Toetsen nemen nog steeds een belangrijkere plek in binnen het onderwijs. Er is sprake van een toetsgerichte cultuur. Door alle toetsen en het belang dat eraan gehecht wordt, raken leerlingen veelal op het eindresultaat gefocust, en minder op het leerproces.
Bij een leergerichte aanpak wil men af van deze nadruk op de vergelijking met anderen. Leerlingen met prestatiedoelen zijn gericht op het presteren in vergelijking met anderen. Leerlingen die leerdoelen hanteren, presteren over het algemeen beter.
De leergerichte aanpak komt voort uit de prestatiedoelentheorie (PDT) . Deze motivatietheorie houdt zich bezig met de redenen waarom leerlingen leren en zich inzetten.
De prestatiedoelentheorie (PDT) maakt onderscheid tussen
leerdoelen en prestatiedoelen.
Leerdoelen
|
Leerlingen
met leerdoelen zijn gericht op hun eigen leerproces.
|
Prestatiedoelen
|
Leerlingen
met prestatiedoelen zijn gericht op het presteren in vergelijking met
anderen.
|
Het gebruik
van leerdoelen wordt gestimuleerd door een leergerichte aanpak te hanteren. In
deze aanpak wordt uitgegaan van het leerproces, de getoonde inzet en de
individuele vooruitgang van een leerling. Toetsen worden gezien als middel om
het leerproces van het individu inzichtelijk te maken. Daarnaast worden ook
andere vaardigheden en eigenschappen van een leerling in kaart gebracht waardoor
de leerling meer inzicht krijgt in zijn eigen ontwikkeling.
Doeloriëntatie
Doeloriëntatie houdt in
dat mensen verschillende motieven kunnen hebben om een bepaald doel te bereiken
(Dweck, 1986).
Bij het stellen van leerdoelen kan men deze richten op zichzelf (‘mastery’ oriëntatie, gericht op het ontwikkelen van kennis en vaardigheden) of op anderen (‘performance’ oriëntatie, gericht op beter presteren dan anderen), waarbinnen men zich kan richten op het behalen/verkrijgen van succes (approach) dan wel op voorkomen van falen (Elliot & McGregor, 2001).
Daarnaast kan men ook als oriëntatie hebben een doel te bereiken door zo min mogelijk inspanning te hoeven leveren (Harackiewicz, Durik, Barron, Linnenbrink-Garcia, & Tauer, 2008).
Bij het stellen van leerdoelen kan men deze richten op zichzelf (‘mastery’ oriëntatie, gericht op het ontwikkelen van kennis en vaardigheden) of op anderen (‘performance’ oriëntatie, gericht op beter presteren dan anderen), waarbinnen men zich kan richten op het behalen/verkrijgen van succes (approach) dan wel op voorkomen van falen (Elliot & McGregor, 2001).
Daarnaast kan men ook als oriëntatie hebben een doel te bereiken door zo min mogelijk inspanning te hoeven leveren (Harackiewicz, Durik, Barron, Linnenbrink-Garcia, & Tauer, 2008).
De structuur van doeloriëntaties
Waarde
|
Normatief
(gericht op de ander)
|
Intrapersoonlijk
(gericht op zelf)
|
Positief/succes
|
Prestatiestreefdoel (performance-approach)
Doel:
Beter presteren dan anderen
Gedragingen:
-Zelf
effectiviteit laag
|
Leerstreefdoel
(mastery-approach)
Doel:
Beheersen van de stof
Gedragingen:
-Zelf
effectiviteit hoog
-Veel
strategieën bij het oplossen van een
probleem
|
Negatief/falen
|
Prestatievermijddoel(performance-avoidance)
Doel:
Slechter presteren dan
anderen vermijden
Gedragingen:
-Minder
moeite doen bij falen
-Zelf
effectiviteit laag
-Falen
komt door
gebrek aan
vaardigheid
|
Leervermijddoel
(mastery-avoidance)
Doel:
Niet beheersen van de stof
vermijden
Gedragingen:
-Faalangst
-Uitstelgedrag
-Zelf
effectiviteit hoog
-Lage
zelfstandigheid
-Hogere
emotionaliteit
|
Maak gebruik van een logboek of portfolio voor inzicht
in eigen leerproces
Door met een portfolio of een logboek te werken wordt de
ontwikkeling van de individuele leerling inzichtelijk te maken voor de leerling
zelf, voor zijn ouders en voor de docenten. Aan de hand van een portfolio laat de
leerling zien wat hij gedaan en geleerd heeft (bijv. tekeningen, verslagen,
foto’s, werkbladen en brieven). Het is het concrete resultaat van een denk- en
redeneerproces waarin leerlingen (on)bewust bezig zijn met hun eigen ontwikkelproces,
ambities, talenten en gevoelens.
Door te werken met het portfolio of een logboek
ontwikkelt een leerling een beeld van zijn eigen leerproces. Door het
selecteren en bewaren van werk denkt de leerling zelf na over zijn werk, reflecteert
hij op zijn eigen leerproces. Op basis van deze reflecties kan een leerling mogelijk
nieuwe leeractiviteiten en -doelen plannen.
Werken met portfolio’s of een logboek nodigt uit tot
interactie tussen leerling en docenten en tussen leerlingen onderling.
Leerlingen en docenten worden uitgedaagd te onderhandelen, argumenten uit te
wisselen, elkaars standpunten en opvattingen te leren kennen en begrijpen. Dit
draagt bij aan een school als community waarin leerlingen en docenten van
elkaar leren.