zaterdag 22 november 2014

Didactische werkvormen

Een didactische werkvorm is de manier waarop de docent de onderwijsleersituatie vormgeeft. Didactische werkvormen zijn gedragingen van docenten, zoals het geven van instructie en opdrachten, of het laten samenwerken van de kinderen.

Een belangrijke vraag daarbij is: wil je als leerkracht zelf veel de leiding, of wil je dat de kinderen actief leren? Het is belangrijk dat de leerkracht veel didactische werkvormen tot zijn beschikking heeft, want dan kan hij per situatie bekijken welke werkvorm het meest geschikt is.

Bij het kiezen voor een didactische werkvorm is het belangrijk dat de docent zich afvraagt welke vorm in deze situatie het meest geschikt is. Een rijke leeromgeving waarin de leerlingen actief leren vraagt om andere werkvormen dan een les met geleide interacties.

Voorbeelden van didactische werkvormen zijn: vertellen, uitleggen, demonstreren, vragen stellen, beurten geven, opdrachten geven en het laten samenwerken van de leerlingen.

De didactische werkvorm moet aansluiten bij het lesonderwerp en rekening houden met de verschillen tussen de leerlingen. Bij het kiezen voor een didactische werkvorm moet een leerkracht ook letten op de beginsituatie, de groeperingsvorm, de leeractiviteit en de leerstijl van de kinderen.

Didactische werkvormen zijn in te delen in vijf categorieën:

1 - Instructievormen
Deze didactische werkvorm wordt door de docent gestuurd. De docent staat letterlijk in het centrum van het onderwijskundig gebeuren. Meestal ligt het accent meer op de leerstof dan op de leerling, maar ondanks dat kan de leerling erg actief zijn. Deze vormen zijn geschikt voor het doorgeven van informatie of het inleiden in een nieuw onderwerp. 

Voorbeelden zijn: 
  • doceren, 
  • vertellen, 
  • voorlezen, 
  • demonstreren of 
  • een dvd / YouTube-film / PowerPoint-presentatie vertonen.


2 - Interactievormen
Hierbij kunnen leerlingen kennis, ervaringen en vragen met elkaar uitwisselen (leerlingen in partnerschap, zelfstandig individueel of in een groep). Deze vormen zijn geschikt om kinderen te leren overleggen, actief te luisteren, een mening te vormen, de leerstof te verwerken en zich open te stellen voor de ander. 

Voorbeelden zijn: 
  • klassengesprek, 
  • kringgesprek, 
  • vragen stellen, 
  • allerlei discussievormen of 
  • het houden van een interview of enquête.


3 - Opdrachtvormen
Leerlingen krijgen taken, die ze vervolgens zelfstandig of met anderen uitvoeren (taakgericht). Deze kunnen leerlingen zichzelf opleggen en/of ze kunnen door de docent opgedragen worden. Het gaat hierbij niet alleen om het product, maar ook om het proces. Leerlingen leren hierbij samenwerken, informatie zoeken, verwerken en presenteren. Ook wordt een beroep gedaan op zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. 

Voorbeelden zijn: 
  • huiswerk, 
  • het schrijven teksten, 
  • foto's / film / cartoons maken en gebruiken of 
  • het maken van een affiche / collage. 


4 - Samenwerkingsvormen
Ook wel coöperatief leren. De leerlingen werken samen aan een gezamenlijk doel. De groepssamenstelling kan gebaseerd zijn op interesse, ontwikkelingsniveau, vorderingen of het sociogram. 

Voorbeelden zijn: 
  • samen leren, 
  • groepswerk of 
  • projectwerk.


5 - Spelvormen
Bij spelvormen gaat het om ervaringsleren vanuit een spelsituatie. Hierbij is er onderscheid tussen vrij en geleid spel. 

Voorbeelden zijn: 
  • educatieve leerspelen (zoals kwartet, wat zou er gebeuren-spel), 
  • een rollenspel, 
  • simulatiespel of 
  • dramatiseren.