is,
zal ook niet zijn best doen om te presteren, terwijl een gemotiveerd kind
taakgericht aan de slag zal gaan. Daarbij hebben intrinsiek gemotiveerde
kinderen vooral plezier in het leren. Ze willen graag nieuwe dingen leren,
nieuwe kennis opdoen en nieuwe vaardigheden onder de knie krijgen. Om een
intrinsiek gemotiveerd kind te laten presteren, moet het kind geïnteresseerd
zijn in de taak. Daarnaast moet het de relevantie van de taak inzien. Als dat
het geval is, zal het kind enthousiast zijn, hard werken en zal het de lat hoog
leggen voor zichzelf. Extrinsiek gemotiveerde kinderen willen juist graag
succesvol zijn. Ze kenmerken zich vooral door behoefte aan erkenning, behoefte
aan complimentjes, anderen willen behagen door het goed te doen en daardoor
altijd beter willen zijn dan de rest en geen fouten willen maken. Extrinsiek
gemotiveerde kinderen doen hun best om te presteren wanneer hen een beloning
waar zij belang aan hechten in het vooruitzicht is gesteld. Als dat het geval
is, zal het kind hard werken en een groot doorzettingsvermogen laten zien om
die beloning te ontvangen. De keerzijde hiervan is dat deze kinderen vaak
faalangstig en perfectionistisch zijn, wat ervoor kan zorgen dat deze kinderen
alleen aan die taken beginnen waarvan ze weten dat ze die kunnen, waardoor ze
zichzelf minder uitdagen om moeilijke taken waar ze veel van leren aan te
pakken.
Onderzoekende houding
Schema onderzoekende houding
|
|
Verwondering
-bewust opmerken
-bewustwording van de bijzonderheid en complexiteit van alledaagse
dingen
|
Nieuwsgierigheid
-willen weten, dingen afvragen
-open staan voor onbekendheid
-positieve verwachting dat er iets te vinden is
|
Kritisch zijn
-zaken in twijfel durven trekken
-kritisch en verantwoord bronnen gebruiken
-nauwkeurig en eerlijk willen zijn
|
Bereid tot
perspectiefwisseling
-zaken van verschillende kanten bekijken
-verschillende opvattingen willen kennen
|
Of je zelf actief kennis wilt vergaren en daar plezier aan
beleeft, is een belangrijke factor bij talentontwikkeling. Wanneer deze
onderzoekende houding gericht is op de eigen ontwikkeling, kunnen talenten gaan
groeien. De nadruk op het belang van een onderzoekende houding is niet nieuw. Socrates
hanteerde al een idee over de rol van een onderzoekende houding waarbij het
stellen van vragen als middel tot kennis, het gericht zijn op inzicht, en
kritisch zijn over bestaande inzichten een rol speelden (Bruggink &
Harinck, 2012). Onder onderzoekende houding vallen een aantal belangrijke
houdingskenmerken: verwondering, nieuwsgierigheid, kritisch denken en bereid
zijn tot perspectief wisselingen, die er voor zorgen dat de kans groter is dat
een kind goed presteert dan een kind met een meer passieve houding op deze
kenmerken. Daarnaast blijken kinderen die goed presteren vaak onafhankelijk te
zijn. Ze stellen hun eigen doelen, kiezen hun eigen weg en maken zichzelf
daarmee verantwoordelijk voor hun eigen leren. Ook bij al deze
houdingskenmerken gaan wij ervan uit dat ieder kind op deze onderdelen kan
groeien.
Zelfbeeld
Schema zelfbeeld
|
|
Zelfvertrouwen
-geloof in eigen kunnen
-zelfinzicht in talent
|
Perceptie over eigen ontwikkelingsmogelijkheden
-fixed mind-set of
-growth mind-set
|
Naast talenten, houdingen en motivatie bezit het kind
bepaalde persoonskenmerken die bepalen hoe een kind in het leven staat en met
leersituaties omgaat. Het persoonskenmerk dat het meest voorspellend is voor
het presteren van kinderen is het zelfbeeld van het kind. Het zelfbeeld bepaalt
hoe een kind tegen zichzelf aankijkt en over zichzelf denkt. Kinderen met een
positief zelfbeeld hebben veel zelfvertrouwen, geloven dat ze zelfs moeilijke
taken tot een goed einde kunnen brengen en leggen daardoor de lat vaak ook hoog
voor zichzelf. Ook hebben kinderen met een positief zelfbeeld een positieve
perceptie over hun eigen ontwikkelmogelijkheden, waarbij zij ervan uit gaan dat
er altijd sprake kan zijn van groei (growth mind-set), in tegenstelling tot
kinderen die denken dat aanleg voor bepaalde zaken nu eenmaal vastligt en dat
zij sommige zaken ‘toch niet zullen leren’ (fixed-mind-set).
Ten slotte. De grootste invloed op de talenten, de leermotivatie, de onderzoekende houding en het zelfbeeld heeft de omgeving van het kind.
[bron: http://www.schoolaanzet.nl/uploads/tx_sazcontent/Publicatie_Naar_een_raamwerk_voor_talentontwikkeling.pdf]