zaterdag 13 april 2019

Competenties leraar voortgezet onderwijs

Sinds 1 augustus 2017 gelden nieuwe wettelijke bekwaamheidseisen in het onderwijs. Ze gelden voor alle leraren en docenten in het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. 

Dit zijn de competenties op een rij:


1 - Interpersoonlijke competentie: 
Leiding geven en zorgen voor een goede omgang met en tussen leerlingen.

2 - Pedagogische competentie: 
Zorgen voor een veilige leeromgeving en bevorderen van persoonlijke, sociale en morele ontwikkeling. Ook: bevorderen van de ontwikkeling tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon.

3 - Vakinhoudelijke en didactische competentie: 
Zorgen voor een krachtige leeromgeving en bevorderen van het leren.

4 - Organisatorische competentie: 
Zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer en structuur in de leeromgeving.

5 - Competent in samenwerken in een team: 
Zorgen dat het werk afgestemd is op dat van collega’s; bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie.

6 - Competent in samenwerken met de omgeving: 
In het belang van de leerlingen een relatie onderhouden met ouders, buurt, bedrijven en instellingen.

7 - Competent in reflectie en ontwikkeling: 
Zorgen voor de eigen professionele ontwikkeling en de professionele kwaliteit van de beroepsuitoefening.


Deze bekwaamheidseisen zijn vastgelegd in het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel (Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden nummer 148, 2017). 

De competenties beschrijven wat leraren minimaal moeten weten en kunnen.

Beroepscompetenties van een leraar zijn een mix van kennis, houding en vaardigheden.
Bij elke taak die een leraar uitvoert, zet hij of zij een aantal van die competenties in. Je hebt ze allemaal nodig om je taken als leraar uit te voeren.

Interpersoonlijk competent

De leraar in het voortgezet onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn klassen een prettig leef- en werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar in het voortgezet onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar interpersoonlijk competent zijn.

Een leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo’n leraar schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Zo’n leraar bevordert de zelfstandigheid van de kinderen en zoekt in zijn interactie een goede balans tussen:

-Leiden en begeleiden
-Sturen en volgen
-Confronteren en verzoenen
-Corrigeren en stimuleren

Pedagogisch competent

Een leraar die pedagogisch competent is, creëert een veilige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen. Hij zorgt er dus voor dat de leerlingen:

-Weten dat ze erbij horen en welkom zijn
-Weten dat ze gewaardeerd worden
-Op een respectvolle manier met elkaar omgaan
-Uitgedaagd worden verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar
-Initiatieven kunnen nemen en naar vermogen zelfstandig kunnen werken

Vak- en didactisch competent

Een leraar die didactisch competent is, ontwerpt een krachtige leeromgeving in zijn klas en zijn lessen. Dat wil zeggen dat hij:

-Leerinhouden en zijn doen en laten afstemt op de leerlingen en rekening houdt met individuele verschillen.
-De leerlingen motiveert voor hun leertaken, hen uitdaagt om er het beste van te maken en hen helpt om ze met succes af te ronden.
-De leerlingen leert leren, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen.

Organisatorisch competent

Een leraar die organisatorisch competent is, zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte sfeer in zijn klas en zijn lessen. Hij zorgt er bijvoorbeeld voor dat de leerlingen:

-weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief.
-weten wat ze moeten doen, hoe en met welk doel ze dat moeten doen.

Interpersoonlijk competent

Een leraar die interpersoonlijk competent is, gaat op een prettige manier met de leerlingen in zijn klas om en zorgt ervoor dat er een goede sfeer van samenwerken heerst. Een competente leraar:

-Leidt en begeleidt.
-Stuurt en volgt.
-Confronteert en verzoent.
-Lost conflicten op.

Samenwerken met collega's

Een leraar die competent is in het samenwerken met collega´s, levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op zijn school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. Dat betekent bijvoorbeeld dat de leraar:

-Goed met collega´s communiceert en samenwerkt.
-Een constructieve bijdrage levert aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg.

Samenwerken met de omgeving

Een leraar die competent is in het samenwerken met de omgeving, levert - in het belang van de leerlingen een bijdrage aan een goede samenwerking met mensen en instellingen in de omgeving van de school. Dit betekent bijvoorbeeld dat de leraar:

-Goede contacten onderhoudt met de ouders van de leerlingen.
-Goede contacten onderhoudt met andere mensen en instellingen die ook te maken hebben met de leerlingen.

Reflectie en professionele ontwikkeling

Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt voortdurend na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Dat betekent bijvoorbeeld dat de leraar:

-Goed weet wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat.
-Een goed beeld heeft van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten.
-Zich op een planmatige manier verder ontwikkelt.