De doelstelling van het vak wetenschapsoriëntatie is om leerlingen vertrouwd maken met wetenschappelijk denken en werken, met wetenschappers en met de wetenschappelijke wereld.
Leerlingen leren wat wetenschap is en of onderzoek doen iets voor hen is. Ze leren welke vormen van onderzoek er zijn, hoe je observeert, informatie verzamelt en hoe je conclusies trekt. Het gaat daarbij om zowel de alfa, bèta als gamma-gebieden.
De leerling doorloopt tijdens de uren wetenschapsoriëntatie vier fasen.
Fase 1
(klas 1+2): |
leren wat wetenschap
is, wat de wetenschappelijke methode is en hoe je onderzoek doet.
|
Fase 2
(klas 3): |
testen van
betrouwbaarheid en validiteit, toetsen onderzoeksvragen, reflectie op
wetenschap, verbreden van de mogelijkheden voor onderzoek. Grotere
zelfstandigheid met betrekking tot het doen van onderzoek.
|
Fase 3
(klas 4): |
de diepte in op
eigen voorkeuren, een onderzoek doen in gekozen discipline of profiel.
|
Fase 4
(klas 5+6): |
zelfstandig
onderzoek doen in gekozen profiel, in samenwerking met een wetenschappelijke
instelling.
|
Aan het eind van dit traject kan de leerling zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek uitvoeren, waarbij hij/zij zelf kan aangeven welke ondersteuning hij/zij daarvoor nodig heeft.