Afvinklijst - "Welke leervaardigheden
pas ik goed toe?"
0. Motivatie
o
is
nieuwsgierig naar de mogelijkheden die de opdracht heeft
o
heeft een
actieve leerhouding; komt met ideeën en probeert zoveel mogelijk te
realiseren
o
ziet
feedback als kans om te leren en niet als een bedreiging
o
heeft
belangstelling voor actuele ontwikkelingen in het onderwerp van de opdracht
o
neemt
uitdagingen aan die buiten eerdere ervaringen liggen
o
doet wat
hij zegt: komt beloften en afspraken na; voelt zich verantwoordelijk voor de
opdracht
|
1. Zelfkennis over
leren
o
herkent en
benoemt zijn sterktes en zwaktes en zet zijn of haar talenten in bij het
werken aan de opdracht.
o
communiceert
over de voor hem of haar meest geschikte plaats en tijd om te werken en leren
|
2. Zelfsturing
o
kan
zelfstandig werken
o
noteert
opdrachten en afspraken en heeft deze bij zich tijdens werkoverleg
o
gebruikt
deze informatie om een planning op te stellen.
o
maakt een
realistische inschatting van welke middelen/werkwijzen bruikbaar zijn
o
leeft de
afspraken na wat betreft vorm/werkwijze en tijdstip.
o
gaat na of
de doelen zijn gehaald en de inhouden, middelen en werkmethodiek bruikbaar
zijn gebleken;
o
verklaart
waarom het resultaat afwijkt van/ voldoet aan het gestelde doel
o
kan het
eigen leerproces beoordelen en eventueel verbetervoorstellen doen
o
kan een
urenverantwoording bijhouden en overleggen
|
3. Samenwerken
o
vraagt hulp
aan medeleerling of docent bij onduidelijkheden
o
staat open
voor feedback van
o
geeft
opbouwende feedback aan medeleerling
o
maakt in
onderling overleg een taakverdeling.
o
legt samen
afspraken vast rond tijdstip, vorm en werkwijze
o
leeft de
afspraken ten aanzien van de eigen bijdrage na.
o
communiceert
over zijn frustraties/ervaringen tijdens het groepswerk
o
communiceert
over de eigen geleverde bijdrage
|
4. Analyseren –
relateren – structureren
o
onderscheidt
de belangrijke zaken van de minder belangrijke.
o
zoekt
verbanden tussen onderdelen van de opdracht
o
haalt de
essentie uit de opdracht
|
5. Concretiseren
o
past de
verwerkte informatie zinvol toe bij het daadwerkelijk realiseren van de
onderdelen van de opdracht
o
bereidt een
real-life event voor, voert het enthousiast uit en verantwoordt de
resultaten.
o
experimenteert
met de mogelijkheden die de opdracht biedt.
o
geeft
concrete mogelijkheden waarop de opdracht betrekking heeft
o
past zijn
of haar kennis, inzichten en vaardigheden toe in het werken aan de opdracht.
|
6. Kritische verwerking
o
ontwikkelt
een eigen mening ten aanzien van de opdracht.
o
accepteert
de informatie niet zonder meer
o
kan zijn
mening met duidelijke argumenten onderbouwen en hierover in discussie gaan
met anderen en de opdrachtgever
o
denkt
kritisch na over eigen producten
o
raadpleegt
altijd meerdere bronnen om informatie te verzamelen
o
kan de
kennis die gevonden is verwerken in een document en dit geordend presenteren
aan anderen.
|
0. Motivatie
Motivatie loopt als rode draad door deze
leervaardigheden:
Motiveren is de wil om te leren en te blijven leren. Motivatie
bevordert het leergedrag en leervermogen zoals emoties opwekken: positieve
gevoelens zoals zelfvertrouwen, betrokkenheid en enthousiasme opwekken en in
stand houden en omgaan met negatieve emoties.
·
heeft
juiste succesverwachtingen
·
is
bereid om…
·
ziet
relevantie van ….
·
heeft
vertrouwen in…
·
ziet
opbrengsten vanuit
|
VO: Voortgezet
Onderwijs:
ziet feedback als kans om te leren en niet als een
bedreiging gaat na wat zijn eigen capaciteiten zijn met betrekking tot de leerstof
is gemotiveerd om van zijn eigen ervaringen te leren.
|
1. Zelfkennis
over leren
Kennis over de eigen leerstijl:
over de manier waarop men het leren aanpakt
·
heeft zicht op sterktes en zwaktes in eigen leren
·
kent zijn eigen leerstijl
·
weet in welke situaties hij het beste kan leren.
·
heeft een realistisch zelfbeeld ontwikkeld op basis van
betrouwbare gegevens en kan daarover communiceren
·
kan communiceren over eigen interesses, capaciteiten en
waarden.
|
VO:
·
herkent en benoemt zijn sterktes en zwaktes.
·
kent de situatie (tijd/plaats) waarin hij gestimuleerd
wordt om te leren.
·
creëert op basis van zijn kennis over de voor hem
stimulerende situatie een geschikt leerklimaat.
·
kent verschillende leerstijlen.
·
is bereid zijn leerstijl zo nodig aan te passen met het
oog op de te bereiken doelen.
·
communiceert over zijn leerstijl.
|
2. Zelfsturing
Zijn studie zelf in handen
nemen en houden, de organisatie ervan:
oriënteren: kan zelf vaststellen wat hij met de uitvoering van
een taak moet bereiken (doel), hoe hij de taak moet aanpakken (welke
hulpmiddelen; hoe aansluiten bij voorkennis).
plannen: kan een plan maken over de wijze waarop hij een taak
aanpakt, de benodigde tijd inschatten en het resultaat van het werk
beschrijven.
bijsturen: een taak verloopt zelden zoals gepland en verwacht.
Hij kan een planning bijstellen en alternatieve leeractiviteiten kiezen.
reflecteren:
Kan overdenken wat er tijdens het leren is gebeurd en kan nadenken over zijn
eigen leerervaring bij samenwerking en taakverdeling.
|
VO:
kan zelfstandig werken
(docent bepaalt wat en hoe geleerd wordt en de doelen);
kan zelfstandig leren (docent
bepaalt de inhoud en de doelen, student het hoe);
oriënteren:
·
selecteert en
raadpleegt diverse informatiebronnen en kanalen met het oog bruikbaarheid
voor de te bereiken doelen.
·
verzamelt al
observerend informatie.
een realistische werk- en
tijdsplanning maken op korte en lange re termijn.
·
noteert
opdrachten/ uurrooster/lesomschrijving/…
·
gebruikt deze
informatie om een planning op te stellen.
·
maakt een
realistische inschatting van welke middelen/werkwijzen bruikbaar zijn
·
kiest
middelen/werkwijze om de planning uit te voeren.
·
leeft de
afspraken na wat betreft vorm/werkwijze en tijdstip.
reflecteert over zijn
leerproces, beoordeelt de doelmatigheid en stuurt zonodig bij:
·
gaat na of de
doelen zijn gehaald en de inhouden, middelen en werkmethodiek bruikbaar zijn
gebleken;
·
gaat na of hij
zijn afspraken wat betreft vorm, werkwijze en tijdstip gehaald heeft.
·
gaat na of het
resultaat overeenkomt met de verwachtingen.
·
verklaart
waarom het resultaat afwijkt van/ voldoet aan het gestelde doel
·
past zonodig de
middelen/werkwijze/tijdschema aan om het vooropgestelde doel te bereiken
·
trekt
toekomstgerichte conclusies uit leerervaringen.
·
communiceert
over zijn planning, reflectie en bijsturing.
·
kan
communiceren over zijn ervaringen en gevoelens tijdens het leerproces
·
kan het eigen
leerproces beoordelen en eventueel verbetervoorstellen doen
|
3. Samenwerken
Leren van elkaar en met
elkaar:
kennis
vaardigheden, ook sociale
houdingen en waarden
Hiermee positief effect op:
Kennisconstructie
Motivatie
Sociale vaardigheden
Leren leren
samenwerken: denkt samen dóór over wat gezegd is, toegepast of
beantwoord moet worden en vormt zich daarover een mening. Analyseert samen een
complexe situatie, beziet een kwestie van verschillende kanten, krijgt een
theorie helder of analyseert een lastig probleem en lost dit op.
Het samenwerken is gericht op
het bereiken van gemeenschappelijke doelen en daarom is er tussen de lerenden
wederzijdse afhankelijkheid
|
VO:
elkaar verduidelijking
geven:
·
vraagt hulp aan
medestudent of docent bij onduidelijkheden
·
beantwoordt
vragen van medestudenten
elkaar feedback geven over
gemaakte opdrachten:
·
staat open voor
feedback van medestudenten
·
geeft
opbouwende feedback aan medestudenten
efficiënt samenwerken aan
een groepswerk:
·
maakt in
onderling overleg een taakverdeling.
·
legt samen
afspraken vast rond tijdstip, vorm en werkwijze
·
leeft de
afspraken ten aanzien van de eigen bijdrage na.
·
spreekt anderen
aan op hun beloofde afspraken.
·
communiceert
over zijn frustraties/ervaringen tijdens het groepswerk
·
communiceert
over de eigen geleverde bijdrage
|
4, analyseren – relateren
– structureren
De delen zien
Verbanden leggen:
tussen de leerstof en wat je
al weet (uit andere vakken, uit eerdere hoofdstukken, uit ervaring)
tussen de details en de grote
lijnen van de leerstof
Overzicht hebben
|
VO:
·
onderscheidt de
belangrijke zaken van de minder belangrijke.
·
herhaalt
basisideeën van de les.
·
maakt overzicht
schema’s van de leerstof.
·
bedenkt
voorbeelden bij de leerstof steunende op zijn ervaring.
·
zoekt verbanden
tussen onderdelen van de leerinhoud en het grotere geheel
·
haalt de
essentie uit de leerstof
|
5. Concretiseren
concrete situaties aangeven
waarop de leerstof betrekking heeft
voorbeelden geven
de leerstof ‘toepassen’,
gebruiken in het dagelijks leven en in beroepssituaties
|
VO
·
past de
verwerkte informatie zinvol toe in soortgelijke situaties.
·
bereidt een
onderzoek of practicum voor, voert het uit en verantwoordt de resultaten.
·
experimenteert
met de leerstof.
|
6. Kritische verwerking
De leerstof niet zonder meer
accepteren
zijn argumenten met die van
anderen vergelijken
aangeven van alternatieven,
ontwikkelen van een eigen visie
De lerende die de leerstof
kritisch verwerkt,
double loop (kritische
reflectie, doordenken van beslissingen, leren van fouten)
informatiebronnen kritisch
selecteren en verwerken Kennis is informatie waar de lerende een eigen
betekenis en een eigen invulling aan heeft gegeven. Kennis is dus informatie
die iemand zich "eigen" heeft gemaakt
het vermogen tot kritische
reflectie: wat is de waarde van het geleerde voor jezelf?
|
·
maakt
onderscheid tussen feiten en meningen/ standpunten en argumenten.
·
selecteert en
brengt bronnen samen op een kritische manier
·
weet de
verschillende informatiebronnen op juistheid en berouwbaarheid te schatten
·
ontwikkelt een
eigen mening ten aanzien van het behandelde onderwerp.
|