Als in voldoende mate is voldaan aan de behoefte aan relatie
(anderen waarderen mij en willen met mij omgaan’), aan de behoefte aan
autonomie (‘ik kan het zelf, hoewel niet altijd alleen’) en aan de behoefte aan
competentie (‘ik geloof en heb plezier in mijn eigen kunnen’) is er
welbevinden, motivatie, inzet en zin in leren (Luc Stevens, 2012).
Relatie
|
Als
in voldoende mate is voldaan aan de behoefte aan relatie (anderen waarderen
mij en willen met mij omgaan’)
|
De behoefte van een persoon, een
leerling bij de groep te horen en vervolgens het gevoel dat je erbij hoort,
dat dit jouw klas is, en dat een ander, zoals bijvoorbeeld de leraar op jou
betrokken is, dat je mag zijn wie je bent.
Relatie (vaak opgevat als het uiten van waardering voor de leerling / samen met anderen / vraag: wat had dit kind nodig?). Leren verloopt makkelijker als de leerling gesteund door anderen = ervaren van warmte en een hechte band (Ik kan rekenen op anderen, ik ben niet alleen, ik krijg erkenning). |
Betrokkenheid op leerlingen te
tonen, bijvoorbeeld door:
•Te laten merken het leuk te vinden aan alle leerlingen van de klas les te mogen geven, •Op de hoogte te zijn van bijzondere gebeurtenissen van leerlingen, •Te weten wat voor een leerling belangrijk is, •Interesses van leerlingen kennen, •Aandacht te hebben voor alle leerlingen in de klas, •Namen van leerlingen kennen, •Leerlingen te vertrouwen op hun inzet. |
Autonomie
|
Als
in voldoende mate is voldaan aan de behoefte aan autonomie (‘ik kan het zelf,
hoewel niet altijd alleen’)
|
De behoefte van leerlingen om
controle te hebben over en invloed te kunnen uitoefenen op hun omgeving. De
behoefte om autonoom te kunnen handelen. Zich autonoom voelen heeft te maken
met het gevoel hebben dat je mag kiezen, dat je iets zelf kunt bepalen, zelf
zaken kunt/mag reguleren;
Autonomie (vaak opgevat als keuzevrijheid / zelf doen / vraag: waarin werd het kind belemmerd?) Leren verloopt makkelijker als veel autonomie / psychologische vrijheid wordt aangeboden. (Zelf in handen hebben, geen hulpeloosheid, mezelf mogen zijn, niet faken). |
Stimuleren en ondersteunen van
autonoom gedrag: de mate waarin een leerling het gevoel heeft zelf keuzes te
mogen maken en hierin te worden ondersteund, bijvoorbeeld door:
•Leerlingen ruimte te geven opdrachten op hun eigen manier te maken, •Waar mogelijk aan te sluiten bij eigen interesses van leerlingen, •Een actieve leerhouding te stimuleren, •Leerlingen altijd (de mogelijkheid tot) ondersteuning te geven bij het uitvoeren van (zelf gekozen) opdrachten, •Leerlingen aan te moedigen in groepen naar eigen keuze te werken, •Leerlingen uit te nodigen kritisch en creatief na te denken over opdrachten. |
Competentie
|
Als
in voldoende mate is voldaan aan de behoefte aan competentie (‘ik geloof en
heb plezier in mijn eigen kunnen’) ……………
………………………….
is
er welbevinden, motivatie, inzet en zin in leren.”
|
De behoefte van personen, van
leerlingen om grip te hebben op hun omgeving, om die omgeving te begrijpen.
Zich competent voelen is dan vooral het gevoel hebben dat je iets kunt of
beheerst, weet wat er van je wordt verwacht en waar je aan toe bent. Ook gaat
het om het gevoel, de waarneming, dat je weet hoe met anderen in je omgeving
om te gaan;
Competentie (vaak opgevat als structuur waarbij er heldere doelen en verwachtingen worden gesteld aan leerlingen waardoor zij beter in staat zijn een leeractiviteit uit te voeren / competent voelen / vraag: waar was dit kind goed in?). Leren verloopt makkelijker als de leerling voelt dat hij/zij vooruitgaat en competenter wordt. (Ik kan iets, ik heb succeservaringen, ik kan zelf het verschil maken). |
Structuur: informatie die een
leerling krijgt over wat er van hem/haar wordt verwacht in een les.
Bijvoorbeeld door:
•Te vertellen over hoe de les eruit ziet, •en welke leerstof aan bod komt, •Aan te geven wat er van leerlingen wordt verwacht, •en hoe ze dat kunnen bereiken, •Werkwijzen die worden ingezet toe te lichten, •Duidelijke instructie/uitleg te geven en oplossingswijzen voor te doen, •Te checken wat leerlingen zelf al weten, •Leerlingen te laten reflecteren op wat ze hebben geleerd, •Zich responsief, vragend op te stellen naar leerlingen, |
Ieder mens is
gebouwd om zichzelf te ontwikkelen en heeft een natuurlijke behoefte aan
relatie, autonomie en competentie
Als in voldoende mate is voldaan aan de behoefte aan
relatie (‘anderen waarderen mij en willen met mij omgaan’), aan de behoefte aan
autonomie (‘ik kan het zelf, hoewel niet altijd alleen’) en aan de behoefte aan
competentie (‘ik geloof en heb plezier in mijn eigen kunnen’) is er
welbevinden, motivatie, inzet en zin in leren. Wordt hier door opvoeders (ook
leraren!) tekort gedaan, dan ontstaan voorspelbaar taakhoudings- en
motivatieproblemen op school.
Relatie
Kinderen hebben behoefte aan relatie, zowel met hun
leerkrachten als met andere kinderen. Ze willen het gevoel hebben erbij te
horen, deel uit te maken van een gemeenschap. Hoewel in een gemeenschap
conflicten zijn en men rekening moet houden met elkaar, voelt men zich er in
principe veilig. Kinderen en volwassenen voelen zich gezamenlijk
verantwoordelijk voor een goede sfeer en als het lastig is, kan de leerling
rekenen op de steun van zijn leraar. In scholen hebben volwassenen veel invloed
op de kwaliteit van de relaties. Niet door op de voorgrond te treden, maar
juist door vanaf de zijlijn beschikbaar te zijn. Luisteren, vertrouwen bieden,
optreden als het echt nodig is, uitnodigende omstandigheden creëren, het goede
voorbeeld zijn, uitdagen en ondersteunen zijn belangrijke pedagogische
voorwaarden voor het ontstaan van goede relaties.
Competentie
Kinderen willen laten zien wat zij kunnen en zichzelf als
effectief ervaren. Dat vraagt uitdaging. Dat kan alleen als het onderwijs is
afgestemd op de mogelijkheden en (basis) behoeften van de leerling. Niet
opletten, niet meedoen, onderpresteren, niet durven, het zijn vaak tekenen van
afstemmingsproblemen. Een leerkracht die de ontwikkeling van haar leerlingen
serieus neemt, biedt de leerling ruimte om passende leerdoelen voor zichzelf te
formuleren en voor hem haalbare resultaten te boeken. Een combinatie van hoge
(en reële) verwachtingen en beschikbaarheid voor hulp en ondersteuning, zijn
een goede basis voor het ontwikkelen van een gevoel van competentie.
Autonomie
Autonomie verwijst naar het gevoel onafhankelijk te zijn.
Kinderen willen het gevoel hebben de dingen zélf te kunnen doen. Zélf kunnen
beslissen, zelf keuzes maken. Dat kan alleen in een omgeving waarin de
eigenheid van het kind gerespecteerd wordt. Een kind is er voor zichzelf, niet
voor zijn ouders of voor de school. Kinderen hebben al jong behoefte zich te
onderscheiden, hun eigen keuzes te maken. Het pedagogische antwoord hierop is
het bieden van veiligheid, ruimte, begeleiding en ondersteuning soms en het
waarborgen van de verbondenheid met de ander. Individuele vrijheid is
belangrijk en wordt gestimuleerd, maar altijd in relatie met de ander en met behoud van diens
vrijheid en jouw verantwoordelijkheid daarvoor. Autonomie verwijst altijd naar
relatie.