Met de onderstaande tien hints kun je leerlingen die
moeite hebben om hun eigen gedrag te reguleren leren sturen, remmen en
schakelen. De leerling leert daarbij om een stapje terug te doen om zichzelf en
de situatie te overzien, om te bekijken hoe hij/zij een probleem kan aanpakken.
Benoem wat goed ging
|
Motiveer door te benoemen wat goed ging en door
gerichte feedback te geven. Bijvoorbeeld: Wat goed dat je stopte met jouw
gedrag toen de ander zei dat hij het niet meer leuk vond.
|
Hardop uitspreken
|
Zeg hoe een leerling iets moet aanpakken of moet
onthouden. Doe het voor.
|
Heldere instructie
|
Geef duidelijke instructies en vraag na of de leerling
het ook echt begrepen en onthouden heeft.
|
Zorg voor denktijd
|
Zorg voor voldoende denktijd. Veel leerlingen weten een
antwoord wel als ze er rustig over na mogen denken.
|
Repeteer veel
|
Herhaal instructies en afspraken iedere keer, geef
veranderingen duidelijk aan.
|
Reflecteer op gedrag
|
Door het gedrag te benoemen en de leerling zelf te
laten verwoorden wat goed ging en wat niet, wat zijn gedrag oproept bij de
ander en hoe het de volgende keer anders kan. Reflecteer ook op werkgedrag en
taakaanpak. Hoe komt het dat je deze som helemaal goed uitgerekend hebt, wat
heb je daar zelf voor gedaan?
|
Structureer opdrachten
|
Door leerlingen stap voor stap uit te leggen en de
opdracht in kleinere stukken te verdelen. Structureer ook de lesdag. Het naar
binnenkomen in het klaslokaal en het naar buiten gaan. Door vaste regels en goed
klassenmanagement.
|
Visualiseer afspraken
|
Maak een stappenplan of een dagplanning met pictogrammen
of tekst.
|
Varieer in werkvormen
|
Door soms klassikaal instructie te geven, maar
leerlingen ook in tweetallen of viertallen te laten samenwerken. Door
coöperatieve werkvormen in te zetten worden lessen gevarieerder.
|
Betrek de leerling bij het leren sturen, remmen en
schakelen
|
Betrek de leerling bij het leren sturen, remmen en
schakelen. Leer hem het zelf te doen.
|