De geografie
bestudeert de aarde als woonplaats van de mens, maar bestudeert ook de mens als
bewoner van de aarde. Het stellen van goede vragen is een voorwaarde voor elk
leerproces. Het stellen en beantwoorden van geografische vragen is de kern van
de geografie. Waar gaat zo’n vraag over, hoe ziet hij eruit?
De volgende
geografische vragen zijn te onderscheiden:
- beschrijvende geografische vragen
- verklarende geografische vragen
- voorspellende geografische vragen
- waarderende geografische vragen
- geografische vragen gericht op keuzes, oplossingen en voorspellingen
Hieronder
volgen enkele voorbeelden.
Beschrijvende geografische
vragen
|
Dat zijn
bijvoorbeeld:
Een
geografische beschrijving bestaat minimaal uit kenmerken van en relaties tussen
verschijnselen en de ruimtelijke of regionale context van verschijnselen.
|
Verklarende geografische vragen
|
Dat zijn
bijvoorbeeld:
Een
geografische verklaring bestaat minimaal uit: een oorzaak, een gevolg, een
verklarend principe en bijzondere ruimtelijke of regionale omstandigheden.
Een
‘verklarend principe’ is een generalisatie van de samenhang tussen oorzaak en
gevolg. Een voorbeeld ter illustratie. Op de vraag 'Waarom zijn er veel
juweliers gevestigd in het stadscentrum?' is het antwoord: 'Daar komen veel
klanten' niet voldoende. Het antwoord moet een generalisatie bevatten over de
aard van de winkel en de daarmee samenhangende kenmerken van de locatie.
Bijvoorbeeld: 'Functies met een hoge drempelwaarde, zoals juwelierszaken,
hebben een grote reikwijdte en hebben daarom een goede bereikbaarheid nodig.
In het stadscentrum wordt daaraan het best tegemoet gekomen.
|
Voorspellende geografische
vragen
|
Dat zijn
bijvoorbeeld:
Een
geografische voorspelling bestaat minimaal uit: een verschijnsel, een
verwachting, een voorspellend principe en een verwijzing naar ruimtelijke /
regionale omstandigheden.
|
Waarderende geografische vragen
|
Dat zijn
bijvoorbeeld:
Een
waardering bestaat uit: een situatiebeschrijving, en eventuele verwijzing
naar gegevens over de situatie, een oordeel, een norm waarop het oordeel is
gebaseerd, (eventueel) een achterliggende waarde die de norm rechtvaardigt,
(eventueel) een voorbehoud ten aanzien van de geldigheid van het oordeel.
|
Geografische vragen gericht op
keuzes, oplossingen en voorspellingen
|
Dat zijn
bijvoorbeeld:
Een
geografische oplossing bestaat minimaal uit: een doelstelling, de
beperkingen, normerende principes (criteria), de mogelijke alternatieven, de
keuze, de oplossing of het ontwerp. Als in een bepaald gebied een bepaalde
functie moet worden gerealiseerd, dan is een omschrijving van dat doel de
eerste stap. Vervolgens gaan we na waar in het gebied deze functie zeker niet
kan komen. Als we de criteria weten waaraan de oplossing moet voldoen, kunnen
we de alternatieven in kaart brengen en tenslotte een verantwoorde keuze
maken.
|
[ bron: Handreiking schoolexamen aardrijkskunde havo/vwo, Henk Ankoné Rob van der Vaar 2007 ]