woensdag 14 oktober 2020

Twaalf reële les-interventies

Wat zijn effectieve lessen en hoe maak je die? Door bijvoorbeeld de volgende twaalf reële les-interventies te gebruiken:

 

1 - Activeer relevante voorkennis


Activeer relevante voorkennis, fris de essentiële kennis en vaardigheden uit vorige lessen op.

 

Wat je al weet, bepaalt wat en hoe snel je leert. Herhaal op een actieve wijze de voorkennis die de leerling nodig heeft om de nieuwe leerstof te begrijpen. Zo geef je meteen een kapstok om nieuwe leerstof te verbinden aan de eerder geleerde leerstof en richting te geven aan het verdere verloop van je les. Nieuwe informatie onthoud je immers beter wanneer ze kleeft aan voorkennis. Organiseer die nieuwe leerstof ook binnen een abstract, algemeen en omvattend kader.

 

2 - Gestructureerde instructie en kapstokken



Kader de les in een duidelijke structuur en biedt kapstokken. Noem ook het lesdoel.

 

Besteed voldoende tijd aan duidelijke, gestructureerde en uitdagende instructie. Als leerlingen niet begrijpen wat er geleerd moet worden, wordt leren lastig. Afgebakende lesfasen en doelen brengen structuur. Uitdagende doelen en een snel lestempo in een warm leerklimaat motiveren je leerlingen.

 

3 - Gebruik veel voorbeelden.

Gebruik veel voorbeelden.

 

Op het moment dat leerlingen hun eerste stappen zetten in het verwerven van nieuwe kennis of vaardigheden, is het effectief om te werken met voorbeelden. Zo’n voorbeeld kan een uitgeschreven uitwerking van een oefening zijn, de leraar die de nieuwe vaardigheid demonstreert, of concrete voorbeelden bij een abstract begrip. Belangrijk daarbij is om de genomen stappen te verklaren, samen met de achterliggende principes. Stimuleer leerlingen ook om voorbeelden zelf te proberen verklaren en te vergelijken.

 

4 - Combineer woord en beeld

 

Combineer woord en beeld.

 

Leerlingen slaan informatie die zowel via woorden als beelden wordt gepresenteerd, gemakkelijker op dan wanneer alleen maar woorden worden gebruikt. Dit principe is gebaseerd op het feit dat verbale en visuele informatie volgens twee afzonderlijke (maar gelijktijdig werkende) processen in het werkgeheugen verwerkt worden en vervolgens in het langetermijngeheugen geïntegreerd. Dat maakt het leren minder belastend en effectiever.

 

5 - Actief verwerken

Laat leerstof actief verwerken.

 

Productieve strategieën verplichten de leerling om leerstof actief te herkneden. De leerling creëert een nieuw bijproduct, zoals een verklaring, een samenvatting of een schema.

Daardoor onthoudt die meer dan door de leerstof op een meer passieve wijze te ‘consumeren’ door bijvoorbeeld alleen maar te herlezen. Actief verwerken kan individueel maar ook in samenwerking. Belangrijk is om deze strategieën op het juiste moment te gebruiken en om ze ook aan te leren.

 

6 - Check of leerlingen de leerstof begrijpen

Check met vragen of leerlingen de leerstof begrijpen. Zoek werkvormen zodat alle leerlingen actief nadenken.

 

Als je wilt dat je leerlingen leren, is het van groot belang dat leerlingen betrokken blijven.

Leerlingen haken soms af omdat de leerstof bijvoorbeeld te moeilijk is of zij de aangereikte oefeningen te moeilijk of te gemakkelijk vinden. Om dit te voorkomen is het nodig om met grote regelmaat na te gaan of je leerlingen hebben begrepen en onthouden wat je beoogt met je uitleg, opdracht en begeleiding. Dit kan door goede vragen te stellen, opdrachten met voldoende moeilijkheid aan te bieden en activiteiten in te zetten om informatie te verzamelen van de hele klas.

 

7 - Ondersteuning bij moeilijke oefeningen

Geef leerlingen ondersteuning bij moeilijke oefeningen en bouw die geleidelijk af.

 

Leerlingen begeleiden is een belangrijk kenmerk van goed les geven. Wanneer leerlingen opdrachten nog niet zelfstandig aan kunnen, is tijdelijke, individuele en aanpasbare steun van de leraar noodzakelijk. Dat proces wordt ook wel scaffolding genoemd. Naarmate de leerling bekwamer wordt, vermindert de ondersteuning van de leraar.

 

8 - Herhaal regelmatig

Breng leerstof in kleine stappen aan en laat leerlingen oefenen na elke stap. Herhaal regelmatig. Spreid oefenkansen in tijd.

 

Wanneer je met nieuwe leerstof gaat oefenen, werkt het voor het onthouden van de leerstof beter als je de oefeningen spreidt in de tijd over meerdere kortere oefensessies dan als je de leermomenten in één lange oefensessie concentreert.

 

9 - Afwisselen in oefentypes

Wissel af in oefentypes.

 

Tijdens het oefenen is afwisseling vaak aan te raden. Door te variëren in oefeningtypen en leerstofonderdelen kunnen leerlingen leren om verschillende oplossingsstrategieën te gebruiken. Daarnaast doet verandering van spijs ook eten!

 

10 - Toetsen als leer- en oefenstrategie

Gebruik toetsen als leer- en oefenstrategie.

 

We denken vaak na over hoe we leerstof in de hoofden van onze leerlingen kunnen krijgen.

Minstens even belangrijk is om de leerstof ook uit het geheugen te krijgen. Leerlingen laten oefenen om actief informatie op te halen uit hun geheugen versterkt hun geheugen in vergelijking met passievere technieken, zoals herlezen. Leerlingen onthouden daardoor de leerstof beter én langer.

 

 

11 - Feedback



Geef systematisch feedback die leerlingen doet nadenken.

 

Feedback is een van de krachtigste interventies om het leren van leerlingen te bevorderen. Het doel van feedback is om informatie te geven over waar leerlingen staan en ze houvast te geven bij het behalen van de leerdoelen. Het organiseren van effectieve feedback is echter complex. Als de feedback de leerlingen niet aan het denken zet en in actie brengt, is feedback ineffectief. Dan is eerst iets anders nodig.

 

12 - Effectief leren.

Leer je leerlingen hoe ze effectief leren.

 

Als leraar kun je de voorgaande elf bouwstenen gebruiken om je lessen effectiever, efficiënter en aangenamer te maken, maar er zijn ook veel handvatten die leerlingen helpen om zélf hun leren op een efficiënte, effectieve en aangename wijze te organiseren. Leer je leerlingen hoe ze hun eigen leren kunnen plannen, monitoren, evalueren en bijsturen en welke leerstrategieën ze het beste kunnen gebruiken wanneer ze zelfstandig aan het studeren zijn.

 

 

Geen opmerkingen: