Uitstelgedrag komt veel voor bij leerlingen. Uitstelgedrag is het uitstellen van taken die men eigenlijk wil of moet doen en waarbij men weet dat het uitstel waarschijnlijk niet goed is en tot moeilijkheden of extra stress zal leiden.
Zoals reeds genoemd komt uitstelgedrag veel voor bij leerlingen. Uitstelgedrag wordt ook wel het studentensyndroom genoemd. Het studentensyndroom refereert aan het feit dat de meeste mensen (en vooral studenten en leerlingen) pas aan een taak beginnen als het opleverpunt van de taak in zicht is. Dit verschijnsel veroorzaakt verspilling van aanwezige tijdsreserves met als gevolg stress en overschrijdingen van de opleverdatum.
In de onderstaande tabel worden voorbeelden van de twee uitersten gegeven.
Uitstellen
|
Niet
uitstellen
|
Ik
ben vaak bezig met dingen die ik al veel eerder had moeten doen.
Ik
begin pas op het laatste nippertje voor een toets te werken.
Als
ik een brief schrijf, zit er nogal wat tijd tussen het schrijven en het op de
bus doen.
Kleine
klusjes laat ik dagen liggen.
Ik
heb de neiging huiswerk uit te stellen.
Ik
moet me gewoonlijk haasten om mijn huiswerk op tijd af te krijgen.
Als
ik weg moet, zijn er op het laatste moment nog dingen te doen.
Zelfs
als ik dringend iets af moet maken, ben ik nog andere dingen aan het doen.
Verjaardagscadeautjes koop ik op het laatste moment
Zelfs
belangrijke dingen koop ik op het laatste moment
Ik
merk dat ik dingen tot morgen uitstel.
|
Als
ik een boek van de bibliotheek uit heb, lever ik het meteen in.
Als
het 's ochtends tijd is om op te staan, kom ik meteen uit bed.
Als
ik iemand moet terugbellen, doe ik dat meteen.
Ik
neem mijn beslissingen zo snel mogelijk.
Ik
ga het liefst vroeg naar een afspraak.
Als
ik een opdracht moet uitvoeren, begin ik er meteen aan.
Ik
heb een huiswerkopdracht eerder klaar dan strikt nodig is.
Alle
dingen die ik me op een dag voorgenomen heb, doe ik ook
Ik
zorg ervoor dat ik alle dingen die ik moet doen overdag klaar heb, zodat ik
's avonds kan uitrusten.
|
Direct bruikbare tips
De meest voor de hand liggende tips zijn:
- Start nu en probeer je je patroon van uitstelgedrag te herkennen, door een logboek bij te houden. Richt je volledige aandacht op je handelen. Het is tijd voor actie. Houd jezelf voor: ‘Ik ga nu direct over tot actie, zonder er eerst uitgebreid over na te denken’. Hiermee voorkom je dat je gaat piekeren en allerlei excuses en uitvluchten gaat verzinnen om het nieuwe gedrag niet toe te hoeven passen.
- Voorkom afleiding. Doe je deur dicht, zet de smartphone uit en zorg voor een opgeruimde werkplek. Dit brengt je genoeg rust om te kunnen focussen.
- Stel jezelf een realistische deadline en hak je project in stukken om deze deadline ook daadwerkelijk te halen.
- Neem een korte pauze, om je weer te kunnen focussen en daarmee uitstelgedrag te voorkomen
- Start met het moeilijkste taak van de dag die je moet volbrengen en volbreng je deze ook. Dan voelt de rest van je taken veel lichter.
In de onderstaande tabel worden voorbeelden van de twee uitersten gegeven.
Uitstelgedrag aanpakken.
Doen
|
Niet doen
|
1. Maak
een duidelijk plan met een overzicht van alle huiswerk activiteiten
2. Bepaal
prioriteiten in je studie en andere activiteiten
3. Bepaal
de hoeveelheid tijd die je hebt en die je nodig hebt. Maak daarna een
realistische tijdsplanning
4. Denk
realistisch na over je eigen prestaties: wat werkt?
5. Bouw
zelfvertrouwen gebaseerd op feiten op; wees tevreden met successen en bouw
erop voort
6. Stel
een tijdstip vast en begin met je taak van dat moment
7. Ga aan
het werk, hoe je je ook daarbij voelt
8. Zie
fouten onder ogen en leer daarvan
9. Doorbreek vermijding en ga aan de slag. Zo leer je dat de spanning afneemt en dat je de studie aan kunt
10. Beloon
jezelf als je op de goede weg bent
|
1. Vage
plannen als 'Ik moet mijn huiswerk maken', of 'Ik zie wel hoe het gaat'.
2.
Onduidelijke en onhaalbare plannen als 'alleen maar studeren' en 'alles
inhalen'
3. Zonder analyse stellen 'Ik heb tijd genoeg' en 'Dat gaat gemakkelijk in deze (korte) tijd'. 4. Prestaties toeschrijven aan geluk, hulp van anderen.
5
Voortdurend twijfelen of je dit wel kunt en bevestiging bij anderen zoeken
6. Morgen
begin ik
7.
Wachten op inspiratie of “zin”
8.
Jezelf verwijten maken als het niet meteen lukt
9.
Vermijden aan de slag te gaan omdat je bang bent te falen
10.
Ontevreden blijven, want 'Ik moet nog zoveel'
|
Hoe kun je uitstelgedrag aanpakken. Stel jezelf dan de volgende vier vragen:
1. Welke activiteit ben je gestart of wil je starten?
2. Wat dacht je toen je begon met uitstellen?
3. Wat voelde je toen je begon met uitstellen?
4. Wat deed je in plaats van je geplande activiteit?
Na zes weken lang een logboek bijhouden, heb je een goed idee van de rode lijn in je eigen uitstelgedrag. Door het registreren van je gewoonten herken je je uitstelgedrag eerder op het moment dat je er last van hebt.
Wat kun je uiteindelijk doen om uitstellen te voorkomen? Analyseer dan een taak die je zonder uitstelgedrag goed hebt afgerond:
1. Beschrijf een productieve activiteit die je effectief hebt afgerond.
2. Wat dacht je toen je startte?
3. Wat voelde je toen je startte?
4. Wat deed je om op schema te blijven?
5. Herhaal dit proces in situaties waarin uitstelgedrag op de loer ligt.
Ben trots op jezelf dat je de geplande activiteit hebt uitgevoerd. Ben trots op jezelf dat je acties hebt ondernomen. Je bent goed bezig en je wilt en kan dit volhouden. Elke keer als je in je oude gewoonte vervalt herhaal je gewoon stap 1 tot en met 4.
1. Welke activiteit ben je gestart of wil je starten?
2. Wat dacht je toen je begon met uitstellen?
3. Wat voelde je toen je begon met uitstellen?
4. Wat deed je in plaats van je geplande activiteit?
Na zes weken lang een logboek bijhouden, heb je een goed idee van de rode lijn in je eigen uitstelgedrag. Door het registreren van je gewoonten herken je je uitstelgedrag eerder op het moment dat je er last van hebt.
Wat kun je uiteindelijk doen om uitstellen te voorkomen? Analyseer dan een taak die je zonder uitstelgedrag goed hebt afgerond:
1. Beschrijf een productieve activiteit die je effectief hebt afgerond.
2. Wat dacht je toen je startte?
3. Wat voelde je toen je startte?
4. Wat deed je om op schema te blijven?
5. Herhaal dit proces in situaties waarin uitstelgedrag op de loer ligt.
Ben trots op jezelf dat je de geplande activiteit hebt uitgevoerd. Ben trots op jezelf dat je acties hebt ondernomen. Je bent goed bezig en je wilt en kan dit volhouden. Elke keer als je in je oude gewoonte vervalt herhaal je gewoon stap 1 tot en met 4.