Executieve vaardigheden liggen dus ten grondslag aan studievaardigheden. Zwakke executieve vaardigheden zijn vaak de verborgen oorzaken van studieproblemen.
De onderzoekers Peg Dawson en Richard Guare noemen elf executieve vaardigheden die er samen voor zorgen dat je in staat bent om aan taken te beginnen, ze vol te houden, ze af te maken en er op te reflecteren.
De executieve functies zijn onder te
verdelen in:
1 - respons
inhibitie
2 - werkgeheugen
3 - emotie
regulatie
4 - volgehouden
aandacht
5 - taak
initiatie
6 - planning/priorisering
7 - organisatie
8 - timemanagement
9 - doelgericht
gedrag
10 - flexibiliteit
11 - metacognitie
Respons inhibitie
|
Respons
inhibitie is het vermogen om na te denken voor we iets doen, waardoor we de tijd
krijgen om een situatie te beoordelen en na te gaan hoe ons gedrag deze
beïnvloedt.
Vragen over respons inhibitie:
-
Kan de leerling een confrontatie met leeftijdgenoot uit de weg gaan.
-
Kan de leerling nee zeggen tegen iets leuks als er al andere plannen zijn
gemaakt.
-
Kan de leerling zich in het gezelschap van vrienden onthouden van kwetsende
opmerkingen.
|
Werkgeheugen
|
Werkvermogen
is het vermogen om informatie tijdelijk in de hersenen op te slaan voor een korte
periode en te bewerken.
Vragen over het werkgeheugen:
-
Kan de leerling de opdrachten en regels van verschillende leraren bijhouden.
-
Onthoudt de leerling gebeurtenissen of verantwoordelijkheden die van de norm
afwijken.
-
Onthoudt de leerling instructies bestaande uit verschillende stappen, mits
hij of zij voldoende tijd en oefening krijgt.
|
Emotie regulatie
|
Het
vermogen om emoties te reguleren, om doelen te realiseren,
taken
te voltooien of gedrag te controleren en te sturen.
Vragen over de emotie regulatie:
-
Kan de leerling de reacties van vrienden ‘lezen’en zijn/haar gedrag zo nodig
aanpassen.
-
Kan het accepteren als hij/zij niet krijgt wat hij/zij wil bij
groepsactiviteiten.
-
Kan assertief zijn (vraagt bijvoorbeeld een leraar om hulp, nodigt iemand ten
dans tijdens een schoolfeest).
|
Volgehouden aandacht
|
De
vaardigheid om aandacht te blijven schenken aan een
situatie
of taak ondanks afleiding, vermoeidheid of verveling.
Vragen over het volhouden van de aandacht:
-
Kan de leerling 60-90 minuten achtereen bezig zijn met huiswerk (heeft
misschien 1 of 2 pauzes nodig).
-
Kan familiebijeenkomsten bijwonen zonder over verveling te klagen of
problemen te veroorzaken.
-
Kan huishoudelijke klussen verrichten die 2 uur vergen (heeft misschien pauze
nodig).
|
Taak initiatie
|
De
vermogen om op tijd en efficiënt aan een taak beginnen (geen uitstelgedrag).
Vragen over de taak initiatie:
-
Kan de leerling een huiswerkschema voor de avond opstellen en handhaven,
zonder al teveel uitstel.
-
Kan de leerling op de afgesproken tijd met huishoudelijke klussen beginnen
(bijvoorbeeld meteen na schooltijd; heeft misschien geschreven herinnering
nodig).
-
Kan de leerling een leuke activiteit uitstellen als hij/zij zich herinnert
dat hij/zij heeft beloofd eerst iets anders te doen.
|
Planning/priorisering
|
Het
vermogen om een plan te bedenken, om een doel te bereiken of een taak te
voltooien. Het gaat daarbij ook om het vermogen om
beslissingen
te nemen over waar we onze aandacht op moeten
richten.
Vragen over planning/priorisering:
-
Kan de leerling op internet informatie zoeken voor een schoolopdracht.
-
Kan de leerling plannen maken voor extra curriculaire activiteiten of
zomerwerk.
-
Kan de leerling zonder hulp van volwassenen een lange termijn project
afmaken.
|
Organisatie
|
Het
vermogen om dingen volgens een bepaald systeem te arrangeren of te ordenen.
Vragen over organisatie:
-
Kan de leerling op de vereiste manier aantekeningen bijhouden.
-
Raakt de leerling geen sportmateriaal/persoonlijke dingen (mobiele telefoon)
kwijt.
-
Houdt het bureau waarachter hij/zij het huiswerk maakt redelijk op orde.
|
Timemanagement
|
Het
vermogen om in te schatten hoeveel tijd we hebben, hoe we die kunnen indelen
en hoe we aan tijdslimieten en deadlines kunnen houden. En het besef dat tijd
belangrijk is.
Vragen over timemanagement:
-
Is de leerling meestal voor het slapen klaar met huiswerk.
-
Kan de leerling goed prioriteiten bepalen als de tijd beperkt is (bijv. na
school naar huis gaan om een opdracht te maken i.p.v. te spelen met
vrienden).
-
Kan de leerling een lange termijn project over verschillende dagen
uitspreiden.
|
Doelgericht gedrag
|
Het
vermogen om een doel te formuleren, dat te realiseren en daarbij niet afgeleid
of afgeschrikt te worden door andere
behoeften
of tegengestelde belangen.
Vragen over doelgericht gedrag:
-
Kan de leerling meer inspanning leveren om het resultaat te verbeteren
(bijvoorbeeld studiewijze aanpassen om hogere cijfers te halen).
-
Is de leerling bereid om moeilijke taken te verrichten om geld te verdienen.
-
Is de leerling bereid om zonder aansporing te oefenen om een vaardigheid te
verbeteren.
|
Flexibiliteit
|
Het
vermogen tot aanpassen van je plannen, gedachten en gedrag als de omstandigheden
veranderen.
Vragen over flexibiliteit:
-
Kan de leerling zich aan verschillende leraren, regels en activiteiten
aanpassen.
-
Kan de leerling zich aanpassen als een leeftijdsgenoot zich weinig flexibel
opstelt.
-
Kan de leerling zich aanpassen aan de wensen van een jonger broertje/zusje (bijvoorbeeld
iemand anders een film laten kiezen).
|
Metacognitie
|
Het
vermogen om een stapje terug te doen om jezelf en de situatie te overzien, om
te bekijken hoe je een probleem aanpakt (zelfmonitoring & zelfevaluatie).
Vragen over metacognitie:
-
Kan de leerling zijn/haar eigen prestaties goed evalueren (bijvoorbeeld bij
sportwedstrijden of schoolopdrachten).
-
Kan de leerling de gevolgen van het eigen gedrag voor leeftijdsgenoten
inschatten en dat zo nodig aanpassen (bijvoorbeeld om zich aan een groep aan
te passen om pesterijen te voorkomen).
-
Kan de leerling taken uitvoeren waarvoor abstract redeneren nodig is.
|
De
executieve functies worden ook wel de uitvoerende aandacht genoemd en zijn
onder te verdelen in vier soorten:
- Impulsbeheersing.
- Concentratie.
- Flexibiliteit.
- Prioriteiten
stellen.