woensdag 24 februari 2016

Schoolweigering

Schoolweigering komt vaak voor bij leerlingen met een angststoornis. 

Definitie van het probleem en enkele wetenswaardigheden 
In de adolescentie (12-18 jaar) zien we vaak angsten (angst voor negatieve beoordeling door anderen, angst voor oorlog, ziekte etc.). Normaal gesproken verdwijnen deze angsten weer, door een groeiend vermogen om er mee om te gaan. Het angstprobleem wordt een stoornis als een persoon, vaak al van jongs af aan, voortdurend nerveus, gespannen en angstig is en de dingen die het wel zou willen doen, niet meer doet en vermijdt. Deze jongeren tobben over van alles en zien overal tegenop. Deze chronisch gespannen en nerveuze gemoedstoestand put uit en is verschrikkelijk ondoelmatig. Er blijft nauwelijks energie over voor productieve bezigheden. Chronische angst kan ook lichamelijke klachten geven zoals buikpijn, kortademigheid, duizeligheid, hoofdpijn, hyperventilatie. Verschijningsvormen van angsten op school zijn: sociale angst, separatie angst (angst bij scheiding van personen aan wie de jongere gehecht is), angst voor bepaalde taken, faalangst, angst zich te uiten, optreedangst, algehele angst voor school (schoolfobie). Deze angsten uiten zich door een weigering iets te doen. Bij de oorzaak spelen zowel aanleg als omgevingsfactoren een rol. 

Wat zie ik in de klas, hoe herken ik dit gedrag /deze stoornis? 

  • Huilen. 
  • Woede-uitbarstingen. 
  • Terugtrekken. 
  • Transpireren, trillen/beven. 
  • Dwanghandelingen (tellen van zaken, tikken). 
  • Hyperventilatie. 
  • Duizeligheid. 
  • Uitgesproken angst om zelfbeheersing te verliezen of gek te worden. 
  • Angst om dood te gaan. 
  • Vermijdingsgedrag; taken niet afmaken, niet naar gym willen, niet gezien willen worden in de klas, geen vinger opsteken, het liefst de kleding over het lijf trekken (pet op, jas aan, trui over handen), niet op kamp willen, niet naar de kluisjes durven, niet naar het schoolplein willen, de klas niet in durven. 
  • Niet doen is niet durven, terwijl men wel wil. 
  • Niet durven zeggen wat ze denken. 
  • Informatie wordt vaak selectief opgenomen. 
  • Paniek waardoor functioneren wordt belemmerd. 
  • Schoolweigering. 


De beste aanpak in de klas in bondige adviezen:

  • Zorg voor succeservaringen. 
  • Laat merken dat je het fijn vindt dat de leerling op school is. 
  • Vraag niet waarom de leerling toch niet op school was vorige week. 
  • Bespreek met de klasgenoten dat ze niet voortdurend aan de betreffende leerling vragen wat er aan de hand is. 
  • Zorg voor een veilige sfeer, o.a. door regels en structuur. 
  • Ga ook na of er een reële oorzaak is voor de angst. 
  • Vertel wat u hier en nu ziet; dus benoem het gedrag of een neutrale wijze, betrokken maar zonder oordeel en ga daarbij niet mee in de emotie van de leerling. 
  • Probeer hem/haar vooral dingen te laten doen i.p.v. hem/haar te laten malen of tobben. 
  • Schenk heel gericht aandacht aan de jongere als hij/zij niet angstig is. 
  • Blijf alert op symptomen van een depressie of extreme verandering van gedrag of levensstijl. 


Adviezen zorgteam/zorgcoördinatie: 

  • Schakel deskundige zorg in bij schoolweigering. 
  • Maak samen met de leerling en ouders een plan van aanpak, waar ouders een grote verantwoordelijkheid in hebben. Maak hierin afspraken over het halen (van huis naar school) van de leerling. Dit gebeurt alleen als de leerling en ouders dat willen. 
  • Maak een stapsgewijze aanpak (samen met hulpverlening) waarin de leerling steeds meer zelf doet. Hierbij is het van belang dat de leerling de regie houdt. Het gaat erom dat de vaardigheden van de leerling versterkt worden. En de leerling minder afhankelijk wordt van de omgeving. 
  • De leerling inbrengen in het ZAT en traject met leerplicht en deskundigen bespreken. 
  • Stel een vertrouwenspersoon (mentor) aan die de leerling goed kent en zaken kan bespreken met de leerling en zijn/haar ouders. 
  • Bied mogelijk een deskundige die begeleiding biedt bij het versterken van vaardigheden van de leerling en middels cognitieve gedragsprogramma’s werkt. 


In ieder geval niet doen:

  • Kritiek uiten en straf geven die als bedreigend kan worden ervaren. 
  • Angst bagatelliseren of wegpraten. 
  • Betutteling; antwoord meteen en direct. 
  • De leerling afwijzen omdat hij/zij niet op school was.