dinsdag 18 juni 2019

Meer talentontwikkeling en autonomie

In de laatste jaren staat talentontwikkeling op de agenda van een toenemend aantal VO scholen. Bijvoorbeeld begaafdheidsprofielscholen, scholen met specifieke mogelijkheden voor topsport, musici en dansers, scholen met tweetalig onderwijs, technasia, en scholen met vwo-plusklassen cq. Da Vinci klassen. Op deze scholen kunnen getalenteerde leerlingen extra uitdagingen aangaan.

Talentontwikkeling komt vanuit het streven leerlingen te laten uitstromen naar een plek in het vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt waar zij in staat zijn om maximale prestaties te leveren. Scholen moeten daarvoor een ambitieuze leercultuur realiseren.



Om de motivatie van leerlingen voor school verder te bevorderen krijgen leerlingen op de school een programma aangeboden gericht op talentontwikkeling. Het motiveren van leerlingen begint bij het construeren van een goed pedagogisch-didactisch klimaat in de klas.

Het motiveren van leerlingen begint bij het opbouwen van een goede relatie met docent en mentor. Leerlingen moeten zich veilig voelen, weten dat ze niet bang hoeven te zijn om vragen te stellen en dat het niet erg is om fouten te maken. De motivatie wordt versterkt door leerlingen hun eigen leerproces in handen te geven, door differentiatie, door opdrachten te laten aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen en door leerlingen te laten samenwerken. Kijk niet alleen naar het resultaat, maar juist naar het proces.


Het uitgangspunt van zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan is dat leerlingen drie basisbehoeften hebben en dat de intrinsieke motivatie kan worden verhoogd als de docent bij het vorm geven van de leeromgeving aan die drie basisbehoeften tegemoet kan komen.

De drie basisbehoeften zijn:
Autonomie
De vrijheid om een activiteit naar eigen inzicht uit te voeren.

Gevoel van competentie
Het vertrouwen in eigen kunnen.

Sociale verbondenheid
De behoefte om ergens bij te horen en zich gewaardeerd, gerespecteerd en verbonden te voelen, zowel met klasgenoten als met de docent/mentor.


Overigens benadrukken we dat die autonomie alleen werkt als een leerling die ook aankan. Het is belangrijk goed in de gaten te houden hoeveel vrijheid een leerling aankan en zo nodig aanvullende sturing te bieden.