zaterdag 22 november 2014

Differentiatievormen

Er zijn diverse manieren om te differentiëren:

A - Differentiatie naar instructie. 
Bijvoorbeeld extra instructie geven aan een leerling die het nog niet begrijpt. De andere kinderen gaan gewoon aan het werk.

B - Differentiatie naar leerstof. 
Sommige leerlingen hoeven dan niet alle sommen te maken. De leerkracht selecteert weloverwogen in de hoeveelheid sommen.

C - Differentiatie naar tempo/tijd. 
De kinderen werken in eigen tempo een taak af. Een leerling mag dan wat langer doen over een opdracht dan de officiële tijd.

D - Differentiatie naar (minimum-)doel. 
Sommige leerlingen mogen bepaalde leerstofonderdelen overslaan. Dit komt veel voor bij het minimumpakket.

E - Differentiatie naar extra zorg. 
Een leerling krijgt extra hulp van de leerkracht, de RT’er, de IB’er of de docent van de zorgklas.

F - Differentiatie naar toetsing. 
Sommige leerlingen hoeven dan bij de repetitie alleen de eerste tien vragen te doen; de andere leerlingen maken de hele repetitie.

G - Differentiatie naar beoordeling. 
Bijvoorbeeld: een leerling krijgt bij 4 fouten een 7, terwijl een andere leerling gewoon een 6 krijgt.