Onder jongeren tussen de 10 en 20 jaar is het aantal zelfmoorden gestegen, van 2 naar 3 per 100.000 inwoners. In Nederland pleegt twee keer per week een jongere zelfmoord. Bij 15% van kinderen in het primair onderwijs en tussen de 30 en 40% bij leerlingen in het voortgezet onderwijs worden zelfmoordgedachten geconstateerd. Drie kwart van de jongeren tussen 10 en 24 jaar spreken die wens ook vooraf uit. En daar waar men altijd beweert dat men geen rekening moet houden met mensen die over zelfmoord spreken omdat ze het uiteindelijk toch niet doen spreken cijfers dat met klem tegen.
Opvallend is ook dat de gemiddelde leeftijd van pubers met zelfmoordneigingen de laatste jaren is gedaald. Dat zou te maken hebben met het feit dat de puberteit op steeds jongere leeftijd optreedt.
Uit onderzoek blijkt ook dat jongens meer dan meisjes de stap zetten. Ergens heeft dat te maken met de geldingsdrang van jongens bij wie de maatschappelijke verwachtingen ook een stuk hoger liggen. Van jongens wordt verwacht dat ze zich sterk houden en hun emoties niet tonen, terwijl meisjes hun gevoelens meer kunnen uiten en een netwerk rond zich opbouwen die hen helpt en ondersteunt.
Je kunt je de vraag stellen waarom jonge mensen, die bij het aanvang van hun leven staan en toch levenslustig, vrolijk, gretig, gelukkig en ambitieus moeten zijn, met zulke zwartgallige gedachten rondlopen.
Pubers die met zwarte gedachten rondlopen zitten duidelijk met een probleem dat ze niet opgelost krijgen waardoor de enige uitweg die nog rest uit het leven stappen is.
In de eerste plaats betreft het vraagstukken op relationeel vlak: liefdesproblemen, een verstoorde relatie met de ouders, docenten of vrienden of in het uiterste geval zelfs een totaal gemis aan begripvolle personen. Problemen op de school of op het werk (concurrentie, sociaal contact) kan tot onzekerheid en eenzaamheid leiden en dramatische consequenties hebben als de puber in kwestie geen vertrouwenspersoon heeft.
In 70% van de casussen dragen zware problemen binnen het gezin ertoe bij dat een puber deze dramatische stap zet: ofwel is een van de ouders weggevallen door overlijden of door scheiding, in sommige gevallen komt daar nog bij dat de relatie met de overgebleven ouder problematisch is; ofwel is er van incest of kindermishandeling sprake of wordt er in het gezin veel geruzied en eventueel geweld gebruikt. Ook de eigen persoonlijkheid kan een belangrijke rol spelen in suïcidaal gedrag: vele pubers hebben een laag gevoel van eigenwaarde, kunnen de eigen seksuele identiteit (homoseksueel) of het leven met een handicap niet aan wat leidt tot depressie.
Signalen die wijzen op depressiviteit of zelfmoordneigingen moeten ernstig genomen worden. Bij schoolgaande kinderen kan dat bijvoorbeeld spijbelen zijn of slechte schoolresultaten. Een typisch fenomeen is de zelfverminking.
Pubers die het niet meer zien zitten fantaseren vaak over de dood en handelen uitermate emotioneel op kleine incidenten. Zij hebben de attitude om zich op zichzelf terug te trekken en zich af te sluiten van de wereld. Anderzijds kunnen zij toch de aandacht op zich vestigen door bijvoorbeeld kleine diefstallen, agressief en gewelddadig gedrag of herhaalde kleine ‘ongelukjes’ zoals bijna onder een auto lopen of bijna van een grote hoogte vallen. Signalen kunnen dus vaak tegenstrijdig zijn en voor onbegrip zorgen.
Het belangrijkste voor personen die ondervinden dat pubers met problemen zitten en op verschillende manieren duidelijk maken dat ze suïcidale neigingen hebben, is dat ze deze signalen zeker niet onderschatten maar serieus nemen. Als een puber behoefte heeft om te praten over zelfmoord ga daar zeker op in, het kan een leven redden.