dinsdag 6 mei 2014

Onderpresteren

Onderpresteren 
Onderpresteren wil zeggen dat de prestaties (veel) lager liggen dan op grond van de capaciteiten van de leerling verwacht wordt. Er is dus sprake van een discrepantie tussen aanleg en prestatie. Onderpresteren komt voor op alle niveaus. Een gemiddelde leerling die erg zwak presteert is dus ook een onderpresteerder. 



    Hulpvragen 
    Welke hulpvragen kun je stellen om onderpresteerders te herkennen? 

    • Waar herken je ze aan? 
    • Wat zeggen ze? 
    • Hoe ga je nu met ze om? 
    • Welke verwachtingen heb je van ze? Waar blijkt dat uit?
    • Welke gedrag vertonen ze? In de les/ daarbuiten? 
    • Hoe reageren ze op feedback? 
    • Welke emoties neem je waar? 
    • Hoe reageert de omgeving op het leergedrag?
    • Hoe motiveer je ze? 
    • Wat doe je wel, wat beslist niet?
    • Welke oordelen kom je bij jezelf tegen over deze leerlingen?
    • Wanneer neig je tot afhaken of opgeven?


    Positieve kenmerken
    Vaak gaat het alleen over de negatieve kenmerken van onderpresteerders. Maar zij hebben zeker ook positieve kenmerken. Zoals:

    • Ze hebben ongewone interesses en een levendige verbeelding.
    • Ze lezen vaak veel in hun vrije tijd en hebben een grote feitenkennis.
    • Ze komen in een één-op-één-gesprek welbespraakt en intelligent naar voren.
    • Ze begrijpen en onthouden informatie goed als ze geïnteresseerd zijn.
    • Ze zijn gevoelig.
    • Ze hebben een grote ontdekkingsdrang en creativiteit.


    Negatieve kenmerken
    In het algemeen zijn de volgende zaken kenmerkend:

    • Ze leveren weinig inspanning en zijn niet gewend moeite te doen om succes te behalen.
    • Zij hebben geen of weinig doorzettingsvermogen en zelfdiscipline. Ze zijn moeilijk aan het werk te krijgen en vinden het lastig om een taak vol te houden.
    • Ze maken onnodige fouten. Er zit een neerwaartse lijn in hun prestaties.
    • Ze bereiden hun huiswerk niet of nauwelijks voor.
    • Ze hebben slechte leer/werkstrategieën en een hekel aan automatiseren.
    • Ze verzetten zich tegen autoriteit.
    • Ze zijn snel afgeleid en hebben een slechte concentratie. Ze hebben hun aandacht niet bij de les of zijn met andere dingen bezig.
    • Ze wijzen verantwoordelijkheid af en nemen geen verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag.
    • Ze hebben een sterke externe locus of control: ze zoeken de oorzaak van slechte resultaten buiten zichzelf.
    • Ze hebben een negatief zelfbeeld en zelfvertrouwen. Ze zijn zelf ook ontevreden over hun prestaties.



    Soorten onderpresteerders
    Er zijn twee soorten onderpresteerders: relatieve en absolute onderpresteerders. Bij relatief onderpresteren behaalt de leerling lagere scores dan op grond van zijn capaciteiten verwacht mag worden, maar ze liggen nog wel op het klassenniveau. Dit is vaak het geval bij kinderen die niet erg willen opvallen. Het komt vooral voor bij meisjes. Bij absoluut onderpresteren behaalt de leerling resultaten die zelfs onder het klassenniveau liggen. Dit komt vooral voor bij jongens.


    Beeld van leren
    Onderpresteerders hebben een verwrongen idee van wat leren inhoudt. Het beeld van leren hoort te zijn: Iets wat ik nog niet weet of kan, dat ga ik oefenen, zodat ik het daarna (beter) beheers. In de gedachten van onderpresteerders is dit verandert in: Iets wat ik al weet en kan, nog vele malen herhalen, zonder dat het iets toevoegt aan mijn beheersing.
    Oorzaken

    Er kunnen verschillende oorzaken zijn waarom kinderen gaan onderpresteren. Bijvoorbeeld:

    • Een gebrek aan uitdaging, bijvoorbeeld als een leerling lange tijd onder zijn niveau werkt en geen faalervaringen heeft. Dit zorgt voor verveling.
    • Een gebrek aan motivatie. Dit kan het gevolg zijn van te weinig uitdaging in de taken, maar het kan ook aan de leerling zelf of aan de thuisomgeving liggen. Vaak is er sprake van een combinatie.
    • Aanpassingsgedrag. Als een leerling niet wil opvallen tussen zijn leeftijdsgenoten, dan kan onderpresteren als verdedigingsmechanisme ingezet worden, om geen uitzondering te zijn en geaccepteerd te worden door de groep. Ze willen geen jaloezie en proberen daarom onzichtbaar te zijn.
    • Een slechte leer/werkstrategie.
    • Emotionele problemen.



    Gevolgen
    Vaak krijgen onderpresteerders een verkeerd of negatief zelfbeeld. Het kind ervaart dat het niet aan de verwachtingen voldoet. Hij voelt zich een "loser", omdat hij anderen teleurstelt. Ouders, kind en school moeten een actieve rol spelen om dit zelfbeeld te verbeteren. Onderpresteerders kunnen depressief, perfectionistisch of faalangstig worden. Sommigen ontwikkelen angsten en krijgen buikklachten. Ze kunnen in een sociaal isolement terechtkomen.
    Begeleiding op school

    De basis voor de oplossing is een goede relatie met de leerling. Onderpresteerders hebben begeleiding nodig om te leren leren. Verder moet de leerkracht ervoor zorgen dat de leerling merkt:

    • Dat hij/zij er net zo goed mag zijn.
    • Dat het de leerkracht veel kan schelen wat hij/zij doet en hoe.
    • Dat er andere kinderen zijn met wie hij/zij de competentie kan delen en meten.
    • Dat de eigen activiteit aansluit bij wat het kind nog wil en moet leren.


    Als een onderpresteerder helemaal vastgelopen is, kan het zinvol zijn om dit te doorbreken door de leerling tijdelijk uit de klas te halen. Geef de leerling een coach, iemand uit het team. Laat de leerling twee weken kiezen welke vakken hij wil volgen in welke klas, zodat hij weer leerplezier krijgt. Laat de leerling dan langzamerhand teruggaan naar de klas met meer verrijking en ruimte voor eigen onderwerpen.


    Verrijkingstof
    Verrijking voor onderpresteerders kan op de volgende manieren:

    • Leren leren. Dit kan door een studievaardighedentraining en door vreemde talen, zoals Spaans.
    • Leren denken. Dit kan door het aanbieden van denksport en programmeren.
    • Leren leven. Dit kan een sociale vaardighedentraining zijn, maar hier valt ook expressie, muzikale vorming en filosofie onder.
    • Spelletjes, zoals Set, Rush hour, Rubik’s snake en Transposer. Hierbij kunnen de kinderen een strategie ontwikkeling.


    Do’s
    Een aantal tips voor de docent:

    • Leg uit waarom ze iets moeten leren.
    • Probeer hun denkstrategie te koppelen aan een gangbare strategie.
    • Wissel procesfeedback af met productfeedback.
    • Bemoedig de poging en het proces meer dan het resultaat. Als de leerling leert om zich ergens voor in te spannen en door te zetten, dan is er een basis gelegd.
    • Beschrijf bij positieve feedback wat je goed vindt.
    • Leer de leerling fouten durven maken.
    • Wissel veiligheid en ondersteuning af met terughoudendheid en aanmoediging om fouten te maken.
    • Beloon inspanning.
    • Train metacognitieve vaardigheden. Dit verschaft inzicht en werkt indirect.
    • Geef hen aangepaste activiteiten, waarbij ze ook contact hebben met ontwikkelingsgelijken.

    Maar het belangrijkste is preventie. Voorkomen is altijd beter dan genezen.


    Don’ts
    Er zijn ook een aantal dingen die de docent beter niet kan doen.

    • Kijk niet alleen naar het resultaat kijken, maar juist naar het proces.
    • Zeg niet: ‘Wat ben je slim!’. Op het moment dat een poging of taak mislukt, denkt de leerling dan dat hij niet meer slim genoeg is. Het gaat om de inzet.
    • Straffen heeft weinig zin. Onderpresteerders zoeken de oorzaak van de slechte prestaties buiten zichzelf, dus dan heeft straffen niet het gewenste effect.
    • Omkopen. Onderpresteerders hebben de neiging om de beloning te verkleinen en ze vinden vaak wel een goede reden om toch niet aan de slag te gaan. Omkopen doet bovendien geen beroep op de intrinsieke motivatie.

    [ bron: http://wij-leren.nl/artikel-onderpresteren.php ]
    [ bron: http://www.schoolaanzet.nl/fileadmin/contentelementen/school_aan_zet/Training_Groei-mindset_docenten_kleiner.pdf ]